Oever, Albarta ten (1772-1854)

 
English | Nederlands

OEVER, Albarta ten (geb. Groningen 17-2-1772 – gest. Groningen 22-1-1854), schilderes en tekenares. Dochter van Albartus ten Oever (gest. 1771), koopman, en Hillechijn Tonkes. Albarta ten Oever trouwde (1) in 1789 in Groningen met Pieter Roelfzema (1745-1826), luitenant van het burgerlijk regiment; (2) op 28-11-1827 in Groningen met Rijndert Berends Bakker (1770-1849), koopman. Beide huwelijken bleven kinderloos.

Albarta ten Oever was het enige kind van Albartus ten Oever en Hillechijn Tonkes. Haar vader overleed vier maanden voor haar geboorte. Haar moeder was een dochter van de burgemeester van Appingedam. Zij hertrouwde in 1773 met de Groningse koopman Pieter Grimminge. Uit dit huwelijk werden meerdere kinderen geboren en zo kreeg Albarta nog drie halfzusjes en een halfbroertje. Het gezin woonde op de Steenstilstraat in Groningen. Toen Albarta zes jaar oud was, kreeg zij een aanzienlijke erfenis van haar grootmoeder Lamina Vos, die onder meer bestond uit een ruim bedrag in contanten, onroerend goed, obligaties, twee grafstenen in de A-kerk, gouden en zilveren sieraden. Tot haar meerderjarigheid zouden haar voogden de erfenis beheren. Albarta kreeg al jong tekenlessen, mogelijk van een van de Groningse schilders Hendrik of Otto Lofvers. Verder was ze leerlinge van de Groningse Academie Minerva.

In 1798 trouwde Albarta ten Oever op 17-jarige leeftijd met de 41-jarige weduwnaar Pieter Roelfzema, die eerder met de Groningse dichteres Anna van der Horst gehuwd was geweest. Roelfzema was ten tijde van zijn tweede huwelijk luitenant van het burgerlijk regiment. Hij was een vooraanstaand burger van Groningen, lid van het stadsbestuur en tussen 1820 en 1824 één van de vier burgemeesters. Het echtpaar woonde in een fraai achttiende-eeuws huis op de Poelestraat. Roelfzema was bovendien een kunstverzamelaar en -handelaar. Samen bracht het echtpaar een collectie van honderden, voornamelijk zeventiende- en achttiende-eeuwse schilderijen bijeen die nationale bekendheid verwierf. Kunstenaars en kunstliefhebbers uit binnen- en buitenland kwamen de collectie bewonderen.

Albarta ten Oever schilderde en tekende zelf voornamelijk Groningse en Drentse (winter)landschappen in de stijl van de zeventiende-eeuwse Salomon van Ruijsdaal en Jan van Goyen. Ook maakte ze kopieën naar schilderijen van bijvoorbeeld Paulus Potter en schilderde ze portretten. Ze werkte zowel in Groningen als in Drenthe, waar het echtpaar het buitenhuis Rustlust in Schipborg bezat. Voor zover bekend heeft ze maar enkele keren geëxposeerd. Van Riesen vermeldt dat haar werk te zien was op een schilderijententoonstelling in het Groningse Stads-Concerthuys in oktober 1788. Dit valt echter niet meer te achterhalen. Wel is bekend dat Ten Oever in 1818 op de tentoonstelling van Levende Meesters in Amsterdam twee Drentse en twee Groningse landschappen exposeerde. In 1841 waren op dezelfde tentoonstelling in Groningen een Gelders en een Zwitsers landschap van haar hand te zien. Albarta ten Oever was lid van het Kunstlievend Genootschap Pictura in Groningen.

In 1826 overleed de echtgenoot van Albarta ten Oever op 81-jarige leeftijd, na een huwelijk van bijna 37 jaar. Hij liet haar al zijn bezittingen na. Een jaar later hertrouwde ze met de koopman Rijndert Berends Bakker. Het echtpaar bleef in de Poelestraat wonen. Ten Oever kreeg aanbiedingen uit Londen en Sint-Petersburg om enkele stukken uit haar kunstverzameling te verkopen. Ook het Koninklijk Kabinet van Schilderijen (het tegenwoordige Mauritshuis) overwoog aankoop van de collectie, die in 1829 werd getaxeerd op 23.000 à 30.000 gulden. Bij een onderzoek naar de echtheid van de schilderijen oordeelde een speciaal daartoe samengestelde commissie van kunstkenners echter, dat veel schilderijen kopieën waren naar zeventiende- en achttiende-eeuwse meesters. Daarom vertegenwoordigde de collectie volgens de toenmalige directeur van het Koninklijk Kabinet niet eens de helft van de eerder gestelde waarde. Aangezien Ten Oever de collectie alleen in haar geheel van de hand wilde doen en de twijfelachtige werken hardnekkig voor originelen hield, zag men van aankoop af.

Na de dood van haar tweede echtgenoot in 1849 bleef Ten Oever samen met haar halfzuster Margaretha in het huis aan de Poelestraat wonen. Daar overleed ze op 22 januari 1854. De kunstverzameling werd in 1863 onder veel belangstelling geveild.

Reputatie

Albarta ten Oever werd tijdens haar leven gezien als ‘een verdienstelijk kunstminnaresse, die zich geheel aan de teken- en schilderkunst’ had gewijd (Van Eijnden en Van der Willigen). In 1942 verscheen een meisjesroman over haar leven, geschreven door Wouter van Riesen en geïllustreerd door Anton Pieck. Daarna werden er nog enkele korte artikelen aan haar en de kunstcollectie Roelfzema-ten Oever gewijd. Zij is in verschillende (kunstenaars)lexica opgenomen als schilderes en tekenares, maar haar werk wordt maar zelden aangetroffen.

Naslagwerken

Van Eijnden en Van der Willigen; Immerzeel; Kramm; Lexicon Noord-Nederlandse kunstenaressen; NNBW; Scheen; Thieme-Becker; Wurzbach.

Archivalia

  • Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: familieadvertenties Ten Oever, Roelfzema.
  • Nationaal Archief, Den Haag: toegang 2.04.01 (Binnenlandse Zaken 1813-1864), inv. nr. 4477, 31-7-1829 N. 22F.
  • Groninger Archieven: DTB, Dopen 151, 164v [Albarta ten Oever]. DTB, Trouwen 185, 276v [Ten Oever en Roelfzema]. BS, Huwelijken 1827, akte nr. 248 [Ten Oever en Bakker]. BS, Overlijden 1854, akte nr. 71 [Ten Oever]. Toegang 1659 (Weeskamer), inv. nr. 32. Toegang 563 (Families Ten Oever, Vos en Meijer), inv. nrs. 9, 14-18.

Werk

Het Groninger Museum bezit een aquarel getiteld ’t Gezicht van de Euvelgrunde op de hoogten. Tevens wordt daar een kinderportretje van Ten Oever uit 1774 bewaard, geschilderd door Luitjen Jacobs van der Werf.

Literatuur

  • Catalogi van tentoonstellingen van Levende Meesters, gehouden in Amsterdam en Groningen in de jaren 1818 en 1841.
  • Catalogus van eene belangrijke verzameling fraaije schilderijen van oude beroemde meesters, (…) herkomstig uit de nalatenschappen (…) van Pieter Roelfsema (…) Alberta ten Oever (…) M.P. Grimmige (z.p. 1863).
  • W. van Riesen, Albarta ten Oever (Nijkerk 1942) [roman].
  • A.T. Vos, ‘Van een Groningsche schilderes en haar kunstverzameling’, Groningse Volksalmanak (1943) 110-131.
  • A.T. Schuitema Meijer, ‘Een vertoef in historisch Schipborg’, Nieuwe Drentse Volksalmanak 82 (1964) 109-146.
  • J. de Haan, ‘Hier ziet men uit paleizen’. Het Groninger interieur in de zeventiende en achttiende eeuw (Assen 2005) 372, 496.

Illustratie

Portret in pastel, vermoedelijk door Albarta ten Oever zelf getekend. Uit: Nieuwe Drentse Volksalmanak.

Auteur: Hanna Klarenbeek

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.