Roorda van Eysinga, Josina (1807-1888)

 
English | Nederlands

ROORDA VAN EYSINGA, Josina (geb. Westzaan 28-8-1807 – gest. Amsterdam 29-2-1888), schrijfster. Dochter van Sytse Roorda van Eysinga (1773-1830), predikant, en Yda Catharina Piers (gest. 1821). Josina Roorda van Eysinga trouwde op 23-3-1828 in Westzaan met Petrus Scheffelaar Klots (1803-1870), schoolonderwijzer. Uit dit huwelijk werden 7 zoons en 5 dochters geboren.

Josina Roorda van Eysinga werd geboren in Westzaan, als jongste dochter in een predikantengezin. In 1818 vertrok het gezin met drie kinderen – onder wie vermoedelijk ook de elfjarige Josina – naar Batavia, waar Josina’s vader schoolopziener werd. Haar moeder overleed in 1821 in Batavia, gevolgd door haar negentienjarige zus Sara Hermina in 1824. Enkele jaren later, in 1827, hertrouwde haar vader in Soerabaja met Geertruida Dibbetz.

In 1828 was Josina Roorda van Eysinga terug in Nederland, want in dat jaar trouwde ze in Westzaan met Petrus Scheffelaar Klots, die daar onderwijzer was. Het jaar daarop werd hun eerste kind geboren. Nog elf kinderen zouden volgen, het laatste in 1851.

In 1840 debuteerde Josina Scheffelaar Klots-Roorda van Eysinga – zoals zij zich na haar huwelijk noemde – met de bundel Kindergedichtjes, waarover ze in de inleiding zei: ‘Zelve moeder zijnde, heb ik verscheidene dezer gedichtjes uit de denk- en handelwijs mijner kleinen ontleend’. Zo wilde ze kinderen met levenslessen en waarschuwingen stichten en beschaven. In 1853 verscheen Losse dichtstukjes, een verzameling deels oude, deels nieuwe gedichten. Deze bundel bevat gedichten die ze voor haar eigen kinderen had geschreven toen ze het ouderlijk huis verlieten. In 1857 kwam Allerlei uit de portefeuille uit. Dit werk, bedoeld als ‘geestbeschavende uitspanning’ voor volwassen lezers, had ze naar eigen zeggen geschreven in de weinige uren die haar restten na het vervullen van haar huishoudelijke taken. Ze dekte zich op voorhand in tegen kritiek op de dichterlijke kwaliteit van haar werk door te onderstrepen dat de gedichten zedelijk van aard waren. Voor haar was de inhoud belangrijker dan de vorm en de stijl. Net als haar kindergedichten was ook deze poëzie doortrokken van een christelijke geest. In 1867 verscheen haar laatste bundel, Dichtlooveren in ’s levens herfst vergaard, waarin gelegenheidsgedichten en verhalende poëzie waren zijn bijeengebracht. Na 1867 heeft ze niet meer gepubliceerd. Wellicht was het overlijden van haar man in 1870 daar (mede) debet aan. Volgens een familieadvertentie overleed Josina Scheffelaar Klots-Roorda van Eysinga op tachtigjarige leeftijd in Amsterdam, na een ‘langdurig, geduldig gedragen lijden’.

Waardering

Het oeuvre van Josina Scheffelaar Klots wordt gekenmerkt door stichting en zedelijkheid. Het is traditioneel in thematiek, vorm en rijm. ‘Poëzie, zelfs van den honderdsten rang, is het niet’, aldus Busken Huet in zijn bespreking van Dichtlooveren (De Gids 1869, 185-188). Hij noemt haar gedichten ‘braaf’ en ‘deugdzaam’, maar zonder dichterlijke kwaliteit: voor deze ‘niets betekenende verzen’ was geen plaats in de ‘letterkundige lusthof’. Door anderen werd haar poëzie wel positief ontvangen. Tijdschriften als De Recensent ook der Recensenten (1843, 81-82), Vaderlandsche Letter-Oefeningen (1841, 444; 1854, 471-474; 1868, 605-613) en Het Leeskabinet (1868, 189-190) waardeerden haar kindergedichten vanwege hun zedelijke strekking en godsdienstige zin, ook al kende men de dichteres geen bijzonder genie of ‘dichterlijk talent’ toe. Scheffelaar Klots werd gezien als een navolgster van Hieronymus van Alphen. Meerdere werken beleefden in haar eigen tijd een herdruk. Na haar dood is de schrijfster volledig vergeten.

Naslagwerken

Basse; Frederiks/Van den Branden.

Archivalia

  • Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: familieadvertenties  Scheffelaar Klots.
  • Noord-Hollands Archief, Haarlem: BS, Huwelijken, toegang 358, nr. 136 [Roorda van Eijsinga en Scheffelaar Klots].

Publicaties

Onder de naam J. Scheffelaar Klots-Roorda van Eysinga verschenen, behalve de al genoemde titels:

  • Lettergeschenk aan de jeugd (Zaandijk 1851).
  • Gedichtjes voor kinderen (2e druk Amsterdam 1857).
  • Voor de lieve jeugd (Deventer z.j. [1860]).

Ook publiceerde ze met enige regelmaat in almanakken, waaronder Vergeet Mij Niet (1845, 1846) en Aurora (1866, 1867, 1868).

Literatuur

L.J.Th. Wirth, Een eeuw kinderpoëzie, 1778-1878 (Groningen 1926).

Illustratie

Titelpagina van Voor de lieve jeugd, ca. 1860 (Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek, Deventer).

Auteur: Francien Petiet

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 675

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.