Sophie van Oranje-Nassau (1824-1897)

 
English | Nederlands

SOPHIE van ORANJE-NASSAU, prinses der NEDERLANDEN (geb. Den Haag 8-4-1824 gest. Weimar 23-3-1897). Dochter van Willem II koning der Nederlanden (1792-1849) en Anna Paulowna (1795-1865). Sophie trouwde op 8-10-1842 in Den Haag met Carl Alexander August Johann van Saksen-Weimar-Eisenach (1818-1901), de latere groothertog van Saksen-Weimar-Eisenach. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 3 dochters geboren, van wie 1 dochter jong overleed.

Sophie was het jongste kind en de enige dochter van Willem II en de Russische grootvorstin Anna Paulowna. Zij groeide met haar drie broers op in Den Haag en op Soestdijk. Sophie had in de tuinen van paleis Soestdijk een eigen boerderijtje waar ze zelf boter en kaas maakte. Ze bracht zó veel tijd buiten spelend door dat ze een achterstand in haar intellectuele ontwikkeling opliep. Daarom werd haar vanaf haar tiende jaar een nieuwe gouvernante toegewezen, baronesse van Randwijck. Vanaf dat moment kreeg ze niet alleen lessen in Nederlands, Frans, Duits, Italiaans en Engels, maar ook in wiskunde, geschiedenis en muziek. Het ‘buitenspeelkind’ bleek, naar het oordeel van haar leraren, intelligent en leergierig. Haar vader gaf haar godsdienstonderwijs, ‘vrij van dogma’s’, zoals Sophie zelf het later zei. Op 16 april 1840 deed ze belijdenis. In een brief uit 1862 aan Christine Hebbel schreef Sophie over haar opvoeding dat zij vooral ‘had geleerd wat niet mocht en níet wat juist was om te doen’.

Huwelijk

In 1834 vergezelde Sophie haar moeder naar Weimar, waar de zestiende verjaardag gevierd werd van Carl Alexander, zoon van haar tante Maria Paulowna en van de groothertog van Saksen-Weimar-Eisenach. Het groothertogdom was op moderne leest geschoeid – het had al sinds 1816 een liberale grondwet – en het groothertogelijk huis Saksen-Weimar nam een vooraanstaande plaats in onder de Duitse vorstenhuizen. Carl Alexanders zuster Marie was gehuwd met prins Karl van Pruisen en zijn zuster Auguste met prins Wilhelm, de latere Duitse keizer. Sophie ontmoette Carl Alexander opnieuw toen deze in het najaar van 1841 Willem II zijn respect kwam betuigen in verband met diens troonsbestijging. Na zijn terugkeer schreef zijn moeder Marie, die op zeer goede voet stond met Willem II: ‘ik wil je namens mijn zoon een simpele vraag stellen en graag een simpel antwoord ontvangen’ (brief van 12 november 1841). Dat antwoord kwam per kerende post en luidde ‘ja’. Op 8 oktober 1842 trouwden Sophie en Carl Alexander in de Witte Zaal van paleis Kneuterdijk, waarna het huwelijk in de Gotische Zaal werd ingezegend. Een week later vertrok het paar per schip vanuit Rotterdam naar Weimar. Sophie werd vergezeld door haar vroegere leraar Engels James Marshall, die haar 35 jaar als geheimsecretaris (‘Geheimer Hofrath’) zou dienen. Het paar kreeg vier kinderen: Carl August (1844-1894), Marie (1849-1922), Anna Sophie (1851-1859) en Elisabeth (1854-1908).

Naast de opvoeding van haar kinderen nam Sophie veel maatschappelijke initiatieven. Zij stichtte scholen en opleidingen, sanatoria, een weeshuis en een reclasseringsvereniging. Tijdens de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871 moest zij optreden als regentes, omdat haar man en zoon bij hun troepen verbleven. Ook op cultureel gebied was Sophie in Weimar van grote betekenis.

Cultuur in Weimar

Vanaf 1853, het jaar waarin Carl zijn overleden vader als groothertog opvolgde, steunden Sophie en haar man allerlei wetenschappelijke en culturele activiteiten die voor een deel al waren geïnitieerd door Carls ouders. In hun paleis te Weimar hadden wekelijks bijeenkomsten plaats met geleerden en kunstenaars. Onder leiding van hofkapelmeester Franz Liszt werd Weimar een centrum voor eigentijdse muziek, waar veel nieuw talent – Wagner, Berlioz, Von Bülow, Brahms – een kans kreeg. Liszt begeleidde ook Sophie op de piano, omdat hij vond dat zij een goede stem had. Zij was echter niet zo muzikaal als haar schoonmoeder, die ook zelf componeerde.

Sophie werd beschermvrouwe van het in 1864 opgerichte Deutsche Shakespeare Gesellschaft. Dankzij haar financiële steun kon een begin worden gemaakt met een Shakespearebibliotheek. Het boekenbestand van meer dan tienduizend banden – met veel vroege vertalingen – is nog steeds een belangrijk onderdeel van de collectie van de Weimarbibliotheek. Maar het meest spande Sophie zich in voor de Duitse literatuur. Toen Goethes kleinzoon haar in 1885 de literaire erfenis van zijn grootvader naliet, besloot Sophie van Weimar een literair centrum te maken. Ze wilde een kritische editie van Goethes volledige werken publiceren en een goede biografie laten schrijven. Die Goethebiografie is er nooit gekomen, maar Weimar werd wél het centrum voor Duitse literatuur en ook de volledige uitgave van Goethes werken kwam tot stand. De editie werd naar haar de ‘Sophien Ausgabe’ genoemd. Zij was de drijvende kracht achter dit project, hoewel ze met haar bemoeizucht de redacteuren soms tot wanhoop bracht. Omdat zij geen blasfemie en erotica duldde werden dergelijke teksten pas in 1914 – na haar dood – in een apart deel gepubliceerd.

Bij hun vijftigjarig huwelijksfeest ontvingen Sophie en Carl van het land een substantieel bedrag. Zij besloten dit bedrag – aangevuld met eigen middelen van Sophie – aan te wenden voor een archiefgebouw. Op 28 juni 1896 kon het archief worden geopend, waarin naast Goethes literaire nalatenschap ook de Schillercollectie een plaats kreeg. Later volgden talloze andere handschriftenverzamelingen en literaire nalatenschappen. Nog altijd is het Goethe und Schiller Archiv een van Duitslands belangrijkste culturele instellingen.

Prinses der Nederlanden

Haar Nederlandse wortels herkomst Sophie nooit vergeten. Na de dood van Willem III in 1890 waren zij en haar kleinzoons tot de geboorte van prinses Juliana in 1909 eerste in lijn voor de troonopvolging in Nederland. De verstandhouding met haar broer Willem III was niet altijd even goed, maar met diens tweede vrouw Emma had zij een uitstekende band. Emma vertrouwde haar en vroeg haar om raad. Ook Emma’s dochter Wilhelmina was erg op tante Sophie gesteld.

Sophie kwam geregeld naar Den Haag, mede om haar zakelijke belangen te behartigen. Ze had in 1865 van haar moeder Buitenrust, Rustenburg en Zorgvliet geërfd. Haar broer Hendrik liet haar behalve aandelen in bedrijven ook het paleis aan het Lange Voorhout na, dat zij in 1896 overdroeg aan Emma. Sophie verbleef ’s zomers enkele weken op Buitenrust en ontving dan vooral mensen uit de kunstwereld. Zij droeg bij aan de ontwikkeling van haar geboortestad door afstand te doen van onroerend goed ten behoeve van de aanleg van de wijk Duinoord, het verversingskanaal en de bouw van Bronovo, het diaconessenziekenhuis. Met het Nederlandse nationale geschenk bij haar gouden bruiloft in 1892 stichtte zij het Sophie-fonds, bestemd voor maatschappelijke projecten in Nederland en zijn koloniën. Op de van haar vader en haar broer geërfde landgoederen in Silezië en Posen richtte zij een modellandbouwbedrijf op – Heinrichau – waarvoor zij zelfs een landbouwcursus volgde.

Sophies laatste jaren waren zwaar, onder meer omdat zoon Carl August in 1894 overleed. Zij zelf stierf drie jaar later, op 73-jarige leeftijd, en werd bijgezet in de ‘Fürstengruft’ te Weimar, de graftombe van haar schoonfamilie Sachsen-Weimar-Eisenach. Daar rusten ook Goethe en Schiller, die zoveel hebben betekend in Sophies leven.

Reputatie

Sophie was gereserveerd in de omgang, maar wel voorkomend. Zij was zeer plichtsgetrouw en eiste veel van zichzelf en van anderen. Zij had graag de touwtjes in handen. Ook had zij een scherpe tong. Onachtzaamheid en traagheid irriteerden haar hogelijk. Liszt vond haar intelligent en getalenteerd. Kroonprinses Vicky van Pruisen omschreef haar als een koude harteloze vrouw, trots en ambitieus. Haar broer Willem III noemde haar ooit een ‘chattemitte’, een zoetsappig mens en niet te vertrouwen. Maar zij wordt ook, onder anderen door Christa Jansohn, beschreven als een vrolijke vrouw die tot op hoge leeftijd blijk gaf van een fijn gevoel voor humor. Hoe het ook zij, haar leven lang hield zij zich aan haar eigen lijfspreuk ‘Il faut agir en parlant le moins possible’, populair gezegd ‘niet praten, maar doen’.

Naslagwerken

Dek Nass.; Van Ditzhuyzen; NNBW; Oranje van A tot Z.

Archivalia

  • Koninklijk Huisarchief, Den Haag: archieven Sophie van Saksen-Weimar, Willem I, II en III, Anna Paulowna, collectie Weimar.
  • Haags Gemeentearchief: archief Ambtenaar van de Burgerlijke Stand in de gemeente Den Haag, toegang 0335-01, inv. nr. 24.
  • Gemeentearchief Rotterdam: archief Commissies voor feestvieringen, toegang 404, inv. nr. 41.
  • Het Utrechts Archief: archief Gemeentebestuur van Utrecht, 1813-1869, dl. 2, toegang 1007-2, inv. nr. 11078; archief Familie van Lynden van Sandenburg, toegang 11-1, inv. nr. 153.
  • Thüringisches Hauptstaatsarchiv, Weimar: bestanden groothertogelijke familie.

Literatuur

  • A.M. Gerth van Wijk, Prinses Sophie der Nederlanden, groothertogin van Saksen: een levensschets (Rotterdam 1898).
  • W. von Puttkamer, Der Hof von Weimar unter Grossherzog Carl Alexander und Grossherzogin Sophie (Berlijn 1932).
  • W. Vinkhuyzen, Onze prinses Sophie (Den Haag [1956]).
  • Koningin Wilhelmina, Eenzaam maar niet alleen (Amsterdam 1959).
  • J.P. Duyverman, De geheime dagboeken van Aeneas Mackay, dienaar des Konings, 1806-1876 (Houten 1987).
  • C. ter Haar, ‘Grossherzogin Sophie – eine niederländische Königstochter verwaltet Goethes Erbe’, Nachbarn 37 (1993) [themanummer, met verwijzingen naar Duitstalige literatuur].
  • C. Fasseur, Wilhelmina, de jonge koningin (Amsterdam 1998).
  • T. Wijsenbeek-Olthuis, Het Lange Voorhout: monumenten, mensen en macht (Zwolle 1998).
  • J. Brena, Groothertogin Sophie van Saksen-Weimar, prinses der Nederlanden: een belangrijke sociale vorstin in de negentiende eeuw’, Jaarboek Oranje-Nassau Museum 2000 (Rotterdam 2001) 6-31.
  • Christa Jansohn, ‘“Even schrander als vriendelijk, even rechtvaardig als goedaardig”. Sophie von Sachsen-Weimar: beschermvrouwe van de Deutsche Shakespeare-Gesellschaft’, op: http://shakespeare.let.uu.nl/SOPHIE.htm (25-10-2007).
  • Thera Coppens, Sophie van Weimar. Een prinses van Oranje in Duitsland (Amsterdam 2011).

Illustratie

Portretminiatuur, door onbekende kunstenaar, ca 1860 (Stichting Historische Verzamelingen van het Huis Oranje-Nassau, Den Haag).

Auteur: Hélène J. de Muij-Fleurke

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 723

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.