Nevius, Sara (1632-1706)

 
English | Nederlands

NEVIUS, Sara (geb. Zoelen 16-10-1632 gest. Rotterdam 24-1-1706), piëtistisch schrijfster en dichteres. Dochter van Johannes Nevius (gest. 1636), predikant, en Maria Beks. Sara Nevius trouwde (1) op 24-7-1650 in Kampen met Henricus Vege (gest. 1652), predikant; (2) op 29-3-1664 in Utrecht met Wilhelmus à Brakel (1635-1711), predikant. Uit huwelijk (1) werden 2 kinderen geboren, die jong overleden; uit (2) werden 4 dochters en 1 zoon geboren, van wie 1 dochter de volwassen leeftijd bereikte.

Sara Nevius was een van de vijf kinderen van de predikant Johannes Nevius en Maria Beks. Haar ouders waren beiden aan het begin van de zeventiende eeuw uit Duitsland naar de Republiek gevlucht. Haar vader was aanvankelijk predikant in het Betuwse Zoelen en vanaf 1632 in Venlo. Hij overleed toen Sara drie jaar oud was. Een jaar later werd Venlo heroverd door de Spanjaarden en verhuisde het gezin naar Kampen, waar Catharina Beks, de zus van Maria, getrouwd was met de predikant Paulus Leonarts. Maria en haar kinderen trokken bij hen in. Zo groeide Sara Nevius met twee broers haar andere twee broers stierven jong op in de pastorie aan de Oudestraat in Kampen. Later stuurde haar moeder haar naar de Franse school in Amsterdam. Het is onduidelijk wanneer Sara naar Kampen is teruggekeerd, maar zeker is dat ze in 1647 daar weer bij haar moeder woonde. In 1647, dus reeds op haar veertiende, deed ze belijdenis.

Huwelijken

Op zeventienjarige leeftijd trouwde Sara Nevius met Henricus Vege, predikant te Benthuizen (Zuid-Holland). Ze kregen twee kinderen, die op jonge leeftijd kort na elkaar stierven. Door de vroege dood van haar man op 8 september 1652 werd Nevius al op haar negentiende weduwe. Ze keerde terug naar haar moeder, die alleen was achtergebleven in Kampen: haar oom en tante waren overleden en van haar broers was Johannes naar Amerika vertrokken en Matthias predikant geworden in Renswoude.

In 1662 verhuisde Sara Nevius naar Utrecht, het centrum van de Nadere Reformatie. De reden van deze verhuizing is niet bekend, maar vermoedelijk waren het connecties in deze kring die haar daartoe hebben overgehaald. Ze sloot er vriendschap met onder anderen de 25 jaar oudere Anna Maria van Schurman, van wie zij de kunst van het dichten leerde. Haar poëtische bezigheden en haar vroomheid brachten Nevius hoogstwaarschijnlijk ook in contact met haar tweede echtgenoot: Willem à Brakel, leerling van Voetius en predikant in het Friese Exmorra. Het was het idee van Willems vader geweest om de twee aan elkaar te koppelen. Ze trouwden op 29 maart 1664 in het Utrechtse St. Anthoniegasthuis. Sara was 31 en Wilhelmus 29 jaar oud. Later schreef à Brakel in zijn boek Redelijke godsdienst dat hij het vaderlijk advies om te trouwen met Sara Nevius zag als een ‘gift van God, Hij die een ieder volgens zijn wijze besturing bij elkaar bracht’.

Zo verhuisde Sara Nevius in 1664 naar de pastorie in Exmorra. Veel verhuizingen zouden volgen: anderhalf jaar later werd à Brakel beroepen in Stavoren, in 1670 in Harlingen, in 1673 in Leeuwarden en in 1683 in Rotterdam. Sara Nevius en Willem à Brakel kregen vijf kinderen, maar alleen dochter Sulamith (geboren 24-4-1666) bleef in leven. Het echtpaar bad veel om dit enige kind dat overleefde en in het gezinsleven nam haar opvoeding een bijzondere plaats in. Als predikantsvrouw besteedde Sara Nevius ook veel tijd aan het werk in de gemeente van haar man. Ze richtte gezelschappen van meisjes en vrouwen op en onderwees hen, waarschijnlijk voornamelijk in de privésfeer, in de pastorie of bij een van de andere vrouwen thuis.

Werk

Sara Nevius schreef vooral geestelijke meditaties. Naar eigen zeggen was ze daartoe gekomen na een gesprek met ds. Witsius van Leeuwarden over ‘de staat van haar ziel’, waarin hij had gezegd: ‘waarom vraagt gij mij? Vraagt het de Here Jezus zelf’. Dat moet rond 1673 zijn geweest. Sedertdien had zij haar meditaties op schrift gesteld. Daarbij liet ze zich inspireren door spirituele ervaringen en bijbelteksten. Zo heeft zij de geschiedenis van haar leven, haar ontmoetingen, verdorvenheden, worstelingen en vertroostingen uitvoerig en ongekunsteld opgeschreven, met steeds het geloofsleven als centraal aandachtspunt. Haar meditaties waren niet bedoeld voor publicatie. Voor Nevius was schrijven een middel om gevoelens van lusteloosheid en verwardheid te verdrijven, zichzelf moed in te praten en ongepaste gedachten voor zichzelf te houden. Haar man wist dan ook nauwelijks van het bestaan van haar werk, dat ze overigens wel besprak met vrouwen uit de gemeente op de door haar georganiseerde conventikels. Blijkens een overgeleverd afschrift met op rijm gestelde meditaties, getiteld Stichtelijke verzen of meditatiën op rijm, circuleerde een deel van haar werk in handschrift.

Nevius heeft eveneens gelegenheidsgedichten vervaardigd. In 1695 schreef ze een lijkdicht op het overlijden van predikant Jacobus Koelman. Het gedicht is ondertekend met S.N. en wordt aan Sara Nevius toegeschreven. De opwekking voor de lezer is haar bekendste gedicht. Dit gedicht werd in 1700 geplaatst voorin de Logike latreia, dat is Redelijke godsdienst, het handboek van haar man. Een ander gedicht van Nevius is getiteld Geestelijke zielezucht tot de Heere Jezus. Het is een berijming van de brief van Johannes aan de gemeente van Philadelphia (Openbaringen 3, vers 7-12) en bestaat uit vijftien strofen. Dit laatste gedicht werd in 1709 gepubliceerd in Een bundeltje uitgekipte gezangen met reeds eerder gepubliceerde gedichten van andere personen uit de Utrechtse kring.

Matigheid klinkt door in alle geschriften van Nevius: in eten en drinken en in de omgang met anderen. Eigenliefde was ver te zoeken. Ze verlangde ernaar om als nieuw mens met Christus verenigd te worden. Jezus is voor haar de beste leraar. Deze leermeester, met zijn loutere waarheid, zorgt voor de beste vorderingen. Een andere leermeester is dan ook niet nodig.

Dood en postume bekendheid

Rond haar zeventigste ging Nevius lichamelijk en geestelijk achteruit. À Brakel schrijft dat ‘men kon zien dat zij naar huis ging’. In het midden van november 1705 werd zij ziek van een oude kwaal – hij meldt niet welke – en lag ze elf weken te bed. Ze leed aan benauwdheid en kon niet veel meer praten. Op 24 januari 1706 stierf Sara Nevius op 73-jarige leeftijd. Op 29 januari werd ze begraven in de Grote kerk van Rotterdam.

Dankzij de vrouw van een Rotterdamse collega kwam à Brakel op het spoor van het nagelaten werk van zijn vrouw. Kort na Nevius’ dood vroeg deze vriendin of zij nog eens het geschrift mocht inzien dat ze ooit van Sara Nevius had geleend en waarin zij ‘groot behagen’ had gevonden. Ze gaf een omschrijving van formaat en inhoud, en zo vond à Brakel dit werk onder de talloze schriften die zij had nagelaten. Zijn interesse voor haar nagelaten meditaties was gewekt en een jaar na haar dood gaf hij ze op eigen kosten uit bij de Rotterdamse drukker Hermanus Herts, onder de titel Een aandachtig leerling wordende van den Heere Jesus selve geleert sonder hulpe van menschen. À Brakel leidde het werk in met een korte levensgeschiedenis. Hij beschrijft zijn vrouw als iemand die al heel jong opviel door haar schoonheid en verstand: ‘haar lichaam was zeer welgemaakt, ook was zij schoon van gedaante, had een heldere oogopslag en een doordringend aangezicht. Zij bezat een doorluchtig verstand, en was, met hetzelfde bevoorrecht, zeer begerig naar kennis van goddelijke zaken. De Bijbel had zij als opgegeten. Deftigheid straalde door in haar gedrag. Zij sprak weinig, maar nauwkeurig’ (voorrede Een aandachtig leerling).

Als editeur voorzag à Brakel de meditaties van Nevius van interpunctie, een indeling in 48 hoofdstukken en een verantwoording van zijn selectie. De gewone alledaagse dingen had hij voorlopig weggelaten omdat hij ze te uitgebreid of te intiem vond, en deze geschriften zijn verloren gegaan. Hij benadrukt dat de overdenkingen van Sara Nevius haar al mediterende uit de pen zijn gevloeid, zonder gedachten aan een druk: ‘Het Woord Gods was haar enige regel en haar dagelijks voedsel; de kerk haar vermaak; de dienst der getrouwe leraren in het openbaar was bij haar in hoogachting, gelijk dit traktaat genoegzaam toont’ (idem). Tussen 1706 en 1770 verschenen nog minstens zes herdrukken. Het geeft aan hoezeer Nevius’ meditaties binnen het piëtistisch-gereformeerde leven van belang werden geacht. Met de opkomst van de Afscheidingsbeweging rond het midden van de negentiende eeuw ontstond er opnieuw belangstelling en talloze herdrukken volgden. De meest recente heruitgave is van 1987.

In bevindelijke kringen leeft de naam van Sara Nevius nog altijd voort. Zo kende Amersfoort tot voor kort een Sara Neviusschool (voor dienstverlening en gezondheidszorg). In 1988 is deze school met onder andere de à Brakelschool opgegaan in een grotere MBO-scholengemeenschap.

Naslagwerken

Van der Aa; Lauwerkrans; NNBW.

Werk

  • Een aandachtig leerling wordende van den Heere Jesus selve geleert sonder hulpe van menschen, beschreven door Sara Nevius, huysvrouwe van W. à Brakel, bedienaar des Goddelijken Woordts tot Rotterdam, door hem nae haar doodt uitgegeven (Rotterdam 1706).
  • Juffrouw Braekel, Stichtelijke verzen of meditatiën op rijm [afschrift 1694; aanwezig in UB Leiden, Collectie Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde 397].

Literatuur

  • G.D.J. Schotel, Anna Maria van Schurman (Den Bosch 1835) 111, 259.
  • G.D.J. Schotel, Letter- en oudheidkundige avondstonden (Dordrecht 1841) 139-140.
  • F.J. Los, Wilhelmus à Brakel (Leiden 1892).
  • F.A. van Lieburg, ‘Vrouwen uit het gereformeerde piëtisme in Nederland (4): Sara Nevius (1632-1706)’, Documentatieblad Nadere Reformatie 12 (1988) 116-127.
  • W. Fieret en A. Ros, Theodorus à Brakel, Wilhelmus à Brakel en Sara Nevius. (Houten 1988).
  • Mirjam de Baar, ‘Van kerk naar sekte: Sara Nevius, Grietje van Dijk en Anna Maria van Schurman’, De Zeventiende Eeuw 7 (1991) 159-170.
  • M.H. Karels-Meeuse, Samenspraak over het leven van Wilhelmus à Brakel en zijn vrouw Sara Nevius (Utrecht 1997).

Illustratie

Titelpagina van de eerste druk van Een aandachtig leerling.

Auteur: Renske Siemens

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 308

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.