© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Els Kloek, Morian, Anna, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Morian [13/01/2014]
MORIAN, Anna (ged. Amsterdam 9-6-1647 – gest. Amsterdam 17-6-1696), gelegenheidsdichteres. Dochter van Jan Morian de Jonge (ca. 1611-1657), handelsagent, en Maria Wickaert (ca. 1617-?). Anna Morian bleef ongehuwd.
Anna Morian heeft de eerste vier jaar van haar leven doorgebracht in Amsterdam, als jongste of één-na-jongste kind van Duitse ouders. Dat kan worden opgemaakt uit de gelegenheidsgedichten die zijn opgenomen in de postuum uitgegeven bundel De dichtkunst van joffrou Anna Morian. Zo schrijft ze in een gedicht op haar eigen verjaardag op de tweede van de zomermaand (juni) 1696 (‘Veldgezang op myn verjaren’) dat ze 42 en 7 jaar geleden aan de Amstel het levenslicht zag en de eerste vier jaar van haar leven heeft doorgebracht aan het IJ (p. 111). Ook staan er in de bundel gelegenheidsgedichten voor haar zusters Lydia en Elisabeth, en voor haar broers A. en P. Uit de Amsterdamse doop- en trouwboeken blijkt inderdaad dat een Jan Moriaen de Jonge uit Neurenburg, 28 jaar oud en wonende op de Koningsgracht, op 13 mei 1639 in Amsterdam in ondertrouw is gegaan met de 22-jarige Maria Wickaert van Frankendaal, wonende aan de Oudezijds Voorburgwal. De namen van de ouders werden in de doopboeken verhaspeld – Moriaen werd Moerryan of Moerjaen, Wickaert werd Wieckeris of Veickerij – maar niettemin zijn er vier kinderen van hen op te sporen, onder wie Anna, de latere dichteres. Lydia – en niet Johan, zoals Van Strien meldt – werd gedoopt op 11 maart 1640, Abraham op 15 februari 1643, Elisabeth op 30 april 1645 en Anna op 9 juni 1647. Alleen de doop van broer 'P' is niet in de Amsterdamse doopboeken te vinden.
Leven en werk
Na vier jaar verhuisde het gezin naar Zwolle, waar de vader zich als ‘factoor’ (handelsagent) vestigde; in mei 1654 verkreeg hij er het burgerrecht (Hartong, 21). Op grond van enkele gedichten van Anna Morian is wel verondersteld dat de Morians in Genemuiden waren neergestreken of een buiten hadden aan het Zwartewater – te letterlijk heeft men haar dichterlijke beschrijvingen van de landstreek genomen waar zij na vier jaar Amstelland was terechtgekomen. Wellicht woonde het gezin aan de Diezerstraat, want daar woonde de oudste zus Lydia toen zij in 1659 in ondertrouw ging met Albert Hanselaar. Er waren connecties met de wereld van geleerdheid: Hendrik Morian, een broer van haar vader, was van 1661 tot zijn dood in 1670 rector van de latijnse school in Zwolle. Wellicht heeft deze oom zich na de dood van Jan Morian in 1657 over diens kinderen ontfermd. Elisabeth en Anna Morian bleven ongetrouwd. In april 1663 deden ze tegelijk belijdenis.
De bundel van Anna Morian bevat behalve gelegenheidsgedichten ook ‘heilige gedichten’ – met veel zielswensen en opwekkingen tot navolging van Christus – en een onvoltooid dichtwerk ‘Bedenkingen over ’t H. Avondmaal’. In de voorrede stelt de bezorger van haar schriftelijke nalatenschap dat vrouwen weliswaar van minder oordeel en verstand zijn dan mannen, maar dat vrouwen het toch ver kunnen brengen in zaken waarbij verbeeldingskracht een rol speelt, zeker wanneer zij niet worden gehinderd door ‘tedere gevoelens en de slommer van de huwelijkse staat’. Ook Morian zelf presenteerde zich als de bescheiden dichteres die moeite had om de ware hoogte van de poëzie te bereiken. Toch moet ze ambitieus zijn geweest: de bezorger van haar werk stelt dat de meeste gedichten door haarzelf voor publicatie gereed waren gemaakt. In een gedicht ter gelegenheid van haar verjaardag, ook opgenomen in de bundel, vergelijkt de bekende predikant-dichter Arnold Moonen haar met Anna Roemersdr. Visscher en Anna Maria van Schurman (Dichtkunst, 164).
De gedichten van Anna Morian zijn vroom van toon, soms ook wat somber, en ze bevatten veel beschrijvingen van de natuur. Uit haar gelegenheidsgedichten valt op te maken dat ze verkeerde in een intellectuele vriendenkring. Arnold Moonen was een goede bekende van haar en op de dood van de coccejaanse predikant Willem Anslaar schreef ze een lijkdicht. Verder was ze bevriend met de domineesdochters Machteld Bossier en Anna Rouze. Laatstgenoemde was getrouwd met de Zwolse stadsgeneesheer Hendrik Visscher, die ook gedichten schreef. Vermoedelijk heeft ze ook in contact gestaan met de bekende predikant-dichter Joannes Vollenhove (Dibbets, 85-86).
In 1672 vluchtten Elisabeth en Anna Morian voor het oorlogsgeweld terug naar Amsterdam. Niet duidelijk is of ze daar tot hun dood zijn gebleven. In ieder geval zijn ze er wel gestorven. In zijn ‘Grafdight op mejuffrouwen Elizabeth en Anna Morians ’, ook opgenomen in de bundel, meldt Moonen dat Anna op 7 juni (oude stijl) 1696 stierf, een week na haar zus, die op 1 juni (oude stijl) stierf, en dat zij beiden in Zwolle zijn begraven.
Reputatie
Anna Morian moet door haar tijdgenoten zijn gewaardeerd, en ook in de achttiende eeuw genoot zij nog enige bekendheid. Zo verwijst Balthazar Huydecoper enkele malen naar haar werk in zijn Vondelaantekeningen (1730). Daarna raakte ze in de vergetelheid. Ze nam tot voor kort slechts een zeer bescheiden plaats in de Nederlandse literatuurgeschiedenis in. De biografische woordenboeken schrijven elkaar (en hun fouten) over, en zo is ze als dichteres uit Genemuiden in de Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde van Kalff terechtgekomen. In 1982 krijgt Genemuiden als stad van literatuur een vermelding in Querido’s letterkundige reisgids van Nederland vanwege Morians werk, met het weinig appreciërende commentaar ‘literatuur, nou ja’ (gecit. Hartong, 1997, 21). Vanaf de jaren 1980 is er meer belangstelling voor deze vergeten dichteres uit Zwolle, al is het speurwerk van Hartong niet doorgedrongen tot de Lauwerkrans, het artikel van Van Strien (1994), het proefschrift van De Jeu en de nieuwe literatuurgeschiedenis Een nieuw vaderland voor de muzen (2008) van Porteman en Smits-Veldt, waar ze nog steeds geldt als een dichteres uit Genemuiden (p. 843). Een gedicht van Anna Morian is door Gerrit Komrij opgenomen in zijn bloemlezing, maar opnieuw zonder de exacte levensjaren, die via Hartong al wel bekend waren. Het is het sonnet ‘Op den inhoud van myn rymwerk’, dat begint met de wel heel bescheiden openingsregel ‘Ziet hier een nedrig werk, niet waard het licht t’aanschouwen’.
Naslagwerken
Van der Aa; Frederik/Van den Branden; Lauwerkrans; Witsen Geysbeek; Zwols biografisch woordenboek.
Archivalia
- Stadsarchief Amsterdam: DTB [otr. ouders 13-5-1639, doop van vier kinderen].
- Historisch Centrum Overijssel, Zwolle: DTB, Trouwboek RBSO 724, p. 106 [otr. Lydia Morian, 9-7-1659]. Kwitanties Grote Kerk, p. 378 [begrafenis Jan Morian, 1-12-1657]. N.H. Lidmatenboek 1, p. 109 [belijdenis Elisabeth en Anna Morian].
Werk
De dichtkunst van joffrou Anna Morian (Amsterdam 1698).
Literatuur
- G.T. Hartong, Overijssel in proza en poëzie. Gelegenheidsgedichten tot 1900 (Borne 1983) III-VIII.
- Ton van Strien, ‘Uit het zwakke vat. De dichtkunst van Anna Morian (1647-1696)’, in: Henk Duits, Arie Jan Gelderblom en Mieke B. Smits-Veldt red., Klinkend boeket. Studies over renaissancesonnetten voor Marijke Spies (Hilversum 1994) 159-163.
- G.T. Hartong, ‘Anna Morian. Een vergeten Zwolse dichteres uit de zeventiende eeuw’, Zwols Historisch Tijdschrift 14 (1997) 20-25.
- Annelies de Jeu, ‘’t Spoor der dichteressen’. Netwerken en publicatiemogelijkheden van schrijvende vrouwen in de Republiek (1600-1750) (Hilversum 2000) 230-232.
- G.R.W. Dibbets, Joannes Vollenhove (1631-1708). Dominee-dichter (Hilversum 2007) 85-86 [over Hendrik Morian].
Illustratie
Titelpagina van De dichtkunst van joffrou Anna Morian, 1698 (UBA).
Auteur: Els Kloek (met dank aan Saskia Zwiers)
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 339
laatst gewijzigd: 13/01/2014
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.