Sandbergen, Louise Alexandrine Georgine (1887-1976)

 
English | Nederlands

SANDBERGEN, Louise Alexandrine Georgine, vooral bekend als mevrouw Bouwmeester (geb. Arnhem 30-7-1887 ­gest. Delft 30-7-1976), actrice en directrice revuebedrijf. Dochter van Karel Frederik Rudolf Sandbergen (1848-1942), pianomaker, en Johanna Adriana Bouret (1867-1941), voordrachtskunstenares. Louise Sandbergen trouwde (1) op 20?-5-1911 in Batavia met Louis Frederik Johannes Bouwmeester jr. (1884-1931), acteur; (2) op 17-10-1945 in Voorburg met Victor A.M. Baumgarten (1894-1982), boekhandelaar, later theaterdirecteur. Uit huwelijk 1 werden 1 zoon en 1 dochter geboren.

Als dochter van ouders die enthousiast en langdurig actief waren in het Arnhemse amateurtoneel, werd Louise Sandbergen als vanzelf naar het toneel getrokken. Ze ging naar de toneelschool in Amsterdam, haalde in 1907 haar eindexamen en werd meteen geëngageerd door het Hollandsch Tooneelgezelschap, dat voornamelijk het Grand Théâtre in Amsterdam bespeelde. Twee jaar later stapte ze over naar de Nederlandsche Tooneelvereeniging, het huisgezelschap van de Amsterdamse Stadsschouwburg. Daar maakte ze kennis met collega-acteur Louis Bouwmeester jr., de zoon van de bekendste Nederlandse acteur.

Bouwmeester Revue

Na de opheffing van de Nederlandsche Tooneelvereeniging in 1911 ging Lousje Sandbergen met het gezelschap van Bouwmeester jr. mee op tournee door Nederlands-Indië. Ze kregen een relatie en trouwden nog datzelfde jaar in Batavia (Jakarta). Het gezelschap speelde voornamelijk luchtig repertoire, waarmee ze zoveel succes oogstten dat de acteurs bij terugkeer in Nederland besloten zelfstandig te blijven. Naast de blijspelen die ze al eerder in Nederlands-Indië hadden geproduceerd, deden ze ook operettes onder de gezelschapsnaam De Haghezangers en vanaf 1922 met de ‘Bouwmeester Revue’. Mevrouw Bouwmeester, zoals iedereen haar noemde, had zelf een voorkeur voor de benaming Bouwmeester Schouwspel omdat ze ‘revue’ banaal vond klinken, maar het lukte haar niet de term van zich af te schudden.

Het echtpaar exploiteerde tevens het Scala-theater in Den Haag, dat werd omgedoopt tot Theater Louis Bouwmeester. In de theaterzaal van het Paleis voor Volksvlijt in Amsterdam speelden ze doorgaans hun eigen (revue)producties. Vanwege de geboorte van Louis (1915-1955) en Joy Carla (1921) en de verplichtingen die hun theateronderneming met zich meebracht, stopte Louise Bouwmeester-Sandbergen met acteren. Een van haar voornaamste taken was voortaan de leiding van de in het Scala-gebouw ondergebrachte kostuumafdeling. Aanvankelijk reisde mevrouw Bouwmeester jaarlijks naar Parijs om kledingideeën voor de revue op te doen en daar in kostuumateliers te laten vervaardigen. Na enkele jaren zette ze echter zelf een atelier op. Als er na een seizoen een nieuwe aankleding moest komen, verkocht ze de vorige kostumering door aan theaterbedrijven in Parijs, Berlijn en Londen. In de NRC vertelde ze in 1936 dat de kostuums en decors van één revue ongeveer 75.000 gulden kostten een huizenhoog bedrag in die dagen. Door de doorverkoop aan het buitenland kon ze die kosten deels terugverdienen. In de hevige concurrentiestrijd met andere revues, ‘de revue-oorlog’ van de jaren twintig, speelde de aankleding een grote rol. Nog belangrijker was de komiek die het middelpunt van het schouwspel vormde en het echtpaar Bouwmeester veroorzaakte in 1927 een sensationele transfer door Johan Buziau, de grootste theaterclown van het interbellum, aan hun revue te verbinden. De Bouwmeesters maakten zegetochten met hun revues. Zelfs de brand die in 1929 het Paleis voor Volksvlijt verwoestte, bracht daar geen verandering in: door krachtdadig ingrijpen wist mevrouw Bouwmeester binnen zes weken alle verbrande kostuums, decors en partituren te vervangen, mede dankzij haar telefonades met Franse, Engelse en Duitse contacten.

‘Ziel van de onderneming’

Een ernstige slag trof Louise Bouwmeester in 1931, toen haar 47-jarige man plotseling overleed aan een hartaanval, waarschijnlijk veroorzaakt door de zware werklast. Als weduwe Bouwmeester zette ze de zaak voort. Indachtig haar hang naar een hoger artistiek peil voor de revues zocht ze aanvankelijk naar een regisseur uit het serieuze toneel. Maar toen geen van hen bereid bleek zich aan zulk amusement te wagen, hakte ze de knoop door en nam ze ook de regie van de voorstellingen zelf ter hand zoals haar man dat ook altijd had gedaan. Binnen de kortste keren was ze voor iedereen de vanzelfsprekende directeur van het bedrijf. ‘Een energieke vrouw’, schreef De Telegraaf een paar jaar later over haar: ‘Flink, zakelijk, met een stem die veel beslissingen heeft uitgesproken’. Volgens diezelfde krant was ze ‘de ziel’ van de onderneming: ‘Montage, ballet, muziek, regie, de commerciële mogelijkheden, de goede geest in de troep haar organiserend talent staat achter dit alles’ (10-7-1938).

Ook tijdens de eerste oorlogsjaren leek Louise Bouwmeester haar revuebedrijf ongestoord te kunnen voortzetten. Hooguit werd het lastig dat de kostuums hun buitenlandse afzet verloren en dat er wegens opkomende textielschaarste moest worden geminderd op de voyante taferelen. Maar in mei 1942 kwam er een abrupt eind aan doordat sterspeler Buziau was opgepakt vanwege de toespelingen die hij zou hebben gemaakt op de bezetters ­ hierna durfde hij het toneel niet meer op. De rest van de oorlog stond de revue stil.

Zodra het land was bevrijd, dook ook Louise Bouwmeester weer op. In april 1946 ging haar eerste naoorlogse revue in première, De lichtjes zijn weer aan. De pers prees vooral de aankleding: ‘Was de weelde aan kostuums en decors nog groter dan voor de oorlog’, vroeg het dagblad De Tijd zich in 1947 af, ‘of leek dat maar zo, nu wij ons zo lang met zo weinig tevreden hebben moeten stellen?’ Maar ook kwam er veel kritiek op het optreden van zoon Louis (alias Loekie) Bouwmeester, die het typetje Stoet Haspel speelde en daarmee als opvolger van Buziau werd voorgesteld. Zelf vond hij zich met zijn 31 jaar te jong om een doorleefd komiek te kunnen zijn, en bovendien stond hem een moderner soort humor voor ogen. Maar zijn moeder, van wie ook werd verteld dat ze de huizen van haar kinderen inrichtte en de uitzet kocht, hield vol: hij moest en zou de nieuwe komiek zijn. Het werd een fiasco en het publiek bleef in steeds groteren getale weg. De Snip & Snap-revue met Willy Walden en Piet Muyselaar werd de grote publiekstrekker.

Louise Bouwmeester moest de strijd opgeven. Wel was ze begin jaren vijftig nog zakelijk betrokken bij enkele ijsrevues in het inmiddels door Loekie Bouwmeester gerunde Scala-theater. Al snel verdween ze uit beeld en ging ze in Rijswijk wonen met haar tweede man, Victor Baumgarten, die directeur van het Scala Theater was geworden. In 1955 overleed haar zoon Louis en een jaar later sloot het doek voor het Scala. Met haar man verhuisde ze hierna naar Delft, waar ze op 30 juli 1976 is overleden. Ook na haar dood bleef Louise Bouwmeester een begrip vanwege haar glorieuze theatertijd. Als de enige vrouwelijke revueproducent van Nederland was haar naam onlosmakelijk verbonden aan die van de grootste artiesten uit het theateramusement van haar tijd.

Naslagwerken

Coffeng; Honig.

Archivalia

  • Gelders Archief, Arnhem: Burgerlijke stand Gelderland, archief 0207, inv. nr. 86, aktenr. 960, geboorteakte d.d. 1-8-1887.
  • Gemeentearchief Den Haag: Archief Gezelschap Louis Bouwmeester, archiefnr. 0170-01.

Literatuur

  • Simon Koster, De bouwmeesters. Kroniek van een theaterfamilie (Assen 1973).
  • De Telegraaf, 3-8-1976 [overlijdensadvertentie].

Illustratie

 In het Bouwmeester-theater wordt het stuk 'Het prinsje' van Rob Misch opgevoerd door (v.l.n.r.) Louise Bouwmeester-Sandbergen, Pierre Mols, Verzijl en Marie van Westerhoven. Door onbekende fotograaf, 1914 (Nationaal Archief / Collectie Spaarnestad).

Auteur: Henk van Gelder

laatst gewijzigd: 30/03/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.