Metzer, Cornelia Hendrika (1898-1992)

 
English | Nederlands

METZER, Cornelia Hendrika, vooral bekend als Cor Razoux Schultz-Metzer (geb. Doesburg 27-10-1898 – gest. Den Haag 12-3-1992), bestuurster, feministe en onderwijzeres. Dochter van Jacobus Cornelis Metzer (1863?-1940), legerofficier, later zwembaddirecteur, en Cornelia Hendrika Jansen (1864?-1936). Cornelia Metzer trouwde op 20-5-1922 in Arnhem met François Marie Razoux Schultz (1896-1954), hoofdingenieur. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 2 dochters geboren.

Cor Metzer werd geboren als vijfde van zes kinderen – in het gezin was ze het enige meisje. Ze groeide op in Arnhem, waar haar vader werkzaam was als directeur van het zwembad. Ze ging naar de kweekschool in Arnhem en was van 1919 tot 1921 werkzaam als onderwijzeres, in Arnhem en Den Haag. In 1922 trouwde ze met de in Nederlands-Indië geboren ‘F.M.’ Razoux Schultz, die net in Delft zijn studie civiele techniek had voltooid. Na de bruiloft vertrok het paar naar Batavia, waar François een aanstelling kreeg als ingenieur bij de Technische Afdeeling voor Havenaangelegenheden. In Batavia werden tussen 1923 en 1930 hun vier kinderen geboren.

Maatschappelijk actief in Batavia

Als ‘puur Hollandse’ voelde Cor Razoux Schultz-Metzer zich in Indo-europese kringen nauwelijks geaccepteerd. Bovendien had zij moeite met de passieve levenswijze van de Europese vrouwen in de kolonie. Na de geboorte van haar vierde kind begon ze haar organisatorische talenten te ontplooien. Zo was ze in augustus 1931 medeoprichtster van de Vereeniging van Huisvrouwen te Batavia – tot 1937 vervulde ze er diverse bestuursfuncties. Een maand later richtte ze ook een vrouwenorganisatie (VO) op binnen het Indo-Europeesch Verbond (IEV), een politieke belangenorganisatie van Indo-europeanen. Haar echtgenoot – sinds 1931 als hoofdingenieur werkzaam bij de afdeling Gezondmakingswerken en Volkshuisvesting – was een prominent lid van het IEV. Volgens de statuten stelde de IEV-VO zich de ‘sociale, morele, intellectuele en economische ontwikkeling van de Europse vrouw in Indië’ ten doel. De vereniging stond alleen open voor ‘in Indië wonende vrouwen van Europees of gemengd Europees bloed, als mede hun afstammelingen’. Indonesische vrouwen waren dus van het lidmaatschap uitgesloten. De IEV-VO werd financieel gesteund door de Indische regering.

Onder leiding van presidente Cor Razoux Schultz-Metzer groeide de IEV-VO uit tot een belangrijke maatschappelijke organisatie. Men gaf cursussen voor vrouwen op allerlei terrein en onderhield op den duur ook clubhuizen, scholen, bibliotheken, consultatiebureaus, kleding- en voedingsfondsen. Bovendien beheerde de IEV-VO het gemeentelijk ‘armenhuis’ te Batavia. Het was sociaal werk voor de eigen groep van door de crisis in moeilijkheden geraakte (Indo-)europeanen. Voor dit werk werd Cor Razoux Schultz-Metzer in 1933 geridderd in de Orde van Oranje Nassau.

In 1934 werd Razoux Schultz-Melzer in Batavia aangesteld als onbezoldigd commissaris van politie der tweede klasse, speciaal belast met vrouwen- en kinderzaken. Daarmee was ze de eerste vrouw van Nederland die een dergelijke functie – zij het onbezoldigd – bij de politie innam (de eerste vrouwelijke politiecommissaris met bezoldiging was Tetje de Jong, Amsterdam 1964). Op 15 juni 1935 kreeg ze als eerste vrouw zitting in de Volksraad (het Indische protoparlement), daartoe speciaal benoemd door gouverneur-generaal B. C. de Jonge. In de Volksraad voerde ze uitsluitend het woord over onderwerpen die met vrouwen en kinderen te maken hadden. Ze bleef zich daarbij beroepen op het sociale karakter en de politieke neutraliteit van haar organisatie. De paradox van een neutrale positie in een politiek lichaam ontging haar blijkbaar. In het algemeen steunde zij het regeringsbeleid. In 1936 stemde zij – anders dan het IEV – tegen de petitie-Soetardjo, waarbij om een rijksconferentie over de toekomstige status van Nederlands-Indië werd gevraagd. In 1937 botste ze opnieuw met de broederorganisatie, toen ze voor actief vrouwenkiesrecht pleitte. Tevergeefs overigens: de regering voerde slechts passief kiesrecht voor vrouwen in. In juni 1939 kwam het naar aanleiding van de te verwachten invoering van het actief vrouwenkiesrecht tot een breuk tussen IEV en IEV-VO. Het IEV eiste dat de IEV-VO alleen in Verbondsverband politiek zou bedrijven, maar de IEV-VO weigerde haar neutraliteit en onafhankelijkheid op te geven. De organisatie nam hierop een nieuwe naam aan: Nederlandsch-Indische Sociale Vrouwen-Organisatie (NISVO), waar Razoux Schultz-Melzer de presidente vanbleef. Het IEV zette een eigen IEV-VO op.

Razoux Schultz-Melzer was in 1939 juist voor een tweede termijn in de Volksraad benoemd. Haar bestuurlijke werkzaamheden had zij inmiddels uitgebreid met het bestuurslidmaatschap van de Indische Vereeniging ter bestrijding van de Tuberculose en de Dierenbescherming. Bovendien was zij lid van de Staatsmobilisatieraad en betrokken bij de oprichting van de Centrale Organisatie voor Vrouwenarbeid in Mobilisatietijd (COVIM). Door de werkzaamheden die dit alles met zich meebracht kon zij pas in september 1939 met Europees verlof – haar gezin was al twee maanden eerder gegaan. De inval van de Duitse troepen verhinderde de op 10 mei 1940 geplande terugkeer naar Indië.

In en na de oorlog

Cor Razoux Schultz-Metzer stond er in de oorlog alleen voor: haar echtgenoot zat als een van de ‘Indische gijzelaars’ gevangen Sint-Michielsgestel, Vught en Buchenwald. Zelf woonde ze met haar kinderen in Den Haag, daarna in Leiden. Ze bood hulp aan onderduikers en was actief in de Nederlandse afdeling van de NISVO, die een huis voor Indo-europeanen in Den Haag bezat en ook hier sociaal werk deed.

In juni 1945 werd Razoux Schultz-Metzer lid van de nieuw opgerichte Oost-Indische Kamer van het Nederlandse Rode Kruis in Den Haag. Ze kreeg hiervoor een speciale werkplek op het departement van Overzeesche Gebiedsdeelen, bij het bureau Aanneming en Uitzending van het Commissariaat voor Indische Zaken. Eind december 1946 keerde ze terug naar Indië – haar man was al eerder teruggekeerd. Vanaf juni 1947 was zij hier hoofd van de afdeling Sociale Personeelszorg van Batavia. Na een jaar moest ze deze betrekking - haar eerste bezoldigde baan – neerleggen: de ziekte van een van haar kinderen dwong haar naar Nederland terug te keren. Diep teleurgesteld over de soevereiniteitsoverdracht in december 1949 keerde Razoux Schultz-Metzer het openbare leven de rug toe.

In 1955, een jaar na de dood van haar man, besloot Razoux Schultz-Metzer weer als onderwijzeres aan het werk te gaan. Dit bleef ze doen tot haar zeventigste verjaardag in 1968. Nog minder dan voorheen ambieerde ze nu een politieke functie, al werd die haar wel aangeboden. Wel bleef ze presidente van de NISVO, die na 1949 omgedoopt was in Nederlandse Sociale Vrouwen Organisatie, een vereniging die geleidelijk ‘uitstierf’. Na haar pensioen genoot ze van haar kleinkinderen. Zoals ze zelf zei, haalde ze, nu ze eindelijk tijd had, ‘de schade in’. En ze kreeg ook de tijd, want ze stierf op hoge leeftijd als 94-jarige.

Reputatie

Cor Razoux Schultz-Metzer wordt door haar kinderen beschreven als een warme persoonlijkheid met gevoel voor humor en een scherpe tong, die ondanks haar drukke werkzaamheden in de weekends genoot van haar moederrol. Ze was doortastend en energiek en bezat uitgesproken ideeën: zo was zij voor een onafhankelijke positie van vrouwen, ook financieel, maar zag zij desondanks vrouwen toch vooral in de traditionele positie van moeder en opvoedster. Niet alleen haar optreden in de IEV-VO naast het IEV is een voorbeeld van dat streven naar zelfstandigheid van en voor vrouwen, ook haar huwelijk illustreert dat. Het was een samenleven van gelijkwaardige ‘maatjes’, waarin ruimte was voor felle debatten over politiek en maatschappij.

Hoewel ze vooral bekend was door haar lidmaatschap van de Volksraad, lag daar niet Razoux Schultz’ prioriteit. Haar eigen ambivalentie ten opzichte van vrouwen in de politiek en ten opzichte van politiek in het algemeen heeft er mede toe bijgedragen dat haar invloed gering was. Het was de IEV-VO waar zij met hart en ziel voor leefde. Ze probeerde Europese vrouwen tot groter maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef te bewegen en heeft er het maatschappelijk werk onder (Indo)-europeanen mee vormgegeven.

Naslagwerken

BWN; Persoonlijkheden.

Publicaties

  • ‘I.E.V. Vrouwenorganisatie’, M.A.E. van Lith-van Schreven en J.H. Hooykaas-van Leeuwen Boomkamp eds, Indisch Vrouwenjaarboek (1936) 1-4.
  • ‘De werkende vrouw’, in: C.W. Wormser red., Zóó leven wij in Indië (Deventer 1943) 46-55.

Literatuur

  • Kate de Ridder, [interview], De Vrouw en haar Huis 36 (1941) 2 (juni) 58-62.
  • J.M.H. Jacobs, [interview], Margriet, 30-4-1946.
  • [interview], Trouw, 28-8-1946.
  • P.W. van der Veur, Introduction to a socio-political study of the Eurasians of Indonesia (Ithaca 1955).
  • F. von Winckelmann, Vier jaar Volksraadarbeid, 1935-1939. Een Europese vrouw in de Nederlands-Indische politiek [Ongepubliceerde scriptie mo-B Geschiedenis, Nutsseminarie Universiteit van Amsterdam 1987].
  • Carla Berger, ‘Een vrouwenstemmetje...’. De vrouwenkiesrechtstrijd in Nederlands-Indië, 1908-1941 (Leiden 1990) [ongepubliceerde doctoraalscriptie].

Illustratie

Cor Razoux Schultz-Metzer, met kinderen en een kennis, door onbekende fotograaf, ca. 1936 (particuliere collectie).

Auteur: Elsbeth Locher-Scholten

laatst gewijzigd: 16/11/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.