Martens, Johanna (ca. 1818-na 1839)

 
English | Nederlands

MARTENS, Johanna (geb. Zutphen ca. 1818 – gest. na 29-12-1839), vrouw in manskleren, soldaat.

Johanna of Jaantje Martens was dienstbode in Amsterdam. Over haar leven weten we niets meer dan wat bekend werd tijdens het in 1839 tegen haar gevoerde proces, uitvoerig beschreven in het Weekblad van het Regt (zitting 7 juni 1839). Zij stond op 21-jarige leeftijd terecht voor het Provinciaal Hof van Holland wegens verscheidene diefstallen, ‘gepaard met vrije romantische bijzonderheden’.

Zij was van 1 november tot 29 december 1838 dienstbode geweest bij F.J. Duvergé, koopman in galanteriewaren te Amsterdam, en was verliefd geworden op een fuselier. Haar meester en ‘hare nabestaanden’ verzetten zich echter hevig tegen haar verkering met deze man, ‘welke bij het 19-jarig meisje een hevige liefde voor zich had doen geboren worden’. Ze had overhaast ontslag genomen, twee weken bij een Amsterdamse tapper gewerkt en was vervolgens in stilte vertrokken – `in mans klederen’ – met achterlating van haar eigen kleding en ‘zo mede haar afgesneden haren’, vast van plan om dienst te nemen in het korps van haar geliefde.

Het avontuur van Jaantje Martens duurde niet lang. In haar achtergelaten kleding ontdekte men pandbewijzen voor verschillende gouden voorwerpen, eigendom van haar oude werkgever Duvergé, die op haar naam waren beleend. Op weg naar Den Haag had ze in Leiden overnacht op een adres waar een schoudermantel werd vermist. Deze werd later in het logement De Kroon in 33 stukken teruggevonden. Ook had ze een schildpadden doosje gestolen, als geschenk voor haar minnaar. Voor al deze misdrijven werd Johanna de dag daarna in Den Haag opgepakt. Ze bekende onmiddellijk.

De verdediger voerde verzachtende omstandigheden aan. Het tegenwerken van de romance door familie en patroon had haar liefde ‘buitensporig’ gemaakt en had haar tot haar misdaden gebracht. Haar veel oudere minnaar had te veel invloed op haar gekregen. Het feit dat ze zich van haar grootste sieraad – haar hoofdhaar – had ontdaan, was volgens de verdediger een duidelijk bewijs van haar wanhoop. Zij werd veroordeeld tot twee jaren ‘correctionele gevangenisstraf’.

Literatuur

  • Weekblad van het Regt 1 (1839) no. 30 [zitting Provinciaal Hof van Holland, 7 juni 1839].
  • Rudolf Dekker en Lotte van de Pol, Vrouwen in mannenkleren. De geschiedenis van een tegendraadse traditie. Europa 1500-1800 (Amsterdam 1989) 162.

Redactie

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 714

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.