Nort, Bertha (1874-1946)

 
English | Nederlands

NORT, Bertha, vooral bekend als Betsy Bakker-Nort (geb. Groningen 8-5-1874 – gest. Utrecht 23-5-1946), feministe, juriste en politica. Dochter van Joseph Isaäc Nort (1826-1880), koopman, en Wilhelmina van der Wijk (1837-1911). Bertha Nort trouwde op 23-3-1904 in Groningen met Gerrid Pieter Bakker (1871-1939), graanhandelaar en publicist. Dit huwelijk bleef kinderloos.

Betsy Nort werd geboren als jongste van vier meisjes in een niet-gelovig joods gezin in Groningen. Haar vader stierf toen zij zes was. Het opgroeien in een vrouwengezin heeft haar blijvend beïnvloed. Later verklaarde ze dat het haar als jong meisje al had getroffen dat haar flinke moeder geen stemrecht had, en ‘elke nog zo domme man’ wel.

Na de middelbare meisjesschool studeerde Betsy Nort Scandinavische talen in Denemarken en Zweden. Met die kennis vertaalde zij tussen 1900 en 1911 een veertigtal Zweedse, Deense en Noorse romans en kinderboeken, zoals bijvoorbeeld De wonderen van den antichrist van Selma Lagerlöf en Twijfel van Amalie Skram. Ook schreef Nort vanaf 1899 over het ‘volksontwikkelingswerk’ en de vrouwenbeweging in deze noordelijke landen, onder meer in het feministische tijdschrift Belang en Recht.

Kiesrechtstrijd

Toen er in 1895 een afdeling van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht (VVVK) in Groningen werd opgericht, was de twintigjarige Betsy Nort er bij. Zij werd een van die vrouwen die in de beginperiode van de feministische kiesrechtstrijd in zaaltjes vol mannen voor opschudding zorgden door Kamerkandidaten op verkiezingstournee lastige vragen te stellen over het burgerschap van vrouwen.

Na haar huwelijk in 1904 met Gerrid Bakker – ook hij was VVVK-lid en samen vertaalden zij enkele boeken – zette Betsy Bakker-Nort haar werk voor de VVVK voort. Zo reisde zij met haar twintig jaar oudere ‘mentor’ Aletta Jacobs door de provincie Groningen om aanhang te verwerven. Tot aan het eind van de kiesrechtstrijd bleef zij een van de leidende vrouwen van de Groningse VVVK-afdeling. Met Aletta Jacobs zou zij politiek en persoonlijk blijven optrekken.

Omdat de kiesrechtstrijd nauwkeurige kennis van wet en recht vereiste, besloot Bakker-Nort rechten te gaan studeren. Ze deed staatsexamen gymnasium en kon in 1908 – op 34-jarige leeftijd – beginnen aan de Rijksuniversiteit te Groningen. Op 11 maart 1912 legde zij het doctoraalexamen af, en op 25 juni 1914 verdedigde ze in Groningen haar proefschrift Schets van de rechtspositie der getrouwde vrouw in Duitschland, Zwitserland, Engeland, Frankrijk en Nederland. Daarin gewaagde zij van een wettelijke huwelijksverhouding tussen ‘een machthebber tegenover de aan zijn wil onderworpen huisgenoot’. Op grond van de ‘aard en werkkring’ van man en vrouw was ze van mening dat eerstgenoemde in het algemeen de leiding over de ‘buitenlandse zaken’ van het gezin zou moeten hebben en laatstgenoemde die over de ‘binnenlandse zaken’. De maritale macht van de man, inclusief de ‘vernederende’ handelingsonbekwaamheid die de vrouw op de dag van haar huwelijk krachtens de huwelijkswetgeving ten deel viel, moest volgens de promovenda echter worden afgeschaft.

Van 1914 tot 1930 oefende Bakker-Nort een advocatenpraktijk uit in Groningen. Intussen kritiseerde zij als ‘huisjuriste’ van de VVVK de rechtsorde in woord en geschrift. In de meeste gevallen richtte zij haar aanvallen op de huwelijkswetgeving. Hartstochtelijk streed zij voor het vrouwenkiesrecht om langs die weg de wetgever te dwingen de huwelijkswetgeving te wijzigen. Nadat het actief kiesrecht voor vrouwen in de toen geldende Kieswet (1919) was vastgelegd en de VVVK met gepaste trots haar naam veranderde in de Nederlandsche Vereeniging van Staatsburgeressen, schreef Bakker-Nort het actierapport voor de toekomst: Hoofdlijnen voor een moderne huwelijkswetgeving (1920). Zij bleef ook bijdragen leveren aan het nieuwe Maandblad van de Nederlandsche Vereeniging van Staatsburgeressen.

Tweede Kamer

Op 26 juli 1922 kreeg Bakker-Nort voor de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) zitting in de Tweede Kamer. Vanaf het begin had zij zich thuis gevoeld in de vrijzinnig-liberaal georiënteerde tak van de vrouwenbeweging. Leden van de VDB als Aletta Jacobs en zij stonden voor een, vaak als ‘radicaal’ betitelde, gelijke-rechtenfeminisme, tegenover een meer gematigde, minder op rechten en politieke pressie gerichte stroming van de vrouwenbeweging. Haar maidenspeech in het parlement hield ze – uiteraard – over de ‘schandalige’ huwelijkswetgeving. De reactie van de toenmalige minister van Justitie, Th. Heemskerk, zette de toon voor de antwoorden die zij achttien jaar lang zou krijgen: van hem waren geen veranderingen te verwachten die het beginsel loslieten dat de man het hoofd van de echtvereniging was.

Tijdens haar achttien jaar durende Kamerlidmaatschap bleef Bakker-Nort een actieve rol spelen in de vrouwenbeweging. Van 1930 tot 1938 was ze vice-presidente van de Vereeniging voor Vrouwenbelangen en Gelijk Staatsburgerschap. In het verenigingsorgaan Vrouw en Gemeenschap spoorde zij vrouwen telkens aan politiek geïnteresseerd te worden en op een vrouw te stemmen. In de loop van de jaren dertig kwam daar de oproep ‘én op een democraat’ bij.

Van 1922 tot 1933 was Bakker-Nort secretaris van de VDB-fractie. Als Kamerlid maakte ze vooral indruk met haar toewijding aan de zaak van gelijke rechten. Zij voerde het woord voor de belangen van beide seksen op het terrein van justitie, onderwijs, arbeid, volksgezondheid en oorlog en marine en probeerde, binnen de smalle marges van de parlementaire politiek, de grote en kleine beloftes van de vrouwenkiesrechtstrijd te verwezenlijken. Ze had het tij niet mee. Zo strandde haar initiatiefwetsvoorstel voor een zogeheten zusterpensioen, dat een inwonende zuster van een weduwnaar die hem tien jaar had verzorgd het recht gaf op het pensioen dat hij naliet, in 1923 in de Eerste Kamer. Met een tweede initiatiefwetsvoorstel stelde Bakker-Nort in 1931 de benoembaarheid van vrouwen tot notaris boven alle wettelijke twijfel. De Memorie van Antwoord van de regering bleef jarenlang uit. Zij trok het uiteindelijk in; in deze tijd van beperkingen van vrouwenarbeid met een beroep op de economische crisis was het kansloos geworden.

Meestal in samenwerking met de vrouwelijke Kamerleden ter linker- en soms met die ter rechterzijde tekende Bakker-Nort protest aan tegen de confessionele arbeidsbeperkende maatregelen en allerlei andere sekseongelijkheden inzake arbeid, belasting- en pensioenzaken en bijvoorbeeld het bericht over ‘misbruik van leidende mannen in inrichtingen van nijverheid ten opzichte van meisjes en vrouwen, werkzaam in hun bedrijf’.

De oorlog

In Den Haag, waarheen het echtpaar Bakker in 1930 was verhuisd, had Betsy opnieuw een advocatenpraktijk. Haar man stierf in 1939. Op 24 juni 1940 kwam er een einde aan haar werk in de Tweede Kamer, toen de bezetter de parlementaire werkzaamheden van Bakker-Nort ‘tot nader order’ opschortte. Samen met een kleine minderheid van negen andere Kamerleden nam zij in januari 1942 ontslag, nadat het college van Secretarissen-Generaal de van hun verplichtingen ontheven leden daartoe de mogelijkheid had geboden met het oog op een pensioen.

Eind december 1942 werd Bakker-Nort gedeporteerd naar het doorgangskamp Westerbork. Vandaar kwam ze in februari 1943 terecht in het voor een groep bevoorrechte joden vooralsnog veilige onderkomen in Barneveld. In april van het daaropvolgende jaar was haar adres weer ‘Lager Westerbork’, van waaruit ze 4 september 1944 naar Theresienstadt in Bohemen werd gedeporteerd. In de tweede helft van juni 1945 was zij een van de vierhonderd Nederlandse gevangenen die door een repatriëringscommissie levend in dit concentratiekamp werden aangetroffen.

In verband met haar ontslagname in 1942 keerde Bakker-Nort na de oorlog niet terug in de Tweede Kamer. In februari 1946 vestigde ze zich in Utrecht. Daar stierf Betsy Bakker-Nort op 23 mei van datzelfde jaar, op 72-jarige leeftijd.

Betekenis

Betsy Bakker-Nort werd op 31 augustus 1930 geridderd in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Ze stond bekend als een ‘toegewijd Kamerlid met een scherp verstand’ (PDC). De eerste vruchten van haar niet-aflatende inzet voor een rechtvaardiger huwelijkswetgeving werden pas tien jaar na haar dood geplukt: in 1956 kwam er een einde aan de handelingsonbekwaamheid van gehuwde vrouwen. En pas 25 jaar na haar dood – in 1970 – werd de bepaling van de man als hoofd van de echtvereniging geschrapt.

Naslagwerken

Atria; BWN; Joden in Nederland; PDC.

Archivalia

Atria, Amsterdam: Persdocumentatie betreffende B. Bakker-Nort (Biografische map 169), alsmede een uitvoerig vragenformulier met door haar ingevulde antwoorden (IAV-archief, inv.nr. 472: B. Bakker-Nort).

Publicaties

Behalve de in de tekst genoemde publicaties, alsmede artikelen in vooral Maandblad van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, Vrouw en Gemeenschap, De Vrijzinnig-Democraat, Sociaal Weekblad en De Opbouw. Democratisch Tijdschrift voor Nederland en Indië publiceerde B. Bakker-Nort verschillende rapporten en brochures over juridische vraagstukken o.a.:

  • Zijn vrouwen benoembaar tot notaris volgens de Nederlandsche wet? Zoo niet, is dan een wetswijziging in deze zin gewenscht? (z.p [Den Haag] z.j. [1917]).
  • De vrouw en de a.s. verkiezingen (Den Haag z.j. [1924]).
  • Praeadvies. Behoud of afschaffing van het beginsel van de maritale macht in onze huwelijkswetgeving (Leiden z.p. [1931]).

Literatuur

  • A. Fekken, ‘Mr. Betsy Bakker-Nort’, De vrouw en haar huis 20 (1925/1926) 408-409.
  • P.J. Oud, [Necrologie], Vrouwenbelangen 11 (1946) nr. 2, 6.
  • N.S. Corry Tendeloo, [Necrologie], Paraat. Weekblad van de Partij van de Arbeid, 14-6-1946.
  • N.S. Corry Tendeloo, ‘De vrijzinnig-democratische vrouwen’, in: C. Pothuis-Smit red., Wat deden de vrouwen met haar kiesrecht? Het algemeen kiesrecht in de practijk, 1919-1940 (Arnhem 1946).
  • Inge de Wilde, 249 vrouwen na Aletta Jacobs. Vrouwelijke gepromoveerden aan de Rijksuniversiteit Groningen, 1879-1987 (Groningen 1987) 29-32.
  • Marianne Braun, ‘Betsy Bakker-Nort (1874-1942 [sic])’, in: Hannelore Schröder red., Intellect kent geen sekse. Grote vrouwen van de 20e eeuw (Kampen 1988) 88-97.
  • Dineke Stam, ‘Staatsburgeressen voor vrouwenbelangen, 1920-1945’, in: M. Borkus e.a., Vrouwenstemmen. 100 jaar vrouwenbelangen, 75 jaar vrouwenkiesrecht (Zutphen 1994) 67-112.
  • Inge de Wilde, ‘Nieuwe deelgenoten in de wetenschap’. Vrouwelijke studenten en docenten aan de Rijksuniversiteit Groningen, 1871-1919 (Assen 1998) 29-32.

Illustratie

Betsy Bakker-Nort, door onbekende fotograaf, 1914 (particuliere collectie).

Auteur: Marianne Braun

laatst gewijzigd: 04/09/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.