Gerrits, Soetgen (?-1572)

 
English | Nederlands

GERRITS, Soetgen (geb. Rotterdam ? – gest. Hoorn 26-12-1572), dichteres van stichtelijke liederen. Ze bleef ongetrouwd.

Soetgen Gerrits kan worden beschouwd als de eerste Nederlandse dichteres van protestantsen huize. Zij moet lid zijn geweest van de jonge doopsgezinde gemeenschap van Rotterdam ten tijde van de geloofsvervolgingen. Verwijzingen in haar werk naar het martelaarschap van vervolgde geloofsgenoten duiden erop dat zij de vervolgingen van nabij heeft meegemaakt. Waarschijnlijk heeft zij ook zelf rond 1550 moeten vluchten. De laatste twintig jaar van haar leven woonde zij in Hoorn, waar zij ook is gestorven. Haar werk bestaat uit zeer vrome geestelijke liedjes die zij als eenvoudige gelovige – ze benadrukte graag haar eenvoud – en voor een groot deel in opdracht of op verzoek van geloofsgenoten schreef. Zo begint een van haar liederen (nr. 13) met de wat kreupele regels: ‘Den broeder die mij zandt [:zond]/ Een brief, wens ik veel gratie/ Met zijn huisvrouw tezamen van harte zeer/ Uw brief kwam mij ter hand/ Ik dank uw informatie’.

Kennelijk waren de liederen van Soetgen Gerrits in haar eigen tijd redelijk bekend. De uitgever van haar oudst bekende bundel, Een nieu gheestelijck lie(d)tboecxken van circa 1590, motiveert de uitgave als volgt: ‘dewijle deze liedekens bij velen verstrooid waren zijn zij met naarstigheid verzameld’. De bundel bevat 84 liederen, maar de Haarlemse uitgave van 1592 bundelt 104 liederen, waarvan er 102 van haar hand zijn, ook al meldt de uitgever in zijn voorrede dat het er 98 zijn. In de editie van 1618 werd deze fout gecorrigeerd: zes liedjes werden geschrapt. De bekendheid van haar werk blijkt ook uit het feit dat zo’n 35 liedjes van haar hand al tijdens haar leven in gezangenbundels als Veelderhande liedekens waren opgenomen (Hofman, 243).

Soetgen Gerrits kon lezen noch schrijven omdat zij blind was. Dit wordt ook onderstreept op de titelpagina en in de voorrede. Ze kon geen a van b onderscheiden, aldus de editeur (alleen bekend onder de initialen I.C.), en toch had God haar ‘met een hoog en wonderlijk verstand verlicht’. Waarschijnlijk heeft zij haar teksten gedicteerd aan iemand die wel kon schrijven. Zelf refereert ze hier een enkele maal aan (in nr. 13: ‘weet dat ik nooit en las’ en in nr. 100: ‘want ik nooit las op aarde’). Opmerkelijk is ook haar grote bijbelkennis. Voor haar liedjes gebruikte zij graag ‘de tale Kanaäns’, hetgeen doet vermoeden dat ze grote delen van de Bijbel uit haar hoofd kende. Van de gebundelde liedjes begonnen er 33 met de genade- of vredewens, bijvoorbeeld lied 35 (in de ongedateerde editie: 25): ‘Genade en vrede/ wens ik u toe hier binnen deze stede’. Bij al haar liederen staat aangegeven op welke wijs het lied gezongen moest worden, zoals bij deze liederenbundels gebruikelijk was. Wel valt de grote verscheidenheid op: in de bundel worden 79 melodieën genoemd. Ook dit gegeven duidt op het talent van de blinde Soetgen Gerrits voor memoriseren. Vrijwel zeker gebruikte zij deze melodieën om al zingend haar schriftuurlijke liedjes te dichten.

De biografie van Soetgen Gerrits die vanaf de druk van 1592 in haar Lie(d)tboecxken is opgenomen en naar het schijnt op de dag van haar dood in 1572 is geschreven, bevat niet veel meer informatie dan dat zij zeer trouw aan haar geloof was, een grote afkeer had van twist en tweedracht, en veel liefde voor de gemeenschap voelde.

De latere waardering voor het werk van Soetgen Gerrits is niet erg groot. Zo stelt W.A.P. Smit dat zij er niet in is geslaagd ‘het innerlijke geloofsleven over te dragen op haar liedekens’ (Smit, 76). Schenkeveld-van der Dussen noemt haar taal en stijl uiterst ‘eenvoudig en zelfs onbeholpen’ (Lauwerkrans), maar noemt haar niettemin een ‘veelgelezen en geliefde dichteres’ die meer aandacht verdient dan haar in de literatuurgeschiedenis is toegewezen (Schenkeveld-van der Dussen, 17). Soetgen Gerrits is vaak verward met Vrou Gerrits, eveneens een doopsgezinde dichteres van wier hand een bundel geestelijke liederen bekend is onder dezelfde titel.

 

Naslagwerken

Van der Aa; Lauwerkrans; Mennonite Encyclopedia [onder Soetken]; NBAC; NNBW; Paquot; Regt.

Publicatie

Een nieu gheestelijck lietboecxken, twelck noch noyt in druck gheweest en is, Wt den Ouden ende Nieuwen Testament ghemaeckt, van een blinde dochter ghenaemt Soetken Gerrits van Rotterdamme (z.p. z.j [voor 1592]) [exemplaar in Koninklijke Bibliotheek, Den Haag; de eerste gedateerde druk verscheen onder dezelfde titel, maar met een d toegevoegd (Liedtboecxken), in Haarlem in 1592 (ex. in Universiteits Bibliotheek Amsterdam (UvA)); herdrukt in 1610, 1618, 1628 en 1632].

Literatuur

  • W.A.P. Smit, Dichters der Reformatie in de zestiende eeuw (Groningen/Batavia 1939) 74-76.
  • Bert Hofman, Liedekens vol gheestich confoort. Een bijdrage tot de kennis van de zestiende-eeuwse schriftuurlijke lyriek (Hilversum 1993) 242-243.
  • M.A. Schenkeveld-van der Dussen, ‘De vrouwelijke blik. Nederlandse dichteressen van de Gouden Eeuw’, in: Arie-Jan Gelderblom en Harald Hendrix red., De vrouw in de Renaissance (Amsterdam 1994) 11-27, aldaar 16-19.
  • Piet Visser, ‘Soetjen Gerrits of Rotterdam and Vrou Gerrits of Medemblik’, in: C. Arnold Snyder en Linda A. Huebert Hecht red., Profiles of anabaptist women. Sixteenth-century reforming pioneers (Waterloo, Ontario 1996) 384-405.

Illustratie

Titelpagina van Een nieu gheestelijck liedtboecxken (Universiteits Bibliotheek Amsterdam (UvA, Bijzondere Collecties).

 

Redactie

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 124

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.