Prins, Sonja (1912-2009)

 
English | Nederlands

PRINS, Sonja, ook bekend onder het pseudoniem Wanda Koopman (geb. Haarlem 14-8-1912 – gest. Breda 15-1-2009), dichteres. Dochter van Adriaan Pieter Prins (1884-1958), journalist en schrijver, en Ina Elisa Willekes MacDonald (1886-1979), advocate en onderwijsvernieuwster. Sonja Prins trouwde op 3-1-1934 in Rotterdam met Piet Evert Jansen Schoonhoven (1906-1975), stuurman. Uit dit huwelijk (ontbonden in 1939) werd 1 dochter geboren; uit een eerdere relatie 2 zoons.

Sonja Prins werd geboren als de oudste van twee in een intellectueel en kunstzinnig gezin – na haar kwam broer Arnolf. Haar ouders waren idealisten en vrijdenkers. De moeder, die bekendheid kreeg als medeoprichter van het Montessorionderwijs, zorgde voor het gezinsinkomen, ook toen vader Apie tussen 1920 en 1925 op zoek naar werk en avontuur het gezin op sleeptouw nam naar Zwitserland, Canada en Californië.

Front

Sonja was dertien jaar toen ze terugkeerden naar Nederland – het gezin ging wonen in Bilthoven. Ze was een ouwelijk kind dat gedichten schreef en een forse schoolachterstand verbloemde met een overdaad aan kennis van internationale kunst en literatuur. Sonja kreeg bijles van Kees Boeke en werd toegelaten op het Baarnsch Lyceum, maar de school was haar een kwelling. Op haar zeventiende vertrok ze naar Amsterdam, waar ze in 1929 met de studietoelage van een oom en een legaat van haar grootmoeder het avant-gardistisch literaire tijdschrift Front oprichtte. Na vier nummers was het geld op, maar het blad werd opgemerkt dankzij bijdragen van buitenlandse schrijvers als Kay Boyle, Paul Bowles en Ezra Pound. Geen van hen vermoedden dat achter contactpersoon S. Prins een toen achttienjarig meisje schuilging.

Sonja Prins sloot zich aan bij de communistische partij, voerde actie tegen sociale misstanden, colporteerde met De Tribune. Haar communistische vrienden hadden geen weet van haar literaire aspiraties. Familievriend en dichter Victor van Vriesland zette haar aan tot het uitbrengen van de bundel Proeve in Strategie (1933), die ze publiceerde onder pseudoniem Wanda Koopman. In zijn inleiding bij de bundel sprak de dichter Marsman over een sterk en oorspronkelijk talent, dat het ‘niveau van de jongste poëzie in ons land ver overstijgt’.

Ravensbrück

Na haar poëziedebuut werd Sonja Prins verliefd op Fokke Scholten, derde machinist en in haar ogen een echte arbeider. Toen hij ervan werd beschuldigd een greep in de kas van de partijafdeling te hebben gedaan, dwong de partij Sonja de relatie te verbreken op straffe van royement, ook al was ze zwanger. Stuurman Piet Jansen Schoonhoven was van onbesproken gedrag. Op verzoek van haar moeder trouwde hij met Sonja kort voordat hij aanmonsterde voor Hongkong. Na de tweeling Joris en Michiel (3-7-1934, geboren uit haar verbroken relatie) volgde in 1939 dochter Lissa, die wel door Piet was verwekt, vlak voordat hij vertrok naar de Spaanse Burgeroorlog. Hij keerde getraumatiseerd terug en het huwelijk werd in 1939 ontbonden.

Na het bombardement op Rotterdam in 1940 nam Sonja Prins in Bilthoven haar moeder in huis. Ze werkte kort in een wasserij en vond toen goedbetaald werk als directiesecretaresse bij staalfabriek Demka in Zuylen bij Utrecht. De CPN wist haar te overreden de illegale partijkrant De Vonk te stencilen en te verspreiden. In november 1942 werd ze opgepakt, maar op het politiebureau bleek dat het de Duitsers eigenlijk ging om haar moeder, een bekende communiste. Toen haar moeder vanwege haar epilepsie na zes weken werd vrijgelaten, werd Sonja Prins als politieke gevangene gedeporteerd naar het vrouwenkamp Ravensbrück. Ze werd er te werk gesteld in buitencommando’s, waar ze zwaar werk moest doen. Prins schreef een eigen versie van Shakespeares Midzomernachtsdroom, die de vrouwen met veel succes voor de Duitsers in Ravensbrück opvoerden, ondanks de nauwelijks verholen verwijzingen naar hun strijd tegen het fascisme.

Toen na de strenge winter van 1944 de Russen in aantocht waren, wist Prins met twintig andere vrouwen te ontsnappen uit de dodenmars van de SS en aansluiting te vinden bij Nederlandse militairen. In juni keerde ze terug in Nederland. Het viel haar moeilijk zich weer te voegen bij haar gezin, dat de Hongerwinter aan den lijve had meegemaakt. ‘Ik ben geen moeder meer’, schreef ze in het gedicht Weer een winter in (1944). Ravensbrück was hierna nooit ver weg in haar oeuvre: ze wijdde er vele gedichten en verhalen aan. Haar roman De groene jas (1949) gaat opmerkelijk genoeg over het kampleven van de Duitse kampleiders. De gevangenen spelen een rol op de achtergrond als een aan elkaar solidaire en krachtige groep.

CPN en boshut

Met haar kinderen verhuisde Sonja Prins naar Amsterdam. In 1948 werd ze de secretaresse van CPN-leider Paul de Groot en een jaar later begon ze als redacteur bij het CPN-maandblad Politiek en Cultuur, waarin ze opnieuw eigen gedichten publiceerde. Ze viel op in de literaire wereld en werd een Vijftiger genoemd, een tweede Lucebert zelfs, maar dat was tegen haar zin. ‘Ik ben even experimenteel als een ijsschots’, begint een gedicht uit de bundel Nieuwe proeve van strategie (1957), waarmee ze tegengas gaf.

Geschokt reageerde Sonja Prins op de onthulling in 1956 van het bestaan van de kampen in de Siberische goelag en de misdaden van Stalin. Haar CPN-partijgenoten verweten haar gebrek aan loyaliteit. Het definitieve breekpunt kwam met de inval van de Sovjet-Unie in Budapest in datzelfde jaar. Ze keerde de partij de rug toe. Ze verloor tegelijk met de CPN-familie ook de schrijversvrienden van de PEN, die communisten als ‘onzuivere elementen’ in de ban deed.

Toen Sonja Prins opnieuw op zoek ging naar betaald werk, merkte ze voor het eerst dat de Binnenlandse Veiligheidsdienst toekomstige werkgevers waarschuwde vanwege haar communistische verleden. Ze rolde van het ene slecht betaalde baantje in het andere, totdat ze in 1970 een oorlogspensioen kreeg van de Stichting ’40-’45. Ze was toen 58 jaar oud; haar zoons waren de deur uit, haar dochter Lissa maakte na eerdere zelfmoordpogingen in 1975 definitief een einde aan haar leven. Prins trok zich daarop terug in ‘de Boshut’, een vakantiehuisje in de bossen van Baarle-Nassau. Ze bleef gedichten schrijven en ordende haar literaire nalatenschap. Sonja prins stierf op 15 januari 2009 in een verzorgingshuis in Breda, waar ze enkele weken daarvoor was opgenomen. In 2009 verscheen een biografie over haar: De eeuw van Sonja Prins bij uitgeverij Prometheus. Uitgeverij De Papieren Tijger in Breda heeft tussen 2009 en 2014 haar verzameld werk in zes delen uitgegeven.

Betekenis

Naar aanleiding van haar debuut in 1933 noemde Marsman Sonja Prins een sterk en oorspronkelijk talent. Ook na de oorlog bleef ze de eigenzinnige dichteres die haar gedachten vaak lukraak aan het papier toevertrouwde. Vanwege de felheid en de eenvoud van haar woorden wordt ze gezien als een van de Vijftigers, al was er in die omgeving weinig oog voor het talent van vrouwen. Sonja Prins leeft voort in De Boshut, het huis in Baarle-Nassau dat na haar dood een werkplek blijft voor creatief talent.

Naslagwerken

JMNL 2011.

Archivalia

Letterkundig Museum, Den Haag: niet nader gecatagoliseerde collectie uit de nalatenschap van Sonja Prins.

Publicaties

  • Proeve in strategie (Rotterdam 1933).
  • De groene jas (Amsterdam 1949).
  • Nawoord in: Trude Benedict, Herinneringen van een mijnwerkersvrouw (Amsterdam 1950).
  • Brood en rozen (Amsterdam 1953).
  • Nieuwe proeve van strategie (Amsterdam 1957).
  • Het erf van Odussuis (z.p. 1973).
  • Brieven aan mijn zuster, 4 delen (Baarle-Nassau 1979).
  • Rondom de Boshut – vier seizoenen (Baarle-Nassau 1981).
  • Tijdgedichten (Den Bosch 1982).
  • Ravensbrück, geen eind- maar een beginpunt (Den Bosch 1985).
  • Het huis waarin ik woon (Amsterdam 1990).
  • [met Michiel Jansen Schoonhoven], Ademhuis (Amsterdam 2005).
  • Het boek van de cineast (Breda 2006).
  • Weegschaal der Aarde (Breda 2009-2014) [verzameld werk].

Literatuur

Lidy Nicolasen, De eeuw van Sonja Prins (Amsterdam 2009).

Illustratie

Sonja Prins, voor haar boshut bij  Baarle Nassau, door Daniël Koning, 1980 (Literatuurmuseum, Den Haag).

Auteur: Lidy Nicolasen

laatst gewijzigd: 01/11/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.