Rijn van Jutphaes, Johanna van (ca. 1520-1607)

 
English | Nederlands

RIJN van JUTPHAES, Johanna van, vooral bekend als Anna van Rijn (geb. ca. 1520 – begr. Jutphaas, kort na 11-10-1607), stichteres van een armenfundatie en een dorpsschool. Dochter van Dirck van Rijn van Jutphaes (gest. 1546) en Lucia van Eyll. Johanna van Rijn trouwde ca. 1558 met Wouter van Baexen (gest. 1559), edelman. Dit huwelijk bleef kinderloos.

Anna van Rijn stamde uit een oud en aanzienlijk Utrechts geslacht – haar grootvader was burgemeester van Utrecht, haar halfbroer Adriaan wordt in 1537 vermeld als een van de leden van de Utrechtse ridderschap die Karel V ontvingen bij diens intocht in de stad. Anna van Rijn werd geboren als derde van de vijf kinderen van haar vaders tweede huwelijk: afgezien van halfbroer Adriaan had ze twee oudere broers (Johan en Gerrit) en twee jongere zusters (Elisabeth en Lucia). De familie woonde op het familiekasteel Rijnhuizen in Jutphaas.

Harde gegevens over de levensloop van Anna van Rijn zijn schaars. Haar exacte geboorte- en trouwdatum zijn niet bekend en zelfs over haar eigen voornaam bestaat onduidelijkheid: sommige bronnen spreken van Anna, maar in notariële akten heet zij Johanna of Janna. Na de dood van broer Gerrit in 1573 viel Rijnhuizen toe aan Anna, zelf inmiddels al geruime tijd weduwe, en werd zij formeel ambachtsvrouwe over het Overeind in Jutphaas. Op 7 augustus 1607 ondertekende ze haar laatste testament en op 28 mei 1608 kwam Rijnhuizen in bezit van haar nicht Wilhelmina van Riebeeck. Anna overleed in oktober 1607 op Rijnhuizen – rond de 86 jaar oud. De overlevering dat ze bij haar dood rond de 97 jaar oud was, berust op een foute identificatie van een portret. Ze is haar hele leven katholiek gebleven.

Anna van Rijn dankt haar faam aan het feit dat zij zich heeft ingezet voor de armen van Jutphaas. In 1595 bepaalde zij in een fundatiebrief dat twaalf armen elke zondag vóór negen uur elk zes stuivers uitbetaald zouden krijgen, op voorwaarde dat ze niet uit bedelen gingen en een gebed deden voor de stichteres. De twee – katholieke – pastoors van Jutphaas moesten na haar dood erop toezien dat deze armenzorg ordentelijk werd uitgevoerd. In 1603 liet Anna van Rijn vijf ‘Godskameren’ bouwen: éénkamerwoningen bestemd voor behoeftige inwoners van Jutphaas van vijftig jaar en ouder. Een jaar later stelde zij geld ter beschikking voor de betaling van een schoolmeester, die onderdak zou krijgen in een van deze Godskameren: hij kreeg een jaartractement van 25 gulden. Naast dit schoolmeestershuisje werd een loods getimmerd waar de schoolmeester de arme kinderen uit het dorp gratis les moest geven. Leerlingen van niet-behoeftige ouders betaalden enkele stuivers schoolgeld per maand. In haar laatste testament, van 7 augustus 1607, werden al haar initiatieven van liefdadigheid nogmaals uitvoerig beschreven. Er moest een bedrag van 7700 gulden worden belegd waaruit jaarlijks uitdelingen van geld, kleding en turf aan de armen gefinancierd moesten worden. Ook het onderhoud van de Godskameren en de al tijdens haar leven ingestelde wekelijkse gelduitdeling aan de twaalf armen werden in dit testament geregeld. Tot slot bepaalde Anna van Rijn dat ze moest worden begraven in Jutphaas, in het graf van haar ouders.

De weldoenster Anna van Rijn was vrijwel geheel in de vergetelheid geraakt, onder meer omdat de door haar gestichte Godskameren in 1978 zijn afgebroken en ook haar financiële nalatenschap ten behoeve van de armenzorg in 1976 definitief is opgeheven. In dat jaar werd het geld van de fundatie, die allang niet meer haar naam droeg, per notariële akte verdeeld over de rooms-katholieke en de hervormde kerk van Jutphaas. In 1994 werd een scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs in Nieuwegein naar haar genoemd: het Anna van Rijn College. Ter verduidelijking van deze naamsverandering schreven de historici Van Putten en Buiten een boek over Anna van Rijn en haar leven in zestiende-eeuws Jutphaas. In 2005 volgde de instelling van een ‘Anna van Rijn penning’ door de gemeente, bestemd voor diegenen die zich inzetten voor stad en samenleving in Nieuwegein. Anna van Rijn is in Nieuwegein en omgeving weer een bekende naam. 

Archivalia

Zie Van Putten en Buiten, 121-124.

Literatuur

  • Engelina Petronella de Booy, De weldaet der scholen. Het plattelandsonderwijs in de provincie Utrecht van 1580 tot het begin der 19de eeuw (Utrecht 1977) 152.
  • P. de Rijcke, Wetenswaardigheden betreffende het kasteel Rijnhuizen en omstreken (Nieuwegein 1981) C2-5, D4-5.
  • L.P. van Putten en A.V.A.P. Buiten, Anna van Rijn van Jutphaes. Kroniek van een leven in het zestiende eeuwse dorp Jutphaes (Rotterdam z.j. [ca. 1998]).
  • Els van Mourik, ‘500 Jaar Anna van Rijn’, Cronyck de Geyn 1 (2021) 21-23 en 4 (2021) 4-7 [verschenen na publicatie van dit lemma].

Illustratie

Anna van Rijnpenning. Foto: Gemeente Nieuwegein.

Redactie (met dank aan Els van Mourik)

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 108

laatst gewijzigd: 03/11/2022

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.