© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Lex Lammen, Rafalowicz, Johanna, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Rafalowicz [13/09/2016]
RAFALOWICZ, Johanna, ook bekend als Annetje de Paauw maar vooral als Ann Burton (geb. Amsterdam 4-3-1933 – gest. Amsterdam 29-11-1989), jazz-zangeres. Dochter van Sura Ryfka Rafalowicz (1902-1967), en onbekende vader. Johanna Rafalowicz trouwde op 6-12-1962 met Willem Hendrik Cornelis van Deutekom (1927-1998), personeelschef. Dit huwelijk, dat op 25-10-1965 werd ontbonden, bleef kinderloos.
Johanna (Ansje) Rafalowicz was het oudste kind van een joodse immigrante uit Polen die rond 1930 naar Amsterdam was gekomen en daar ongehuwd zwanger was geworden. Drie jaar later – in 1936 – trouwde haar moeder met de joodse diamantbewerker Jacob de Paauw (1894-1972). In de jaren daarop werden een halfbroertje en twee halfzusjes geboren: Salomon (1936), Mirjam Roosje (1938) en Bertha Judith (1942-1943). Kort na de geboorte van Mirjam kreeg de vijfjarige Ansje formeel de achternaam De Paauw (KB van 16-7-1938).
Via het verzet zat Ansje in de oorlogsjaren ondergedoken bij een jong katholiek echtpaar in Limburg, gescheiden van haar moeder en stiefvader. In Gulpen maakte ze in 1944 de bevrijding mee. Intussen waren haar moeder en stiefvader in juni 1943 afgevoerd naar Westerbork en eind januari 1944 op transport gezet, vermoedelijk naar Auschwitz. Beiden overleefden het kamp. Ansje heeft nooit over de oorlog en de moeilijkheden erna willen spreken, maar een gezinsleven bleek na de bevrijding niet mogelijk. Ze zat een tijd in een joods tehuis, de ouders werden uit de ouderlijke macht ontzet en Ansje kwam onder voogdij te staan. Naar eigen zeggen was zij een lastig kind, dat met behulp van privé-lessen haar leerachterstand moest zien in te halen.
Ann Burton
Aanvankelijk zou Ansje de Paauw kapster worden, maar nadat zij in 1954 meerderjarig was geworden, kon ze zich gaan toeleggen op zingen, haar grote liefhebberij. Echte zangles heeft zij nooit gehad. De grote vedetten van het Amerikaanse lied uit de jaren vijftig – Doris Day, Jo Stafford en Rosemary Clooney – waren haar eerste voorbeelden, spoedig aangevuld met jazzvocalisten als Ella Fitzgerald en Sarah Vaughan. Via de pianist en orkestleider Johnny Millston (J. Meulensteen) kwam De Paauw in 1955 in het amusementsvak. Om als zangeres verder te komen nam zij de internationaal klinkende artiestennaam ‘Ann Burton’ aan, naar de door haar bewonderde Britse acteur Richard Burton. De naam De Paauw zou zij nooit meer gebruiken en jaren later zou ze regelen dat ze formeel haar meisjesnaam terugkreeg (KB van 12-11-1971). Bassist en orkestleider Ted Powder (Theo Kruijt) was in 1956/1957 Ann Burtons volgende werkgever. Met zijn ensemble trad zij op in Amerikaanse militaire clubs in West-Duitsland. Daar leerde zij ook haar uitspraak van de Amerikaanse songs verbeteren. Bassist Eddie de Haas – later Eddie O’Hare – raadde haar de platen van Billie Holiday aan en zich volledig te richten op de jazz.
In het zomerseizoen van 1958 zong Ann Burton met het pas gevormde kwartet van Pia Beck in Scheveningen. In 1960 volgden engagementen in Marokko en Spanje, onder andere met saxofonist Piet Noordijk. Tijdens een tournee met Duitse collega’s in Noord-Afrika kwam het tot een botsing. Hun anti-joodse opmerkingen waren voor Burton reden om de samenwerking onmiddellijk te beëindigen. Terug in Nederland trad ze weer op in Scheveningen, waar ze een romance kreeg met Willem van Deutekom, personeelschef en een trouwe fan. Ze trouwden in 1962 en betrokken een ‘piepklein woninkje met een heel regiment katten’. Binnen drie jaar ging het paar weer uit elkaar. In haar Haagse jaren (1962-1968) maakte Ann Burton voor het Decca-label haar eerste plaat: een EP-tje – uitgebreide single – met vier songs, begeleid door het trio van Frans Elsen en strijkers. Met het trio van Louis van Dijk maakte ze in de zomer van 1967 de langspeelplaat Blue Burton (Artone), in 1969 gevolgd door Ballads and Burton. Voor Blue Burton kreeg ze in maart 1969 een Edison. Daarmee leek Burton eindelijk erkenning te krijgen als de jazzy zangeres die zich onderscheidde met haar gedragen ‘ballads’ en haar dictie.
Succes en zakelijke belangen
Aan het einde van de jaren zestig was Ann Burton – inmiddels weer woonachtig in Amsterdam – korte tijd betrokken bij protestacties tegen de bestaande subsidieverdeling. Maar voor actie voeren had ze weinig talent, evenmin als voor zakendoen. De ene keer stond zij voor een gering bedrag tussen veel beter betaalde collega’s, de andere keer liep ze opdrachten mis omdat ze een te hoge prijs vroeg. Toch was Ann Burton uitgegroeid tot een zangeres van naam. In 1970 werd ze door het blad Jazzwereld verkozen tot ‘zangeres van het jaar’. Gerenommeerde artiesten wilden met haar samenwerken, onder wie Boudewijn de Groot en Ramses Shaffy.
In 1973 ging Ann Burton op tournee door Japan. Het werd een doorslaand succes, en nog drie tournees volgden. Japanse zangeressen begonnen haar zelfs na te bootsen. Ann Burton zei zich in dat land op haar gemak te voelen. Haar geringe lengte (1,50 meter), die haar in Europa vaak vergelijkingen met Edith Piaf bezorgde, speelde in Japan geen rol en bovendien ‘kon je daar als je geen Japans sprak, niet horen of er over je geroddeld werd’ (Dull, 1974). Zakelijk gezien vielen de Japanse tournees nogal tegen. Van de drie langspeelplaten die Burton daar met Japanse musici opnam en die zij er tijdens haar tournees in de winkels zag liggen, ontving zij vrijwel geen revenuen. Van meer betekenis was het contact dat Ann Burton in Japan legde met de Amerikaanse zangeres Helen Merrill. Deze had in New York een eigen productiemaatschappij en nodigde Burton uit. Hun samenwerking leidde tot enkele langspeelplaten, met bekende Amerikaanse muzikanten als begeleiders. Een van deze producties, New York State of Mind, leverde Burton haar tweede Edison op.
De moeizame contacten met Nederlandse organisatoren brachten Burton er eindelijk toe haar zakelijke belangen aan een manager toe te vertrouwen. Deze adviseerde Burton meer beweging in haar nogal statische presentatie op het podium te brengen, zodat het geheel levendiger zou worden. Geslaagde optredens met de Amerikaanse zanger Mark Murphy en met zangeres en pianiste Blossom Dearie in 1988 waren het resultaat van deze meer cabaretachtige aanpak. In het midden van de jaren tachtig was zij ook begonnen nieuwe activiteiten te ontplooien. Onder het eigen platenlabel ‘Burtone’ – met een poes in het logo – verschenen Burtons New Yorkse opnamen nu in eigen beheer. Van september 1986 tot augustus 1988 gaf zij tevens les aan het Amsterdams Conservatorium. Aspirant-jazzvocalisten hield zij haar opvattingen over dictie en tekstbehandeling voor, en zij legde een verzameling platen en bladmuziek aan om als lesmateriaal te dienen.
In 1982 werd bij Ann Burton borstkanker geconstateerd. Met een hormoonbehandeling kregen artsen de ziekte onder controle, maar haar gezondheid bleef slecht. Niemand mocht ervan weten om haar kans op optreden niet in gevaar te brengen. Zij zocht haar heil tegen de ziekte in macrobiotisch voedsel en vegetarisme. In 1989 bleek dat ze keelkanker had. Haar laatste geregistreerde optreden als zangeres was in de film Een scherzo furioso (uitgebracht in 1990) van Marianna Dikker. Ann Burton overleed op 29 november 1989 in het Antonie van Leeuwenhoek Ziekenhuis in Amsterdam, 56 jaar oud. Ze liet haar lichaam na aan de wetenschap.
Reputatie
Ann Burton was een hartelijke, meevoelende, maar ook kwetsbare vrouw. Dit uitte zich onder meer in de onhandige wijze waarop zij de zakelijke kant van haar vak behartigde en in haar relaties met mannen. Haar voorkeur gold vooral haar katten, de grote literatuur en haar werk. Velen waren diep onder de indruk van haar talent. John Vis beschreef haar muzikale persoonlijkheid als ‘kleine lantaarn, prachtig licht!’, Willem Duys noemde haar een ‘fijnzinnig vogeltje in de vaderlandse volière van songbirds’ (gecit Muller, 35 en 8). Als zangeres was Ann Burton vóór alles ‘selfmade’. In de tumultueuze jaren zestig en zeventig was zij iemand die met een geheel eigen genre meetelde in de Nederlandse jazzwereld. Aan dat genre van ‘soft-jazz, ballads, een beetje late-night music’, zoals ze het zelf ooit samenvatte, hield zij consequent vast, want tot concessies was ze niet bereid. In 1990 werd in Leiden een straat naar haar genoemd, en in 1999 schreef Anneke Muller een boek over haar: Blue Burton.
Naslagwerken
BWN.
Archivalia
Stadsarchief Amsterdam: archiefkaarten Sura Ryfka Rafalowicz en Jacob de Paauw.
Werk
Voor haar discografie, zie Anneke Muller, Blue Burton, 146-152.
Literatuur
Behalve diverse necrologieën:
- Hans Auer, [interview], Het Parool, 10-3-1962.
- Els van Wageningen, [interview], Algemeen Handelsblad, 7-3-1967.
- Ben Dull, ‘Morgen een Edison voor Ann Burton’, Het Parool, 6-3-1969.
- Ben Dull, ‘Succes voor Ann in Japan’, Het Parool, 15-5-1974.
- Wim van Eyle, Jazz & geïmproviseerde muziek in Nederland (Utrecht 1978).
- Ben Dull, ‘Het draait altijd om de poen’, Het Parool, 14-7-1980.
Illustratie
Ann Burton door onbekende fotograaf, 1974 (Beeld en Geluid, Hilversum).
Auteur: Lex Lammen
laatst gewijzigd: 13/09/2016
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.