Junius, Sophia Margaretha Cornelia (1853-1904)

 
English | Nederlands

JUNIUS, Sophia Margaretha Cornelia, vooral bekend als Johanna van Woude (geb. Tiel 23-11-1853 – gest. Utrecht 26-11-1904), schrijfster en tijdschriftredactrice. Dochter van Franciscus Johannes Jacobus Albertus Junius (1809-1879), predikant, en Anna Marie Titia Burhoven Viëtor (1810-1879). Sophie Junius trouwde op 9-12-1880 in Rotterdam met Johannes van Wermeskerken (1847-1918), notaris. Uit dit huwelijk, dat op 7-5-1901 eindigde in een scheiding, werden 2 zoons geboren.

Sophie Junius groeide op als negende dochter in een gezin met tien kinderen. Haar vader, een Nederlands-hervormd predikant, was een geleerd man met diverse publicaties op zijn naam. Sophie had al vroeg literaire ambities; waarschijnlijk was ze daartoe geïnspireerd door haar oudere zus Francisca (1847-1890), die in 1872 debuteerde met de roman Florence’s droom. Ze schreef alleen ’s avonds omdat niemand behalve haar moeder wist van haar literaire pogingen. Bovendien moest zij meehelpen in het grote gezin. Onder het pseudoniem Bella publiceerde zij in 1874 haar eerste korte verhaal in het tijdschrift Nederland: ‘Eene week uit logeeren’. Vijf jaar later werd haar eerste grote roman, Hare roeping getrouw (1879), lovend ontvangen. Deze uitgave verscheen onder de naam Johanna van Woude, een pseudoniem dat zij aannam zodat haar initialen overeenkwamen met die van haar verloofde Johannes van Wermeskerken.

Huwelijk en loopbaan

Op 9 december 1880 trouwde Sophie Junius met Johannes van Wermeskerken. Haar ouders vonden de notarisklerk eigenlijk geen goede partij voor hun dochter, maar gaven toestemming nadat hij zijn examen kandidaat-notaris had gehaald. De eerste jaren van het huwelijk woonden ze in Rotterdam, in 1887 verhuisden ze naar Kralingen. Zij kregen twee kinderen, Johan Wilhelm Henri (1882) en Johan Maurits Burhoven (Maus) (1885). Intussen bleef Sophie Junius schrijven. In feite was zij in deze periode de voornaamste kostwinner. Zij werkte meestal van vijf uur tot half elf ’s ochtends , waarbij zij tussendoor haar kinderen ontbijt gaf en naar school bracht. De rest van de dag besteedde ze aan het huishouden en haar gezin. ‘Dan was ze geheel moeder. Ze vergat dan alle schrijfsterplichten’, zou haar zoon Henri later schrijven (gecit. Hoven, 256). Ondanks haar werk als schrijfster zag zij het huwelijk, kinderen en gezinsleven als de belangrijkste taken van de vrouw. In De schoonste gaven der vrouw (1889) somt zij de vijf plichten van de vrouw op: ‘behagen, voeden, kleden, orde houden en onderrichten’ (gecit. Van Wermeskerken 2011, 20).

Sophie van Wermeskerken-Junius publiceerde in 1888 haar beroemdste roman: Hollandsch binnenhuisje. Het verhaal gaat over alledaagse gebeurtenissen die het pasgetrouwde stel Hein en Truus meemaken en is voor een belangrijk deel gebaseerd op haar eigen leven. Het boek beleefde vele herdrukken en werd in het Duits vertaald. Een jaar later verscheen haar andere veelgelezen roman, Tom en ik. Heel vrouwelijk Nederland verslond de werken van Johanna van Woude. Niet alle recensenten waren overigens gecharmeerd van haar brave verhalen. Zelf schreef ze aan haar uitgever: ‘Zend vooral geen Holl. Binnenhuisje aan de Gids ter recensie. Ik weet dat ik van die recensent geen pardon te verwachten heb!’ (gecit. Hamer, 152).

In 1889 nam Sophie van Wermeskerken-Junius de hoofdredactie van De Hollandsche Lelie, Weekblad voor jonge dames op zich. Het twee jaar eerder door Catharina Alberdingk Thijm opgerichte blad bevatte feuilletons en uiteenlopende artikelen over mode, huwelijk, etiquette en lectuur. Net als haar romans werd De Hollandsche Lelie onder Sophies redactie buitengewoon populair. Het aantal abonnees en correspondenten nam gestaag toe. Een belangrijk onderdeel was de brievenrubriek, waarin Sophie van Wermeskerken-Junius met zoete woorden brieven beantwoordde van de ‘Lelietjes’, zoals de lezeressen werden genoemd. Ze benadrukte dat het huwelijk het streven van elke vrouw zou moeten zijn, maar in latere jaargangen besteedde zij steeds meer aandacht aan onderwijs en mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Haar literaire inspanningen maakten dat zij in 1893 met het grootste aantal stemmen tot een van de eerste dertien vrouwelijke leden van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde werd benoemd.

In 1892 werd Johannes van Wermeskerken eindelijk benoemd tot notaris en verhuisde het gezin naar Krommenie. Misschien was het voor Sophie van Wermeskerken-Junius moeilijk om haar leidende rol op financieel gebied overgenomen te zien worden aangezien in deze periode steeds meer conflicten met haar echtgenoot ontstonden. Zelfs in kranten verschenen berichten over de echtelijke twisten van de bekende schrijfster. In 1893 vertrok ze uit Krommenie en nam haar intrek in pensions – haar redactiewerk voor De Hollandsche Lelie liet ze aan anderen over. In december van dat jaar gaf zij aan te willen scheiden vanwege ‘buitensporigheden, mishandelingen en grove beledigingen’ (Van Wermeskerken, 29). Johannes zou haar in 1892 en 1893 meerdere malen hebben geslagen en geprobeerd hebben haar te wurgen.

Sophie van Wermeskerken-Junius keerde in het najaar van 1895 terug naar Krommenie, misschien om haar huwelijk nog een kans te geven, maar in ieder geval om haar kinderen niet te verliezen. Haar terugkeer verliep echter dramatisch: op 5 november deed haar man aangifte omdat zij hem zou hebben proberen te vergiftigen met antipyrine en aanhouding volgde. Zij werd vastgezet in het tuchthuis van Haarlem en stevig verhoord. Ook nu werd de affaire in de pers breed uitgemeten. Desondanks bleef Sophie brieven van haar Lelietjes ontvangen die in haar onschuld geloofden. In de gevangenis werkte Sophie aan het bewijzen van haar onschuld, maar, zo stelde ze vast, ‘dat men iets niet gedaan heeft […] daarvan een bewijs te geven, is onmogelijk’ (Mijne levensherinneringen, 61). Na enkele weken werd ze vrijgelaten omdat er niet genoeg bewijs was dat ze het middel in het drankje had gedaan en de hoeveelheid antipyrine niet dodelijk bleek.

Na haar vrijlating probeerde Sophie Junius haar leven zo goed mogelijk op te pakken. Na de echtscheiding in 1901, waar Sophie geen gezag over haar kinderen verkreeg, ging zij in Laren wonen en nam de pen weer op. Haar gezondheid, eigenlijk al tien jaar niet in orde, ging echter snel achteruit. Een arts constateerde ‘hersenverweking’ aangezien Sophie zich steeds vreemder begon te gedragen. Op 6 juni 1902 werd zij opgenomen in het Geneeskundig Gesticht voor Krankzinnigen in Utrecht. Vermoedelijk leed ze aan dementia paralytica als gevolg van syfilis. Zelf leek ze niet te beseffen dat het slecht met haar ging en ze werkte zelfs aan een nieuwe roman. Sophie Junius overleed op 26 november 1904 en werd begraven op Soestbergen in Utrecht – op 30 juli 1915 werd ze herbegraven op Kovelswade. In 1934 liet haar zoon Henri een grafmonument plaatsen met de tekst ‘dichteres van het heilig huwelijk en van de muziek des levens. Zij was haar kinderen en duizende Hollandsche vrouwen een hooge leidster’.

Reputatie

Sophie van Wermeskerken-Junius was in haar tijd een zeer geliefd en veelgelezen schrijfster. Ondanks haar populariteit kreeg zij veel kritiek op haar conventionele manier van schrijven. Dat verklaart ook waarom haar romans in de vergetelheid zijn geraakt. De lieflijke traditionele vrouwen uit haar verhalen pasten niet goed meer in de veranderende wereld van de twintigste eeuw. Het was bovendien wrang dat zij zelf, met haar verheerlijking van huwelijk, gezin en huis, juist alles verloor. In een In Memoriam wordt ze dan ook omschreven als een vrouw ‘die veel werkte, veel leed en streed en vooral veel liefhad’ (M.V.J., 106).

Naslagwerken

BNTL; Frederiks/Van den Branden; Ter Laan; NNBW.

Publicaties

  • Hare roeping getrouw (Rotterdam 1879/1880).
  • Hollandsch binnenhuisje (Haarlem 1887/1888).
  • Een verlaten post (Amsterdam 1891).
  • Betrekkingen voor vrouwen (Amsterdam 1899).
  • Mijne levensherinneringen (Haarlem 1905).
  • Voor een volledig overzicht zie Hamer, 154.

Literatuur

  • P.N.M., [recensie van Hare roeping getrouw], De Gids 44 (1880) dl. 3, 394-400.
  • Thérèse Hoven, ‘Levensbericht van Johanna van Woude (Mevrouw v. Wermeskerken-Junius)’, Handelingen en Mededeelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden (1905).   
  • M.V.J., ‘Johanna van Woude (Sophie van Wermeskerken-Junius)’, Noord en Zuid. Tijdschrift ten dienste van onderwijzers bij de studie der Nederlandsche taal- en letterkunde 28 (1905) 97-106.
  • Dianna Hamer, ‘Een leven “met de pen in de ééne, den stofdoek in de andere hand...”. Sophie van Wermeskerken-Junius’, Literatuur 9 (1992) 151-156.
  • Jannie Poelstra, ‘De eerste vrouwelijke leden van de Maatschappij’, Nieuw Letterkundig Magazijn 18 (2000) 16-23.
  • Hans Heesen en Harry Jansen, Pen in ruste. Schrijversgraven in Midden-Nederland (Baarn 2001) 215-218.
  • Henriëtte van Wermeskerken, Een schrijfster in het Huis van Arrest in de Haarlemse Tuchthuisstraat (Haarlem 2011).

Illustratie

  • Portretfoto, door onbekende fotograaf, ca. 1890 (Literatuurmuseum, Den Haag).
  • Foto van grafmonument van Johanna van Woude.

Auteur: Rose Spijkerman

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 790

laatst gewijzigd: 21/07/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.