Leeuwe, Engelina de (1898-1982)

 
English | Nederlands

LEEUWE, Engelina de, vooral bekend als Enny Mols-de Leeuwe (geb. Amsterdam 27-8-1898 – gest. Utrecht 21-11-1982), actrice. Dochter van Louis de Leeuwe (1874-1939), handelsreiziger, en Rebecca Bamberg (1869-1944). Enny de Leeuwe trouwde (1) op 17-12-1919 in Amsterdam met Jacob van Biene (1890-1950), danser en balletmeester; (2) na echtscheiding (6-5-1925) op 9-2-1928 in Amsterdam met Pierre Jean Mols (1885-1961), acteur en regisseur; (3) op 14-10-1969 in Amsterdam met Paulus Jacobus Maria van Alff (1896-1983), administrateur bij een verzekeringsmaatschappij. Deze huwelijken bleven kinderloos.

Enny de Leeuwe werd geboren als oudste – haar broer Jules (1913-1997) was dertien jaar jonger. In het Amsterdams-joodse gezin speelde geloof geen rol: ‘Mijn joods bloed ben ik me pas bewust geworden, toen Hitler aan de macht kwam’ (Wierenga). Haar vader werkte als vertegenwoordiger, maar het milieu waarin ze opgroeide was vooral artistiek: haar grootvader van moederskant was de befaamde goochelaar David (‘Papa’) Bamberg, en haar oom was de eveneens bekende goochelaar en illusionist ‘Okito’. Zelf stond Enny al op haar vierde op het toneel van de Plantage Schouwburg in Amsterdam om oom ‘Okito’ te assisteren bij een verdwijntruc. Thuis imiteerde zij familieleden, bekenden en schoolvriendinnetjes, en ook greep ze elke gelegenheid aan om te figureren in toneelstukken en (zwijgende) films.

Eerste successen

In 1913 ging Enny naar de Amsterdamse Tooneelschool, maar dat duurde nog geen jaar. Ze werd geschorst omdat ze tegen de schoolregels in had opgetreden in producties van de toenmalige Filmfabriek Hollandia: de titelrol in Silvia Silombra (1913) en eveneens een hoofdrol in Weergevonden (1914). Hierop introduceerde grootvader Bamberg haar bij het grote Amsterdamse gezelschap Het Tooneel van Willem Royaards, waar ze een klein rolletje kreeg in Een midzomernachtdroom. In 1914 ging De Leeuwe spelen bij Colnot & Poons, het huisgezelschap van de Plantage Schouwburg, en korte tijd later bij het cabaretensemble van Jean-Louis Pisuisse, onder de artiestennaam Enny Vanleuw. In 1918 keerde ze terug bij Het Tooneel.

Op haar 21ste trouwde Enny de Leeuwe met de danser en balletmeester Jacques van Biene. Een jaar later – in 1920 – kwam haar doorbraak toen ze de titelrol in de populaire komedie Prulletje van Sybille Martel de Janville moest overnemen van de wegens ziekte verhinderde steractrice Else Mauhs. Ze kreeg veel lof omdat ze haar grote voorbeeld tot in de kleinste details had geïmiteerd. In de jaren die hierop volgden speelde ze kittige meisjes en tragische jonge vrouwen in moderne en klassieke stukken bij verscheidene grote gezelschappen.

Het huwelijk van De Leeuwe met Van Biene was intussen gestrand – in 1925 zouden ze officieel scheiden – en ze was weer bij haar ouders ingetrokken. Bij Het Schouwtooneel ontmoette ze in 1923 de drie jaar oudere acteur Pierre Mols, op wie ze ‘hals over kop verliefd’ werd. Samen richtten ze in 1926 het reizende gezelschap De Vereenigde Schouwspelers op, zonder subsidie en zonder vast theater. Twee jaar later traden zij in het huwelijk. Hun eerste stuk was De rozenkrans, een bewerking van de romantische roman van Florence Barclay, waarin het echtpaar zelf de hoofdrollen vertolkte. Het werd een doorslaand succes: meer dan 1400 keer stonden ze ermee op de planken. Zodra een ander stuk te weinig publiek trok, grepen zij weer terug op De rozenkrans. 

Voor en na de oorlog

Tijdens de Duitse bezetting mocht Mols-de Leeuwe niet meer voor niet-joden optreden. Daarom besloten zij en haar – niet-joodse – echtgenoot in 1941 De Vereenigde Schouwspelers op te heffen. Ze konden voorlopig in hun levensonderhoud voorzien door de decors en kostuums van hun gezelschap te verkopen. Terwijl haar man zich terugtrok uit de toneelwereld, sloot Mols-de Leeuwe zich in het najaar van 1941 aan bij het Joodsch Kleinkunstensemble, een gezelschap van joodse artiesten, die elders niet meer konden werken. Hun voorstellingen vonden uitsluitend voor joods publiek plaats en mochten alleen in het Joodsch Weekblad worden gerecenseerd. Toen de Joodsche Schouwburg (voorheen de Hollandsche Schouwburg) in augustus 1942 werd bestemd als verzamelplaats voor joden die op transport moesten naar Westerbork, hield ook dit op. Als gemengd gehuwde vrouw hoefde Mols-de Leeuwe niet onder te duiken. Nog geregeld werkte ze mee aan clandestiene cabaretvoorstellingen ten huize van de Duits-joodse cabaretier Herbert Nelson in Amsterdam-Zuid. In de oorlog verloor ze 33 familieleden: 9 bij het bombardement op Rotterdam en 24 – onder wie haar moeder – in vernietigings- en concentratiekampen.

Direct na de bevrijding speelde het echtpaar Mols mee in de voorstelling Vrij Volk, in de Amsterdamse Stadsschouwburg opgevoerd door acteurs die zich niet bij de Kultuurkamer hadden aangemeld. Mols-de Leeuwe vond aanvankelijk emplooi bij de hoorspelkern van de Nederlandse radio, tot zij in 1951 door acteur Johan Kaart naar zijn Toneelgezelschap werd gehaald. Hij zag in haar de ideale actrice voor het blijspel De appels van Eva, van Alan Berthall, waarin zij zeven verschillende vrouwentypes te spelen kreeg. Van 1956 tot 1966 was ze verbonden aan de Arnhemse toneelgroep Theater, waarmee ze onder meer optrad in Het dagboek van Anne Frank, Mama San en Eva Bonheur. Ook deed ze in deze jaren vaak mee aan radio- en televisieprogramma’s. Mols-de Leeuwe excelleerde vooral in transformaties en komische typetjes als toiletjuffrouw Truus (‘juffrouw van de retirade’) in het VARA-amusementsprogramma Artiestencafé, op tekst van Annie M.G. Schmidt, eerst op de radio (1958) en daarna op de televisie (1959). Ook speelde ze als mevrouw Blits mee in een aflevering van Ja zuster, nee zuster. 

Laatste rollen

In juni 1961 stierf Pierre Mols tijdens een vakantie in Cannes. Haar verdriet verwerkte Mols-de Leeuwe door des te harder te werken. Een van haar laatste successen was de rol van de moeder ‘Golde’ naast Tevje (Lex Goudsmit) in Anatevka (1966-1968), een rol die ze in alle 585 voorstellingen speelde. Zelf had Mols-de Leeuwe geen kinderen. Tijdens de eerste jaren van hun eigen gezelschap konden zij en Mols zich geen gezinsuitbreiding veroorloven, en ‘toen het later kon, kwamen ze niet’ (Wierenga).

In 1967 werd Enny Mols-de Leeuwe geridderd in de Orde van Oranje-Nassau. Het theater was haar leven. Toch vond zij in 1969, op 71-jarige leeftijd, haar derde man in Paul van Alff, een gepensioneerde administrateur bij een verzekeringsmaatschappij. Een half jaar na hun eerste, toevallige ontmoeting in een restaurant trouwden zij. Voortaan besloot Enny de Leeuwe – zoals zij zich sindsdien weer noemde – minder werk aan te nemen, om haar man ’s avonds niet alleen thuis te laten zitten. Toch stond ze tot na haar tachtigste op de planken. In 1974 kon ze de verleiding niet weerstaan een seizoenlang met Lex Goudsmit op tournee te gaan in de succesrijke komedie De dag dat de paus ontvoerd werd, van João Bethencourt: ‘Als je je hart verpand hebt aan dit vak, is het moeilijk nee zeggen’ (Heyting). Het werd De Leeuwes laatste grote rol, maar ze bleef voordrachten houden. Haar vaste programma omvatte een schilderachtige monoloog van Herman Heijermans en haar sketch als het populair gebleven typetje van de 'juffrouw van de twaletten’. Op 21 november 1982 stierf Enny de Leeuwe onverwacht in haar toenmalige woonplaats Utrecht, 84 jaar oud. Ze is in stilte gecremeerd.

Reputatie

Enny de leeuwe ging er prat op dat ze vrouwen van elke gewenste leeftijd kon spelen, onder meer omdat haar stem jeugdig was gebleven – ze had gezond geleefd en nooit gerookt, was haar verklaring. Later weigerde Mols-de Leeuwe aan interviewers te vertellen hoe oud zij was: ‘Niemand hoeft precies mijn leeftijd te weten. Het is onzakelijk dat te zeggen’ (Lammers). Ze stond bekend om haar verbluffende veelzijdigheid. Ook van het kleinste komische rolletje wist zij een levend mens te maken. Tegenwoordig is ze vooral nog bekend als ‘juffrouw van de retirade’.

 

Naslagwerken

BWN; Coffeng; Honig; Joden in Nederland.

Archivalia

Bijzondere Collecties UvA (TIN): Persdocumentatie betreffende Enny de Leeuwe.

Rollen

Voor een overzicht, zie De Theaterencyclopedie.

Literatuur

  • Lien Heyting, [Interview], NRC Handelsblad, 9-8-1974.
  • Paul Hellmann, [Interview], Algemeen Dagblad, 21-9-1974.
  • Fred Lammers, [Interview], Trouw, 2-2-1976.
  • Gerth van Zanten, [Interview], TeleVizier, 17-9-1977.
  • Hans Wierenga, [Interview], Margriet, 28-10-1977 en 4-11-1977.
  • Simon van Collem, [Interview], TeleVizier, 1-9-1979.

Illustratie

Het instuderen van een nieuwe rol. Collectie Het Leven, 1930 (Nationaal Archief / Spaarnestad Photo).

 

 Auteur: Henk van Gelder

 

laatst gewijzigd: 24/02/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.