© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Saskia Zwiers, Marle, Eva van, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/MarleEva [11/12/2022]
MARLE, Eva van (actief Zwolle, ca. 1650), schilderes van portretten, wier bestaan even onzeker is als haar kunstenaarschap.
Van Eva van Marle ontbreken alle genealogische gegevens. In de genealogie van de Zwolse magistraatsfamilie Van Marle komt zij niet voor. De stamvader van deze familie is Egbert Berents, die in 1637 burger van Zwolle werd. Hij noemde zich ‘van Marle’, naar de buurschap waar hij vandaan kwam. Eva moet van zijn generatie zijn geweest, maar verwantschap is onzeker. In Overijssel komen in de zeventiende eeuw twee buurschappen met die naam voor: bij Vorchten (nu Gelderland) en bij Hellendoorn.
Eva van Marle zou rond 1650 in Zwolle als portretschilderes werkzaam zijn geweest. De aanwijzingen voor haar kunstenaarschap dateren echter uit de negentiende eeuw. Dit maakt haar reputatie als schilderes dubieus.
Kunstenaarschap
De portretten die aan de schilderes Eva van Marle worden toegeschreven, zijn vaak personen die tot hun middel zijn afgebeeld. Soms zijn zij gevat in een ovaal, geschilderd op een rechthoekig paneel. De manier van schilderen is tamelijk vlak. De kleding van de mannen vertoont soms zoveel overeenkomsten dat er sprake lijkt van productiewerk. De afgebeelde personen zijn – afgezien van twee pastoorsportretten – allemaal uit het patriciaat en de adel van Overijssel afkomstig, en inwoners van Zwolle.
De datering van deze aan Eva van Marle toegeschreven werken loopt van 1642 tot 1654. Het oudste gesigneerde portret met de in elkaar geschoven letters EM stelt de Zwolse zilversmid Joost (van) Moerkerken (gest. Zwolle 1649) voor, een zwager van Gerard ter Borch sr., en is gedateerd 1645. De vijf portretten met familiewapens die het Vrouwenhuis van Zwolle bezit, dateren uit 1648. Een zesde is niet gesigneerd en gedateerd, maar is duidelijk van dezelfde hand. Slechts één wapen kon worden geïdentificeerd: een vrouwenportret draagt het wapen Holt, een Zwolse patriciërsfamilie, verwant aan de families Greve en Van Marle. Opmerkelijk zijn de twee portretten van de Zwolse pastoor en provicaris Volquerus Herkinga (1586-1662), geschilderd in 1650. Op het ene portret staat hij in zijn dagelijkse kleding, op het andere zegenend voor het altaar in een rijkgeborduurde kazuifel. Beide schilderijen waren oorspronkelijk in het bezit van de Sint Michaëlsparochie te Zwolle, maar de versie in vol ornaat bevindt zich sinds 1964 in Museum het Catharijneconvent te Utrecht. Het laatste portret van Eva van Marle (gesigneerd en gedateerd) is uit 1652; het stelt waarschijnlijk Nicola Voorne of Voerens voor, de vrouw van de Zwolse gemeensman en kameraar Robert van der Beek. Het bevindt zich samen met een mannenportret uit 1654 in het Stedelijk Museum Kampen.
De schilder EM
De oudste vermelding van Eva van Marle dateert pas van 1875. Op 5 januari van dat jaar legde de directeur van het Zwolse Vrouwenhuis, mr. W.S. van der Gronden, samen met de gouvernante de inboedel van het Vrouwenhuis vast. De zes portretten – waarvan vijf met de letters EM.F. gemerkt – zouden volgens Van der Gronden van de hand zijn van Eva van Marle. De initialen zijn ineengeschoven: de V zit verzonken in de M. De letter F staat voor ‘fecit’ [: heeft gemaakt]. Deze directeur was de kleinzoon van Helena Eva Golts, die in 1745 met Berend van Marle trouwde. Met haar broer en zus behoorde zij tot de drie belangrijkste erfgenamen van Aleida Greve, stichteres van het Vrouwenhuis en amateurschilderes. De naam Eva is dus uit de familie Golts afkomstig en komt voordien in de genealogie Van Marle niet voor. Dit gegeven maakt Van der Grondens toeschrijving twijfelachtig.
In 1882 stuurde Van der Gronden een mannen- en een vrouwenportret van Eva van Marle met drie andere schilderijen in naar de Geschiedkundig-Overijsselsche Tentoonstelling in Zwolle, een tentoonstelling die een glansrijk overzicht moest geven van alle Overijsselse kunstschatten. Op deze tentoonstelling waren ook de Herkinga-portretten te zien, maar hun signatuur ‘EM’ wordt in de catalogus voorzichtig in verband gebracht met de Amsterdamse landschapsschilder Emmanuel Murant (geb. 1622), die in Leeuwarden werkzaam is geweest. Van hem zijn echter geen portretten bekend.
In 1898 waren twee portretten van Eva van Marle uit het Zwolse Vrouwenhuis (een man en een vrouw) te zien op de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid. In het Overijsselse deel van de Voorloopige lijst van monumenten uit 1923 en in het Oudheidkundig Jaarboek uit 1926 wordt achter haar naam nog een vraagteken gezet, maar in 1930 wordt zij opgenomen in deel 24 van het kunstenaarslexicon van Thieme en Becker. Vanaf die tijd lijkt haar reputatie als portretschilderes gevestigd.
In de oude fiches van het Iconografisch Bureau (nu RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis) in Den Haag worden de initialen EM in verband gebracht met de Haagse portretschilder Everard Crynsz. van der Maes (1577-1646/1647) maar tussen hem en deze portretten is geen enkele relatie vast te stellen. Verbeek en Schotman noemen Eva van Marle in 1957 een mogelijke leermeesteres van de Zwolse schilder Hendrick ten Oever, die leefde van 1639 tot 1716. Zij baseren dit op de overeenkomsten met diens vroegste portret van Rabo Herman Schele uit 1657. Aan het einde van de twintigste eeuw leefde de belangstelling voor de schilderes weer op, maar er is geen nieuwe informatie over haar persoon gevonden. Wel wordt een werk weer voorzichtig aangeduid als gemaakt door de ‘monogrammist EM.’
In de lijst uit 1639 van in totaal zes Zwolse schilders – die toen nog vielen onder het goud- en zilversmedengilde – komt de naam Eva van Marle niet voor. Wel wordt er een andere mogelijke EM genoemd: Evert Meertman. Hij is mogelijk dezelfde als de meesterschilder Ever(ard)t Moerman(s) of Moorman, afkomstig uit Antwerpen, die in 1634 met de dochter van een Zwolse goudsmid trouwde en in 1639 het burgerrecht van Zwolle verwierf. Hij werd op 2 april 1659 begraven in de Grote Kerk. Over het werk van deze schilder is niets bekend. Zijn levensverhaal valt echter buiten een vrouwenlexicon…
Naslagwerken
Elck zijn waerom; Lexicon van Noord-Nederlandse schilderessen; Petteys; Thieme; Zwols biografisch woordenboek.
Archivalia
- Vrouwenhuis, Zwolle: archief Stichting het Vrouwenhuis (ongeinventariseerd).
- Collectie Overijssel, locatie Zwolle: Stadsarchief Zwolle, toegang 0700, inv.nr. 1651. Archief Vrouwenhuis, toeg. 1728, inv.nr. 29.
Werken
Portretten van de schilderes EM bevinden zich in musea in Kampen en Utrecht en in particuliere collecties in Nederland (Het Vrouwenhuis van Zwolle) en de Verenigde Staten.
Literatuur
- Catalogus der Geschiedkundig-Overijsselsche tentoonstelling (Zwolle 1882) nr. 1245, 1246, 1621, 1622.
- E.W. Moes, Iconographia Batava, deel 1 (Amsterdam 1897) nr. 3431.
- Catalogus van de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid (Den Haag 1898) nr. 1072.
- Voorloopige lijst der Nederlandsche Monumenten, deel 10 : Overijssel (Den Haag 1923) 163, 166.
- F.A. Hoefer, ‘Aantekeningen omtrent Zwolle’, Oudheidkundig Jaarboek 6 (1926) 64, 75.
- Th. de Vries, Geschiedenis van Zwolle, deel 1 (Zwolle 1941); deel 2 (Zwolle 1961).
- J. Verbeek en J.W. Schotman, Hendrick ten Oever. Een vergeten Overijssels meester in de zeventiende eeuw (Zwolle 1957) 8, 14, 18, 20 .
- J. Verbeek, ‘De beeldende kunst in Overijssel’, in: B.H. Slicher van Bath red., Geschiedenis van Overijssel (Deventer 1970) 338.
- B. Haak, Schilders in de Gouden Eeuw (Zwolle 1984) 401.
- J. ten Hove, Het Vrouwenhuis te Zwolle (Zwolle 1994) 65.
- L. van Dijk en J. Streng, Zwolle in de Gouden Eeuw. Cultuur en schilderkunst (Zwolle 1997) 15, 100, 102.
- L. de Jong, ‘“Mijn vermaak en kroone.” Schilderessen in het Vrouwenhuis in Zwolle’, in: E. Kloek, C. Peters Sengers en E. Thobé red., Vrouwen en kunst in de Republiek (Hilversum 1998) 55-65, 151-152.
- A.E.A.M. Smits, J. Dijkstra en P.P.W.M. Dirkse red., De Schilderijen van Museum het Catharijneconvent (Utrecht z.j. [ca. 2003]) 223 [over Herkinga].
- P. Groenendijk, Beknopt biografisch lexicon van Zuid- en Noord-Nederlandse schilders, graveurs, glasschilders, tapijtwevers etc. van ca. 1350 tot ca. 1720 (Utrecht 2008) 516, 556 [resp. Eva van Marle en monogrammist EM].
- Saskia Zwiers, ‘Het Raadsel EM. Schilder zonder oeuvre of oeuvre zonder schilder’, Zwols Historisch Tijdschrift 1 (2014) 4-12.
Illustraties
- Portret van een vrouw met wapen Holt, 1648 (Collectie Het Vrouwenhuis, Zwolle).
- Portret van pastoor Volquerus Herkinga, 1650 (Collectie Overijssel, coll. Thomas a Kempis-parochie, Zwolle).
Auteur: Saskia Zwiers
laatst gewijzigd: 11/12/2022
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.