Mundt, Carolina Wilhelmina (1845-1907)

 
English | Nederlands

MUNDT, Carolina Wilhelmina, vooral bekend als Wilhelmina van Hasselt-Mundt (geb. Goléniow, Pruisen (nu Polen) 8-2-1845 – gest. Golf van Tomini, Ned.-Indië 19-5-1907), actief in zending. Dochter van onbekende ouders. Wilhelmina Mundt trouwde (1) met Franz Mosche (1841-1868), zendeling; (2) op 19-5-1869 in Ternate (Molukken) met Johannes Lodewijk van Hasselt (1839-1930), zendeling. Uit huwelijk (1) werd 1 dochter geboren, uit (2) 4 zoons en 1 dochter.

Over de jeugd van Wilhelmina Mundt in Pruisen is niets bekend. Ze trouwde er met Franz Mosche, een jonge zendeling van de Gossnersche Missionsgesellschaft. Deze organisatie had contact met de Utrechtsche Zendingsvereeniging, die in 1859 was begonnen met zendingswerk in het noorden van Nieuw-Guinea. Na haar huwelijk ging Mosche-Mundt met haar man mee naar deze afgelegen regio in de Nederlands-Indische archipel. Ze vestigden zich op het eiland Meos Waar in de Geelvinkbaai (tegenwoordig: Cenderawasihbaai). Daar werd rond 1868 hun dochter Karolina Maria Martha geboren. Nadat haar man in april 1868 was bezweken aan een maagaandoening besloot Wilhelmina Mosche-Mundt als 23-jarige weduwe met haar dochtertje naar Ternate (Molukken) te vertrekken: zij vond dat haar werk als christen nog niet gedaan was. In januari 1869 vertrok ze op uitnodiging van de Duitse zendeling Franz Pape en zijn vrouw naar het eiland Timor, waar ze ging werken op een zendingsschool in Babau.

Een jaar na de dood van Mosche trouwde Wilhelmina Mosche-Mundt met de weduwnaar Johannes Lodewijk van Hasselt, een Nederlandse zendeling in Nieuw-Guinea. Ze zouden vier zoons en een dochter krijgen: Frans Johannes Frederik (Ternate, 1870), Willem Herman Thilo (Mansinam, 1872), Silvia Wilhelmina Elisabeth (Mansinam, 1874), Ernst Cornelis Marinus (Seghwaert, 1876) en Lambertus Willem Johannes (Mansinam, 1882). Op 4 maart 1871 kwam het echtpaar Van Hasselt aan op de zendingspost in Mansinam, een klein eiland in de Dorehbaai.

Zendingsechtgenote

Al het werk dat Wilhelmina van Hasselt-Mundt uitvoerde in Mansinam, stond in het teken van het bekeren van de bevolking aldaar, de Papoea’s. Daarvoor leerde ze hun taal: het Noemfoors. Het gros van haar taken deelde ze met haar echtgenoot; alleen liturgische bezigheden kon zij als vrouw niet overnemen. Om het gebied stap voor stap te bekeren kocht het paar tot slaaf gemaakte, inheemse mensen – vaak kinderen – op. Zo ruilde Wilhelmina van Hasselt-Mundt in 1892 een kind voor een aambeeld. Deze ‘opgekochte’ kinderen en een aantal kinderen uit het dorp werden onderdeel van het ‘pleeggezin’ van Van Hasselt-Mundt en haar man. Ze moesten westerse kleding dragen, hun haar werd geknipt en na de doop kregen ze een christelijke naam. Bij volwassen Papoea’s die werden bekeerd, volgde Van Hasselt-Mundt hetzelfde procedé. Waren de ‘heidenen’ eenmaal geïncorporeerd binnen haar christelijke leefwereld, dan sprak ze over ‘onze’ Papoea’s.

Tijdens haar verblijf in Mansinam werkte Wilhelmina van Hasselt-Mundt met haar echtgenoot aan een Noemfoors-Nederlands/Nederlands-Noemfoors woordenboek dat eerdere zendelingen ooit waren begonnen. Daarnaast leidde ze de zondagsschool, waar ze predikte en de ochtenddienst van haar echtgenoot besprak. Hiervoor vertaalde zij bijbelteksten, schoolboekjes, psalmen en gezangen en schreef ze liederen in het Noemfoors. Ze zette een zangclub op en de naaivereniging ‘Maria Martha’, om plaatselijke vrouwen naar Europees voorbeeld te leren naaien en verstellen.

Wilhelmina van Hasselt-Mundt hield zich ook bezig met het verzorgen van zieken, het verrichten van huishoudelijk werk, het bezoeken van bekeerde Papoea’s en het uitdelen van medicijnen, onder andere aan hen die waren getroffen door een pokkenepidemie. Zelf beschrijft Wilhelmina van Hasselt-Mundt zich in haar brieven naar Nederland, bewaard in het Utrechts Archief, als een ‘huismoeder’.

Verlof en dood

In 1875 ging het gezin met verlof naar Nederland en Duitsland. Van Hasselt-Mundt en haar man kochten een huis in Seghwaert (het huidige Zoetermeer) en kregen er een zoontje (Ernst) dat niet lang leefde. De reis terug naar Nederlands-Indië moest met een zeilschip omdat Wilhelmina van Hasselt-Mundt een longontsteking had opgelopen en een stoomschip te ongezond werd geacht. Oudste zoon Frans bleef in Nederland achter bij een gastgezin. In 1878 waren ze terug op Mansinam, waar ze hun zendingswerk hervatten.

In 1906 ontwikkelde Wilhelmina van Hasselt-Mundt een hartkwaal. Toen haar toestand verergerde, raadde een arts in Ternate haar aan naar Nederland terug te keren. Ze overleed onderweg naar Nederland in 1907 aan boord van de Camphuijs, een boot van de Koninklijke Pakketvaart-Maatschappij.

‘Moeder van Papoewa’

Na haar dood werd Wilhelmina van Hasselt-Mundt begraven op Celebes (Sulawesi). Op haar grafsteen staat te lezen: ‘Moeder van Papoewa’. Haar leven had in het teken gestaan van de verspreiding van het Evangelie. Bovendien fungeerde zij op Mansinam als schakel tussen de zending in Nederlands-Nieuw-Guinea en de Utrechtsche Zendingsvereeniging in Nederland. Wilhelmina van Hasselt-Mundt heeft, afgezien van haar brieven, weinig nagelaten. Het Noemfoors-Nederlands woordenboek waaraan zij jarenlang heeft gewerkt, is onder naam van haar echtgenoot uitgebracht.

Naslagwerken

BLGNP [over haar man en haar zoon].

Archivalia

Het Utrechts Archief, Raad voor de Zending: Rechtsvoorgangers (1102-1), inv. nr. 2200.

Publicatie

Zonder dat haar naam wordt genoemd:

Johannes Lodewijk van Hasselt, Hollandsch-Noefoorsch en Noefoorsch-Hollandsch woordenboek (Utrecht 1876).

Literatuur

  • Berigten van de Utrechtse Zendingsvereeniging, jaargangen 1868, 1869, 1907.
  • F. J. F. van Hasselt, ‘Johannes Lodewijk Van Hasselt’, Zendingstijdschrift De Opwekker. Orgaan van den Ned-Ind. Zendingsbond 75 (januari 1930) nr. 1, 345-355.
  • Freerk C. Kamma, Dit wonderlijke werk. Het probleem van de communicatie tussen Oost en West gebaseerd op de ervaringen in het zendingswerk op Nieuw-Guinea (Irian Jaya) 1855-1972: een socio-missiologische benadering, deel 2 (Oegstgeest 1976).
  • Jan Sihar Aritonang, Karel Adriaan Steenbrink. A history of christianity in Indonesia (Leiden 2008) 304-305.
  • Uwe Hummel, Mansinam: centre of pilgrimage, unity, and polarisation in West Papua, Melanesian Journal of Theology 28 (2012) nr. 1, 47.
  • Iris Busschers, ‘Gendered remembrance. Women in the Dutch calvinist mission and its historiography, 1900-1942’, Trajecta 24 (2015) 285-308.
  • Özden Cosgun, Morgan van den Reydt en Kirsten van Kempen, ‘Wilhelmina van Hasselt-Mundt: Moeder van Papoewa?’, Raffia Magazine (2017)

    [URL https://raffia-magazine.com/2017/06/29/wilhelmina-van-hasselt-mundt-moeder-van-papoewa; geraadpleegd 26-8-2017].
  • Geertje Mak, Huishouden in Nederlands Nieuw-Guinea; Geschiedenis van geslacht op geslacht (Amsterdam 2017).

Illustratie

Wilhelmina van Hasselt-Mundt en Johannes van Hasselt met hun 'huisgemeente', door onbekende fotograaf, 1902.

Auteurs: Özden Coșgun, Kirsten van Kempen en Morgan van den Reydt

laatst gewijzigd: 01/09/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.