Snouck van Loosen, Margaretha Maria (1807-1885)

 
English | Nederlands

SNOUCK VAN LOOSEN, Margaretha Maria (ged. Enkhuizen 6-9-1807 – gest. Enkhuizen 30-10-1885), stichteres van het Snouck van Loosenfonds. Dochter van Samuel Snouck van Loosen (1766-1839), luitenant-ter-zee, koopman, en Cornelia Petronella van Loosen (1772-1846). Margaretha Snouck van Loosen bleef ongehuwd.

Margaretha Maria is vooral bekend geworden vanwege haar nalatenschap. Ze was de jongste van de zes dochters van het echtpaar Snouck van Loosen. Haar vader was afkomstig uit Leiden en heette eigenlijk Samuel Snoeck. Toen hij in 1793 trouwde met Cornelia Petronella van Loosen kocht hij de familienaam van zijn vrouw erbij. Haar moeder was een telg uit een gerenommeerd en welgesteld Enkhuizens koopmans- en regentengeslacht, waaruit ook bewindhebbers van de VOC en WIC kwamen.

Het gezin Snouck van Loosen woonde in een kapitaal pand aan de Dijk in Enkhuizen. Van Margaretha’s vijf zussen zou er één jong overlijden (in 1811) en zouden er twee in het huwelijk treden (1828, 1835). Na de dood van haar vader in 1839 en haar moeder in 1846 bleef Margaretha in het huis aan de Dijk wonen met haar twee ongetrouwde zusters, Anthonia Meynoutje (1795-1875) en Arnoldina Ursula (1803-1876). Voor zover bekend hielden de zusters zich vooral bezig met allerlei maatschappelijke werkzaamheden in Enkhuizen. Zo stichtten ze aan de Breestraat een ‘inrichting tot het geven van godsdienstonderwijs’ – aldus de formulering in Margaretha’s testament – en in 1862 aan de Westerstraat een naaischool.

In 1876 stierf Margaretha’s laatst overgebleven zuster, Arnoldina Ursula. Aangezien ook haar getrouwde zusters kinderloos waren overleden, was zij nu de laatste Snouck van Loosen en kwam het – zeer aanzienlijke – familievermogen in zijn geheel bij haar terecht. In Enkhuizen stond ze bekend als ‘de dame’. Margaretha Maria Snouck van Loosen stierf eind oktober 1885; ze was 78 jaar oud geworden.

De nalatenschap

Bij haar dood liet Margaretha Maria Snouck van Loosen een vermogen na van ruim acht miljoen gulden in waardepapieren en onroerende goederen. Bij (gesloten) testament legateerde zij tegen de twee miljoen aan individuele personen (enkele familieleden, vrienden, personeel) en instellingen, waaronder de naaischool en het schooltje voor godsdienstonderwijs. Opvallend is dat er legaten zijn voor de armen van zo ongeveer elke denominatie. Wat er na aftrek van de legaten en de kosten van de afwikkeling van het testament overbleef, was bestemd voor een op te richten fonds ‘tot weldadige doeleinden’. Dat fonds, zo bepaalde het testament, moest beheerd worden door twee commissionairs in effecten, Wander Lakenman (Enkhuizen) en Gerrit Wendelaar (Amsterdam). Zij waren bovendien, samen met mr. D. van Akerlaken (toen lid van de eerste Kamer), aangewezen als de executeurs van het testament.

Gelet op de omvang van de erfenis hoeft het geen verwondering te wekken dat het testament van Margaretha Snouck van Loosen aangevochten werd, onder meer door de familie Snoeck. Dat had echter ook te maken met de wijze waarop de heren de ‘bereddering’ van de nagelaten boedel aanpakten. Lakenman en Wendelaar stelden zich op als erfgenamen, terwijl ze volgens het testament slechts executeurs en beheerders van het op te richten fonds waren. De Hoge Raad kwam er in 1893 aan te pas om dat nog eens te bevestigen.

Er vonden ook andere onverkwikkelijke gebeurtenissen plaats rond de afwikkeling van het testament, zoals de klaarblijkelijk nogal overhaaste verkoop van de hele inboedel van Margaretha’s huis. Toch kwam in 1890 het Snouck van Loosenfonds tot stand, dat volgens de stichtingsakte recht had op de resterende circa zes miljoen gulden uit de nalatenschap. Eveneens volgens wens van Margaretha Snouck van Loosen werd haar woonhuis aan de Dijk in 1893 ingericht als huis voor alleenstaande vrouwen ‘uit de fatsoenlijke stand’, dat als bejaardenhuis tot 1998 dienst zou blijven doen. De ‘inrichting’ voor godsdienstonderwijs heeft waarschijnlijk niet lang meer bestaan en de naaischool werd in 1929 een Vrouwen Arbeidsschool.

Een blijvende bijdrage van het Fonds aan de stad Enkhuizen is het Snouck van Loosenpark. Ook dit is de realisatie van een wens van Margaretha Snouck van Loosen, namelijk dat het Fonds arbeiderswoningen ‘van behoorlijke grootte’ zou bouwen (De Vries en De Vries, 55). In 1895 werd de eerste steen gelegd voor de vijftig in een park gesitueerde woningen. Bij de officiële opening in 1897 werd een ‘Snouck van Loosenpark-mars’ ten gehore gebracht.

Ten slotte kreeg Enkhuizen in 1900 een ziekenhuis, gefinancierd door het Snouck van Loosenfonds. Het is de vraag of dit in lijn was met de wensen van de erflaatster, die in haar testament had laten vastleggen dat het Fonds nimmer gebruikt mocht worden voor ‘stedelijke uitgaven, gebouwen of inrichtingen’. Twijfel over de integriteit van dat ziekenhuisproject wordt gevoed door het feit dat het een initiatief was van de echtgenote van Lakenman, toen nog beheerder van het Fonds. Hoe dat ook zij, het Fonds verarmde in de loop van de twintigste eeuw en in 1960 werd het ziekenhuis verkocht. In 1977 deed het Fonds het Snouck van Loosenpark voor drie miljoen gulden over aan de gemeente Enkhuizen. Het Park, dat te boek staat als een van de vroegste sociale woningbouwprojecten en in 1981 rijksmonument werd, is in 1983-1984 geheel gerenoveerd. De woningen in het Park zijn later verkocht aan een woningbouwcorporatie.

In de jaren negentig van de twintigste eeuw lag het beheer van de Stichting Snouck van Loosenfonds in handen van W. van Leeuwen, aangetrouwde familie van Lakenman, en nog steeds een Wendelaar (derde generatie). De door Margaretha Snouck van Loosen gewenste ‘weldadige doeleinden’ waren echter op de achtergrond geraakt. In 1999 verenigden de Erven van Loosen zich ‘om te komen tot redding en eerherstel van het fonds Snouck van Loosen’ en de bedoelingen van de oorspronkelijke erflaatster weer inhoud te geven. Volgens hen was het Fonds verworden tot ‘een waardeloos beleggingsfonds’. Zo was de geest van Margaretha Maria van Loosen geleidelijk teloorgegaan. Een poging om van haar voormalige woonhuis een stadsmuseum te maken strandde in 2005 op gebrek aan gemeentelijke middelen. Feit blijft dat haar naam, of ten minste die van haar familie, nog zeer aanwezig is in Enkhuizen: het Park, het Fonds en haar huis aan de Dijk zijn alle getooid met de naam Snouck van Loosen. Zelfs is er nog een Stichting Snouck van Loosen Inrichting voor Godsdienstonderwijs.

Naslagwerken

NNBW.

Literatuur

  • Nederland’s Patriciaat (1953) 254-255.
  • Maurice M. de Wolf en Marian Watts de Wolf, ‘Het Enkhuizer regentengeslacht Van Loosen en aanverwante geslachten (vervolg en slot)’, De Nederlandsche Leeuw (1971) 302-324, aldaar 305-309.
  • E.C. de Vries en H.G. de Vries, Enkhuizer wetenswaardigheden (Zaltbommel 1994) 50-54, 55-67, 68-77 [over resp. de stichting, het park en het ziekenhuis].
  • R.E.O. Ekkart, ‘De schilderijenverzameling Snouck van Loosen’, Steevast. Jaaruitgave Ver. Oud Enkhuizen (1998) 4-11.
  • Op diverse internetsites is veel te vinden over de familie (Snouck) van Loosen (o.m. de tekst van Margaretha’s testament), over het Fonds en over de meer recente gang van zaken.
Illustratie

Portret geschilderd door J.A. Kruseman, 1850 (Stichting Snouck van Loosen, Enkhuizen). Uit: De Nederlandsche Leeuw 88 (1971) t/o 308.

Redactie

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 676

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.