Doff, Cornelia Hubertina (1858-1942)

 
English | Nederlands

DOFF, Cornelia Hubertina (geb. Buggenum 27-1-1858 – gest. Brussel, België 14-7-1942), schrijfster. Dochter van Jan Doff (1828-1880), arbeider, en Catharina Pacques (1828-1909), kantwerkster. Neel Doff trouwde (1) op 1-12-1896 in Elsene (Brussel) met Fernand Louis Maximilien Brouez (1860-1900), uitgever; (2) op 4-5-1901 in Elsene met Georges Henri Marie Joseph Serigiers (1858-1930), advocaat. Beide huwelijken bleven kinderloos.

Cornelia (Neel) Doff werd als derde van negen kinderen geboren in een arm gezin – er heerste gebrek aan alles, ook aan voedsel. Haar vader veranderde veel van baan en was vaak werkloos, wat ongetwijfeld aan zijn alcoholisme te wijten was. Eindeloos verhuisde het gezin van de ene naar de andere woning, eerst in en rond Buggenum, maar vanaf juli 1864 in Amsterdam. Al vroeg moest Neel bijdragen aan het gezinsinkomen en de zorg voor haar broertjes en zusjes. Ze was hulpje bij apotheek Brandts, verkocht potten en pannen, was loopmeisje bij een hoedenmaker en werkte bij diverse huizen als meid. Wel ging ze korte tijd naar de Stads Armenschool. Naar eigen zeggen kwam ze als meid in aanraking met het werk van Multatuli, waarvan ze later delen in het Frans zou vertalen. In 1873 werd ze – vijftien jaar oud – door haar moeder en zus overgehaald om zich te prostitueren.

In 1874 verhuisde het gezin Doff naar België, in de hoop daar meer geluk te vinden. Neel vond werk in een Antwerpse fabriek van grondstoffen voor de hoedenmakerij. Een jaar later vertrok ze naar Brussel, waar ze haar geld verdiende als kunstenaarsmodel voor onder anderen James Ensor, Edouard Agneessens, Charles Samuel en Paul de Vigne. Als ‘Emilie’ werkte ze opnieuw in de prostitutie.

In een van de schildersateliers maakte Neel Doff kennis met de uitgever Fernand Brouez, en de twee kregen in 1885 een verhouding. Zij was inmiddels 27, hij twee jaar jonger. Brouez, een sociaal bewogen man uit de betere kringen, stelde haar in staat haar onderwijsachterstand in te halen. Vijf jaar lang betaalde hij haar privélessen Franse grammatica, dictie, geschiedenis, aardrijkskunde, Engels en Duits. Ook liet hij haar cursussen in voordrachtskunst, toneel en zang aan het conservatorium volgen. Het heeft er alle schijn van dat Doff in deze periode een carrière in de podiumkunsten ambieerde. Het liep echter anders. Gestimuleerd door Brouez en al haar nieuw verworven kennis publiceerde Neel Doff in maart 1887 enkele Franse vertalingen van stukken uit het werk van Multatuli (o.a. uit de Minnebrieven). Deze verschenen in La Société Nouvelle, een door Brouez opgericht en uitgegeven tijdschrift. Ze ondertekende met ‘Mlle CD’ (voor ‘Cornelia Doff’).

Doff en Brouez woonden in die jaren niet samen. In 1893 nam Neel de vierjarige Johannes, het kind van haar broer Jan-Hubert, in huis. Het werd een mislukking. Na anderhalf jaar eisten de ouders hun kind terug omdat ze vonden dat hij te veel werd verwend. Ook haar eerste huwelijk werd geen succes: op 1 december 1896 trouwde ze met Brouez, maar enkele maanden later al besloten ze om niet onder één dak te blijven wonen. Brouez overleed op 3 juli 1900; tien maanden later hertrouwde Doff met een goede vriend van haar en Brouez, de advocaat Serigiers. Het paar vestigde zich in Antwerpen.

Schrijverschap

In 1909 koos Neel Doff, ruim vijftig jaar oud, voor een schrijvend bestaan. Om afstand tot haar armoedige Nederlandse jeugd te scheppen zou ze echter uitsluitend in het Frans publiceren. Ze maakte aantekeningen in notitieboekjes en schoolschriften waarbij ze de linkermarge van de bladzijden openliet voor taalkundige verbeteringen van Serigiers. Zo begon ze aan Jours de famine et de détresse, een verslag van haar kinderjaren dat als feuilleton verscheen in La Nouvelle Revue. De afleveringen ondertekende ze met ‘Neel Doff’. Najaar 1911 verscheen het in boekvorm en het had meteen succes: het werd zelfs genomineerd voor de Prix Goncourt. In 1912 verbleef Doff enige tijd in Parijs, waar ze voor het dagblad Comoedia verhalen schreef die zich afspeelden in het prostitutiemilieu en die ze in 1913 bundelde onder de titel Contes farouches.

In Genk (Belgisch Limburg) had het echtpaar Serigiers-Doff een zomerhuis, Les Houx. Daar werkte Neel Doff tussen 1916 en 1918 aan wat haar bekendste boeken zouden worden: Keetje (1919) en Keetje Trottin (1921). Hierin beschrijft ze in verhaalvorm haar jaren als adolescent en jonge vrouw. Ook de boeken die ze hierna nog zou publiceren, zoals de roman Angelinette (1923), zijn geïnspireerd op haar eigen jeugdervaringen.

Al enige jaren voor de dood van Serigiers, in april 1930, leefde Doff gescheiden van haar man: hij woonde in Antwerpen, zij in Brussel, al bleef ze haar zomers doorbrengen in Genk. Juist in het jaar dat Serigiers stierf, kreeg de 72-jarige Doff alom erkenning als schrijfster. Dat jaar verschenen herdrukken van Keetje en Keetje Trottin en wijdde de Courrier Littéraire een dossier geheel aan haar schrijverschap. Ook werd ze genomineerd voor de Nobelprijs voor literatuur. Op 26 juli 1930 werd ze in België benoemd tot officier in de Kroonorde.

Het laatste boek van Doff, Quitter tout cela! suivi de Au jour le jour (1937), is een dagboek over de natuur in Genk. In haar laatste jaren liet de gezondheid het afweten. Op 14 juli 1942 overleed Neel Doff in haar huis in de Brusselse wijk Elsene, waarschijnlijk aan de gevolgen van een nierziekte.

Reputatie

In Frankrijk werd het werk van Neel Doff met veel lof onthaald, maar in België was de pers minder enthousiast. Niettemin werden de Franse Keetje-boeken daar nog in 1999 en 2002 herdrukt. Er zijn vertalingen in het Spaans (1923; 1932), Engels (1930), Russisch (1947) en Duits (1982).

Mogelijk was het realisme van haar boeken debet aan het langdurige gebrek aan belangstelling van Nederlandse kant, vooral omdat het rauwe leven dat Doff beschreef zich voor een belangrijk deel afspeelde in Nederland. Hier kwam Doffs werk, na één vertaling in 1915, pas in de jaren 1970 in de belangstelling. Meulenhoff gaf verscheidene vertalingen uit en in haar geboorteplaats Buggenum werd in 1972 een straat naar haar genoemd. Echt bekend werd ze toen de speelfilm Keetje Tippel (1975) van Paul Verhoeven uitkwam, met in de hoofdrol Monique van de Ven.

In de literatuurgeschiedenis van Nederland is Neel Doff nog altijd een wat omstreden figuur, waarschijnlijk omdat ze in het Frans schreef. Haar naam ontbreekt in vrijwel alle literatuurhistorische en biografische naslagwerken.

Naslagwerken

Belgisch Biografisch Woordenboek; Ter Laan; Lexicon Nederlandstalige auteurs.

Publicaties

Behalve de hierboven genoemde titels publiceerde Neel Doff:

  • L’enfant Jésus en Flandre (1925; 2de dr.) [vert. van F. Timmermans, Het kindeke Jesus in Vlaanderen].
  • Campine (1926) [roman].
  • Elva suivi de Dans nos bruyères (1929).
  • Une fourmi ouvrière (1935) [verhalen].
Zie ook de bibliografie in Pierson-Pierard, 141-143.

Vertalingen van Doffs werk:

  • Dagen van honger en ellende, vert. A. van Gogh-Kaulbach (Amsterdam 1915) [oorspr. Jours de famine et de détresse].
  • Dagen van honger en ellende, vert. Wim Zaal (Amsterdam 1970; herdr. o.a. 1971, 1972, 1984).
  • Keetje Tippel, vert. Wim Zaal (Amsterdam 1972 ; 8ste dr. 1995) [oorspr. Keetje en Keetje Trottin].
  • De avond dat Mina mij meenam, vert. Wim Zaal (Amsterdam 1974) [selectie uit Contes farouches, Angelinette en Une fourmi ouvrière].
  • Afscheid gevolgd door Van dag tot dag 1934-1935 (Amsterdam 1975) [oorspr. Quitter tout cela!].
  • Hongersymfonie, Bulkboek nr. 64 (Utrecht 1977) [selectie uit eerder verschenen vertalingen].
  • Bittere armoede in de Kempen, vert. R. de Jong-Belinfante (Amsterdam 1983) [oorspr. Dans nos bruyères; Je voulais en faire un homme].
  • Uit het leven van Keetje Tippel (Amsterdam 1988) [kleine selectie uit Keetje Tippel].

Literatuur

  • Marianne Pierson-Pierard, Neel Doff par elle-même (Brussel 1964).
  • H.F. Wijnman, ‘De woonplaatsen van Neel Doff te Amsterdam’, Maandblad Amstelodamum 61 (1974) nr. 1, 84-87.
  • Dorothee Verdaasdonk, ‘De Nederlandse speelfilm en de literatuur’, Bzzlletin 138 (1989) 58-69
  • Evelyne Wilwerth, Neel Doff: de biografie (Amsterdam 1992).
  • Evelyne Wilwerth red., Neel Doff 1858-1942 (Brussel 1992) [tentoonstellingscatalogus].
  • Eric Defoort, Neel Doff, leven na Keetje Tippel (Baarn 1993).
  • Elsbeth Etty, ‘Het Amsterdam van Neel Doff’, Ons Amsterdam 45 (1993) nr. 2, 48-52.
  • Stefan Brijs, Villa Keetje Tippel (Amsterdam 2001) [biografie].

Illustratie

Portretfoto door onbekende fotograaf, ca 1870 (Literatuurmuseum, Den Haag).

Auteur: Vera Weterings

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 801

laatst gewijzigd: 21/06/2021

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.