© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Norbert-Jan Nuij, Niemans, Sebilla Alida Johanna, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Niemans [16/05/2017]
NIEMANS, Sebilla Alida Johanna, vooral bekend als Blonde Dolly (geb. Amsterdam 27-9-1927 – gest. Den Haag 31-10-1959), prostituee en zakenvrouw, slachtoffer van geruchtmakende moord. Dochter van Hendricus Johannes Niemans (geb. 1899), schoenmaker, en Sebilla Alida Johanna Streelder (geb. 1900). Sebilla Niemans trouwde op 15-3-1950 in Den Haag met Botto van den Bergh (1904-1989), violist. Dit huwelijk, op 11-9-1957 ontbonden, bleef kinderloos.
Sebilla (Suze) Niemans werd geboren als schoenmakersdochter in Amsterdam-West. Omdat haar chronisch zieke moeder moest worden opgenomen, kwam Sebilla op jonge leeftijd met haar twee jaar oudere broer terecht in kindertehuis Groot Kijkduin in Zandvoort. Hier doorliep Suze de lagere school en de mulo, tot de Duitsers het complex in 1942 vorderden. Met haar broer ging ze terug naar haar vader in Amsterdam, die inmiddels een nieuwe vrouw had met wie ze het slecht kon vinden. Op zoek naar werk en een woning kwam ze als minderjarig meisje terecht in de wereld van prostitutie: via een waarzegster en een Italiaanse zeeman, in werkelijkheid een pooier, kreeg ze woonruimte aangeboden in de Kerkstraat. Na ingrijpen van de politie keerde ze terug naar haar vader en stiefmoeder en volgde een opleiding voor kostuumnaaister.
In 1948 vertrok Suze Niemans naar Den Haag, waar ze een raam huurde in de Doubletstraat (nr. 21) en als zelfstandig prostituee aan de slag ging. Later verhuisde ze naar een kamer in de Scheldestraat (nr. 71). In die tijd kreeg ze vanwege haar donkere haren de bijnaam Donkere Molly, later transformeerde ze tot Blonde Dolly – voor vrienden heette ze Inge. Begin 1950 kocht ze een eigen huisje aan de Nieuwe Haven (nr. 498). Nog in hetzelfde jaar trouwde ze een violist van het Haagse Residentie Orkest, Botto van den Bergh, die ze in het milieu ontmoet had. Ze vergezelde haar man op buitenlandse trips en kwam via hem in contact met klassieke muziek, kunst en ook de modewereld.
Sebilla van den Bergh – zoals Niemans zich nu noemde – werkte korte tijd als mannequin en leek een ander leven begonnen. Na een jaar liep het huwelijk echter al spaak en het werd na een slepende procedure in 1957 ontbonden. Dolly had intussen haar werk als prostituee weer opgepakt, en met succes. In de loop van de jaren ’50 kocht ze meerdere panden in het Haagse Bezuidenhout, die ze verhuurde. Het maakte haar tot een vermogende zakenvrouw van lichte zeden met een mysterieus dubbelleven. Naast haar werk als Blonde Dolly verkeerde Niemans namelijk ook in gegoede kringen. Ze zette zich belangeloos in voor liefdadigheidsinstellingen, trad op als voordrachtkunstenares in Haagse zieken- en bejaardenhuizen en droeg voor uit het werk van Guido Gezelle en De Genestet.
Op 2 november 1959 werd het stoffelijk overschot van Niemans gevonden in haar pandje aan de Nieuwe Haven – waarschijnlijk was ze in de nacht van 30 op 31 oktober gewurgd. De vondst zorgde voor grote beroering in de Haagse rosse buurt. Op de plaats delict vond de politie geen sporen van geweld, wel de dagopbrengst en zakken vol gouden tientjes onder de vloer: roofmoord werd daarom uitgesloten. De tot de verbeelding sprekende details waren voer voor speculaties in de pers. Geruchten gingen over Dolly’s ‘blauwe boekje’ met daarin namen van hooggeplaatste klanten uit de Haagse society en de politiek, die voor hun reputatie moesten vrezen. Harde bewijzen hiervoor, of voor een politieke doofpotaffaire, zijn echter nooit gevonden. Hoofdverdachte was en bleef Gerard V., een persoonlijke bewaker die Dolly had aangetrokken na de roofmoord op prostituee Marietje van Es (31-12-1958), even verderop aan de Nieuwe Haven. Gerard was verliefd op Dolly, maar ze had hem afgewezen. De politie kreeg de aanklacht tegen hem niet rond en de zaak raakte verjaard. In 1977, achttien jaar na de moord op Blonde Dolly, werd politiedossier 1281/1959 officieel gesloten. Haar vermogen – meerdere panden en enkele tonnen aan spaargeld – had Niemans nagelaten aan het Provinciaal Ziekenhuis bij Santpoort, waar haar moeder werd verpleegd, en de kankerbestrijding.
Internationaal trok het verhaal van de raadselachtige moord op de steenrijke Dolly Niemans ook veel aandacht, te meer omdat er opvallende overeenkomsten waren met de geruchtmakende moord op Rosemarie Nitribitt, een andere lichte dame met de allure van een courtisane. Ook in deze Duitse moordzaak uit 1957 werd de dader nooit gepakt en waren er vermeende connecties met politici.
Sebilla Niemans kreeg met Blonde Dolly (1987) een eigen bioscoopfilm. Tomas Ross schreef in 2007 een feuilleton over haar in Den Haag Centraal. Eind 2011 was ze weer even in het nieuws: journalist Casper Postmaa claimde na jarenlang onderzoek de moord te hebben opgelost. Alle aanwijzingen in de vrijgegeven politiedossiers wijzen naar Dolly’s bewaker Gerard, de oude verdachte.
Literatuur
- Michel Dubois, Moord op zwarte Martha (Amsterdam 1962).
- Tomas Ross, Plaats delict (Amsterdam 2005).
- Casper Postmaa, Napels zien... Zes verhalen met een einde (Den Haag 2011) 7-61.
Illustratie
Sebilla Niemans, door onbekende fotograaf, ongedateerd (Nationaal Archief / Collectie Spaarnestad).
Auteur: Norbert-Jan Nuij
laatst gewijzigd: 16/05/2017
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.