© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Redactie, Robertson, Susanne, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Robertson [24/01/2018]
ROBERTSON, Susanne (geb. Den Haag 17-12-1855 – gest. Den Haag 18-10-1922), schilderes. Dochter van John Robertson (1812-1880), houthandelaar, later klerk ter gemeentesecretarie, en Maria Cornelia van der Vliet (1813-1857). Susanne Robertson trouwde op 30-6-1892 in Den Bosch met Richard Bisschop (1849-1926), schilder. Uit dit huwelijk werd 1 dochter geboren.
Susanne (Suze) Robertson werd als jongste van negen kinderen geboren in een Haags koopmansmilieu. Haar vader, afkomstig uit een van oorsprong Schotse familie, was mede-eigenaar van de firma J.C. Boon en J. Robertson, kooplieden in hout, tras en tegels. Na op bijna tweejarige leeftijd haar moeder te hebben verloren, kwam ze samen met een ouder zusje in huis bij een oom en tante, die hen naar de Wassenaarse kostschool voor meisjes uit de beschaafde stand van Elise van Calcar stuurden. Daar was veel aandacht voor tekenen en voor muziek. Suze bleek in beide getalenteerd, maar koos uiteindelijk voor tekenen. In 1874 ging ze studeren aan de Akademie van Beeldende Kunsten in Den Haag, onder leiding van J.Ph. Koelman. Ze won er een bronzen en twee zilveren medailles. Vanaf 1876 volgde zij ook tekenlessen aan de Polytechnische School te Delft.
Een kunstenaarsbestaan
Nadat Suze Robertson in 1877 haar mo-akte tekenen had gehaald, gaf ze tot 1882 les aan de vijfjarige hbs voor meisjes te Rotterdam. In deze jaren begon zij ook te schilderen. Ze volgde de avondlessen aan de Rotterdamse Akademie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen, wat nog een klein schandaal veroorzaakte, omdat zij er – als eerste vrouw – op stond ook tot de 'naaktklasse' te worden toegelaten. Van 1880 tot 1882 werkte Suze zondags op het atelier van de Wassenaarse schilder Petrus van der Velden.
In 1882 werd Suze Robertson tekenlerares aan de zogeheten Gouden-meisjesschool aan de Herengracht te Amsterdam. In haar vrije uren bezocht zij de Rijksakademie van Beeldende Kunsten, waar ze bij B. Wijnveld jr. naar model werkte. Ondanks haar voor die tijd riante salaris (2500 gulden per jaar) zegde ze na een jaar haar baan op omdat ze zich volledig wilde richten op het schilderen. Datzelfde jaar 1883 nam Robertson voor het eerst deel aan een tentoonstelling: ze stuurde een stilleven in naar de ‘Exposition universelle’ in Amsterdam.
In de herfst van 1884 verhuisde Suze Robertson naar Den Haag, waar ze nog datzelfde jaar lid werd van Pulchri Studio. Tussen 1885 en 1917 waren schilderijen van haar te zien op de tentoonstellingen van werken van levende meesters die in verschillende Nederlandse steden werden gehouden. Sinds 1888 nam zij deel aan de exposities van Pulchri Studio, en nadat zij drie jaar later lid was geworden van de Hollandsche Teeken-Maatschappij, zond ze haar werk ook in voor de tentoonstellingen van deze vereniging.
In 1892 trouwde Suze Robertson met Richard Bisschop, schilder van kerkinterieurs. Gedurende de eerste jaren van haar huwelijk, en vooral na de geboorte van haar dochter Sara in 1894 – zij was toen 39 jaar oud – kwam ze nauwelijks aan schilderen toe. Het gezin moest zuinig leven, ook omdat Bisschop er niet in slaagde met zijn schilderkunst de kost te verdienen. Misschien is het daarom dat het gezin in 1895 naar Leur verhuisde, een dorpje bij Breda, waar het leven ongetwijfeld goedkoper was dan in de stad. In ieder geval konden zij er gratis wonen in ruil voor de door Suze gegeven tekenlessen.
Doorbraak
Robertson en Bisschop keerden in 1898 naar Den Haag terug en Robertson toog weer aan het werk. Werk van haar was te zien op de ‘Nationale tentoonstelling van vrouwenarbeid’ (1898). In 1900 nam zij deel aan enkele grote internationale tentoonstellingen in Düsseldorf, Parijs en Londen. Op de twee laatstgenoemde exposities werden haar inzendingen met respectievelijk een bronzen en een gouden medaille bekroond. Deze successen waren voor Robertson een stimulans verder te gaan op de weg die zij was ingeslagen. In 1903 bracht ze dochter Sara onder bij pleeggezinnen en stortte zich op het schilderen.
Toen Suze Robertson in 1905/1906, in de zalen van de Rotterdamsche Kunstkring, haar eerste overzichtstentoonstelling kreeg, sprong vooral haar originaliteit in het oog. Het grote publiek bleef weliswaar gereserveerd over de sombere schilderijen, maar onder kenners was er waardering voor haar gedurfde penseelvoering en koloriet. Dit bleek ook toen zij in 1907 werd uitgenodigd haar werk te exposeren in het pas geopende filiaal van de Larensche Kunsthandel te Amsterdam. Critici als G.H. Marius, A. Plasschaert en C. Kikkert, maar ook verzamelaars en collega's, staken eenstemmig de loftrompet over haar schilderijen. Op deze ene tentoonstelling verkocht Robertson voor niet minder dan tienduizend gulden. In 1913 was werk van haar te zien op de tentoonstelling ‘De vrouw 1813-1913’.
Suze Robertson heeft overal geschilderd waar zij voor langere of kortere tijd woonde of waarheen haar reizen haar voerden: in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, in Het Gooi, in Brabantse dorpjes als Dongen en Heeze, en langs de kusten van Noord- en Zuiderzee, onder meer te Katwijk, Noordwijk, Harderwijk en Zierikzee. Iconografisch sluit haar werk met zijn portretten, stads- en dorpsgezichten en interieurs aan bij de Hollandse tradities. Ook het koloriet – meer een spel van toonwaarden dan van kleurcontrasten – heeft zijn wortels in de Hollandse schilderkunstige tradities. Toch heeft haar werk een geheel eigen sfeer. Zij interesseerde zich vooral voor de wereld van eenvoudige, hardwerkende mensen, maar was wars van romantiek. De soms monumentaal neergezette figuren – vrijwel alleen vrouwen – gaan bijna altijd rustig op in hun werk, vaak ook zijn ze eenzaam.
Vanaf 1914 nam Suze Robertsons productiviteit sterk af omdat ze leed aan depressies. Schilderen deed zij nog maar weinig, wel tekende ze nog, vooral pastels. Na een twaalfjarig verblijf in diverse pleeggezinnen kwam dochter Sara in 1915 weer bij haar ouders in huis wonen; als kunstenares trad zij in hun voetspoor. Moeder en dochter trokken er nu vaak op uit om buiten te tekenen. In 1917 hadden moeder en dochter een gezamenlijke expositie en in 1921 eerde Pulchri Studio Robertson met een tentoonstelling. Op 18 oktober 1922 stierf Suze Robertson in Den Haag, 66 jaar oud.
Reputatie
Suze Robertson gold als een kunstenares die haar eigen weg koos. ‘Ik hield mij buiten wisselende kunstbegrippen en andere invloeden, waardoor ik er dan ook massa´s tegen mij heb gehad, maar ik troost mij ermee dat ´t beter is om bestreden te worden dan (te worden) genegeerd’, aldus Robertson in een interview (1912). Haar werk was weliswaar verwant aan de Haagse School, maar was eerder somber dan romantiserend. Omdat ze vooral haar eigen gevoelens vastlegde in haar schilderijen, geldt ze als een voorloopster van het expressionisme. Charley Toorop maakte zich boos toen Suze Robertson in een tentoonstelling van Nederlandse schilderessen was vergeten; ze noemde haar de belangrijkste kunstenares uit de negentiende eeuw. Toch is Robertson bepaald geen vergeten kunstenares. Er werden tentoonstellingen aan haar gewijd in 1955 (Stedelijk Museum Amsterdam), in 1984 (Haags Gemeentemuseum), in 2003-2004 (Museum Rijswijk), in 2008/9 (Museum Kempenland in Eindhoven) en in 2013-2014 in Museum Mesdag.
Naslagwerken
BWN; Elck zijn waerom; Scheen.
Werk
- De stichting Suze Robertson (opgericht in 1962) heeft het beheer van de collectie Robertson ondergebracht bij het Haags Gemeentemuseum.
- Zie ook: Atelier Suze Robertson [veilingcatalogus van de ateliernalatenschap, Koninklijke Kunstzaal Kleykamp] (Den Haag 1925).
Literatuur
- G.H. Marius, in: Onze Kunst 5 (1906) nr. 1, 181-188.
- H. de Boer, ‘Suze Bisschop-Robertson’, Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 16 (1906) 354-367.
- M.J. Brusse, [interview], in: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 5-10-1912 en 6-10-1912 [herdrukt in de hierna genoemde tentoonstellingscatalogus van Wagner en Henkels, 29-35].
- N. van Harpen, Menschen die ik gekend heb (Rotterdam 1928) 26-33.
- A.M. Hammacher, Suze Robertson (z.p. z.j. [1955]).
- Anna Wagner en Herbert Henkels red., Suze Robertson. Tentoonstellingscatalogus Haags Gemeentemuseum (Den Haag 1984).
- Erik Slagter, ‘Suze Robertson. De strijd om je gevoel in verf uit te drukken’, Ons Erfdeel 28 (1985) 114-11.
- E. Veldpape, ‘Een eigenzinnig kunstenares. Suze Robertson, schilderijen en tekeningen’, Vitrine 9 (1996) 25-28.
- D. Welling, ‘De schilderes in wie men zich vergist heeft: Suze Robertson’, Kunstbeeld 20 (1996/97) 28-29.
- M.-J. Raven, ‘Suze Robertson: Een eigenzinnig kunstenares’, Kunst & Antiek Revue 16 (1996-1998) 15-17.
- Hanna Klarenbeek, Penseelprinsessen & broodschilderessen. Vrouwen in de beeldende kunst, 1808-1913 (Bussum 2012).
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 795
laatst gewijzigd: 24/01/2018
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.