Römelingh, Geertruida (1850-1944)

 
English | Nederlands

RÖMELINGH, Geertruida (geb. Groningen 16-11-1850 – gest. Den Dolder 15-3-1944), boekhandelaarster en uitgeefster. Dochter van Joannes Römelingh (1820-1892), boekhandelaar en uitgever, en Aukje Kranenburg (1822-1901), boekhandelaarster. Geertruida Römelingh bleef ongehuwd.

Geertruida Römelingh groeide op in Groningen, in een gezin met zeven kinderen van wie er drie jong stierven. Haar vader had een boekhandel en een uitgeverij van vooral godsdienstige werken en proefschriften. Bij zijn overlijden in 1892 zette zijn weduwe samen met Geertruida het bedrijf voort. Toen de leiding van het familiebedrijf drie jaar later in handen kwam van de uit Delft afkomstige Imke Toens besloot Geertruida Römelingh een eigen uitgeverij te beginnen. In 1897 vestigde zij zich als G. Römelingh aan het Winschoterdiep 16a, en vanaf 1908 in de Jozef Israëlsstraat 12 te Groningen. Uit het voormalig familiefonds nam zij de stichtelijke liederen mee. Verder legde zij zich als uitgever toe op scheurkalenders en kinderboeken, en vooral geschriften uit de vrouwenbeweging.

In 1894 werd zij lid van De Vrouwenbond, een Groningse vereniging die opkwam voor de belangen van vrouwen. Al snel trad zij toe tot het bestuur. In 1897 lanceerde deze bond het plan voor de 'Nationale tentoonstelling van vrouwenarbeid' die in 1898 in Den Haag werd gehouden. Römelinghs eerste uitgave als zelfstandig uitgeefster was de rede uit 1897 van Marie Jungius over de tentoonstellingsplannen. Geertruida Römelingh raakte nauw betrokken bij de organisatie van de tentoonstelling. Zij vertegenwoordigde de noordelijke provincies in de Rubriekcommissie ‘Handel’ en stelde een overzicht samen van in het bedrijfsleven werkzame vrouwen. Bovendien richtte zij op de tentoonstelling een boekhandel in en gaf zij enige tentoonstellingspublicaties uit, onder meer de door haar zelf samengestelde Catalogus van boeken door Nederlandsche vrouwen geschreven en sedert 1850 uitgegeven, met verklarende lijst van pseudoniemen.

In juli 1903 nam Römelingh het tijdschrift Lente. Weekblad voor Dames over van de Amsterdamse uitgeverij H.J.W. Becht met de bedoeling het blad nieuw leven in te blazen en op coöperatieve grondslag voort te zetten. Deze opzet bleek echter te idealistisch, er rezen financiële problemen en onenigheid tussen redactie en uitgeefster. Eind 1904 werd de uitgave stop gezet.

Firma G. Römelingh en Co

In 1908 begon Geertruida onder de naam ‘firma G. Römelingh en Co’ een samenwerking met Catharina I. Lubach, actief in de vereniging Schoolmuseum te Groningen. Lubach zou in de uitgeverij de financiën behartigen. In een prospectus maakten de uitgeefsters bekend dat ze zich wilden toeleggen op publicaties over ‘vrouwenarbeid in de ruimste zin, van vakopleiding, kinderopvoeding en het daarmee samenhangend verenigingsleven’. Zij gaven Cornelia van der Hart, ontwerpster van boekbanden, opdracht het vignet en briefpapier van de firma te ontwerpen en illustraties en bandontwerpen te maken. Een van de eerste activiteiten van de firma G. Römelingh en Co was het inrichten van een boekenstand op de bijeenkomst van de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht in 1908 te Amsterdam. Op dit congres kwamen Römelingh en Lubach in contact met Johanna W.A. Naber, die bereid was advies te geven over aangeboden manuscripten en bovendien financiële steun bood. Een aantal boeken van Naber verscheen bij de firma: Na tien jaren 1898-1908. Herdenking der Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid (1908) en Wegbereidsters. Elizabeth Fry. Florence Nightingale. Josephine Butler. Priscilla Bright Mac Laren (1909). Römelingh en Co bleef de jaren daarna de uitgeverij bij uitstek van de vrouwenbeweging. Zo verscheen bij hen het Gedenkboek. Vijf en twintig jaren arbeids van den Nederlandschen Vrouwenbond tot Verhooging van het Zedelijk Bewustzijn (1909). In 1912 startte Römelingh de reeks Nederlandsche Vrouwen-Almanak, met onder meer nuttige adressen voor vrouwen en informatie over opleidingen voor handel, administratie en industrie-, vak- en vrouwenarbeidscholen. Evenals Lente was deze uitgave geen commercieel succes en na 1912 verscheen de Almanak niet meer.

Ter gelegenheid van de Tenstoonstelling 'De vrouw 1813-1913' in Amsterdam verscheen bij Römelingh en Co Van vrouwenleven 1813-1913. Ontwikkelingsgang van het leven en werken der vrouw in Nederland en de koloniën, samengesteld door Anna van Hogendorp. Toch slaagde Geertruida Römelingh er niet in bij deze expositie eenzelfde centrale rol te vervullen als bij de Tentoonstelling van 1898. Ze richtte zich tot alle Subcommissies met het verzoek hun catalogus uit te mogen geven, maar alleen bij de Subcommissie Koloniën vond ze gehoor, wat resulteerde in de Catalogus van de afdeeling Koloniën Oost- en West-Indië. De vroegere problemen bij Lente bleken Römelingh nog steeds parten te spelen en de organisatoren van de tentoonstelling twijfelden aan haar financiële beleid. Bovendien was zij een eigenzinnige vrouw, met wie samenwerken niet eenvoudig was. Aan de uitgeversactiviteiten van Römelingh en Co kwam in 1914 een eind. Een van de laatste boeken van de in totaal 36 publicaties van de uitgeverij was het fraai verzorgde proefschrift van Etine I. Smid, die als eerste Nederlandse vrouwelijke sterrenkundige op 13 juni 1914 in Groningen promoveerde.

Laatste jaren

Vlak na de Eerste Wereldoorlog verhuisde Geertruida Römelingh naar een huisje aan de Berkenlaan 8 in Blaricum. Daar gaf zij op 15 januari 1920 een lezing over ‘De vrouw in het boekenvak en onzen tijd’. In 1935 werd zij opgenomen in het rusthuis Zonneschijn op de Prof. van Reeslaan. Geertruida Römelingh overleed op 15 maart 1944 in de Willem Arntszhoeve in Den Dolder, waar ze een week voor haar dood naar toe was gebracht. Zij werd op 20 maart begraven in het familiegraf op de Groningse Zuiderbegraafplaats.

Archivalia

  • Stadsarchief Amsterdam: archief Tentoonstelling De Vrouw 1813-1913, inv. nrs. 14, 15, 114 en 115.
  • Groninger Archieven: archieven van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, afdeling Groningen, inv. nr. 2, en de Vereeniging Schoolmuseum te Groningen, inv. nr. J471.
  • Castricum: Familiearchief K. Römelingh [particulier].

Uitgaven

Voor een volledige lijst van uitgaven zie: De Wilde (2001).

Literatuur

  • Marie Jungius, Een woord over de voorgenomen Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid. Toespraak gehouden in Amsterdam en andere plaatsen in Nederland (z.p., z.j.) [1897].
  • Myriam Everard, ‘De bibliotheek van Titia van der Tuuk als venster op de wereldvrouwenboekerij’, Lust en gratie (winter 1991) 50-62.
  • Maria Grever, Strijd tegen de stilte. Johanna Naber (1859-1941) en de vrouwenstem in geschiedenis (Hilversum 1994) 70, 79, 188, 193.
  • Inge de Wilde, Nieuwe deelgenoten in de wetenschap. Vrouwelijke studenten en docenten aan de Rijksuniversiteit Groningen 1871-1919 (Assen 1998) 35-37, 153, 252, 287, 333.
  • Inge de Wilde, Römelingh. Boekhandelaren en uitgevers in Groningen (1806-1961) (Groningen 2001) [met lijst van uitgegeven werken].

Illustratie

Foto, door onbekende fotograaf, ongedateerd (particulier bezit).

Auteur: Inge de Wilde

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 782

laatst gewijzigd: 07/08/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.