Splinters, Anna (?-1659?)

 
English | Nederlands

SPLINTERS, Anna, ook bekend als Anna Quast (geb. Den Haag – begr. Amsterdam? 19-9-1659?), schilderes. Dochter van Jan NN. Ze trouwde (1) in 1632 in Sloten (otr. Amsterdam 29-6-1632) met Pieter Jansz. Quast (1605/6-1647), schilder;  (2) op 8-5-1650 in Scheveningen met Jacob van Spreeuwen (1609/10-?), schilder. Uit huwelijk (1) werden 2 kinderen geboren.

Anna Splinters werd geboren in Den Haag. Over haar familie is niets bekend. In de literatuur wordt wel een familieband gesuggereerd met de schilder Hendrick Splinter, die van circa 1594 tot circa 1630 lid was van het Haagse Lucasgilde. Hij kan echter niet haar vader zijn geweest, aangezien Anna in een archiefstuk ‘Anneken Jans’ wordt genoemd. In de tweede helft van de zeventiende eeuw waren ook een Cornelis en Johan Splinter in Den Haag actief als schilder. Wellicht waren zij familie.

Op 29 juni 1632 ging Anna Splinters, afkomstig uit Den Haag, in Amsterdam in ondertrouw met de schilder Pieter Quast. Het huwelijk werd in Sloten voltrokken. Twee jaar later woonde het paar in Den Haag, waar Quast zich in 1634 inschreef als lid van het Lucasgilde. In 1639 werd een dochter Constantia geboren en in 1641 een tweede kind waarvan de naam niet in de doopboeken wordt genoemd.

Roerig leven

Het gezin woonde waarschijnlijk in het huis aan de Paviljoensgracht dat Pieter Quast eind 1639 kocht. Begin 1644 liet hij dit pand op naam van Anna Splinters zetten, mogelijk om schuldeisers te ontlopen. Anna en haar man woonden toen al minstens een half jaar in Amsterdam en hadden daar inmiddels een huurschuld opgebouwd voor een huis aan de Kalverstraat. Dit adres was enkele malen het toneel van conflicten. Zo bestaan er verklaringen van 1 en 3 juni 1643 omtrent een ruzie tussen Anna Splinters en ene Caspar Ruijbergen, domheer te Utrecht. Aanleiding daarvoor lijkt de opmerking van Anna dat de domheer wel honderd hoeren had betast, waarna de domheer haar had uitgemaakt voor een hoer, zij hem was aangevlogen en hij haar gezicht had verwond met de voet van een roemer. In een notariële akte van een half jaar later verklaart een getuige dat de schilders Alexander de Nijs en Joris Glaude op 3 februari 1644 het huis aan de Kalverstraat waren binnengedrongen en ‘boven op de schilderkamer het conterfeitsel van de requirante [: Anna Splinters]’ hadden geschonden. Ze hadden het portret ‘met hun vingers in zwarte verf gestoken, de tronie kruiselings over met messen geschrapt en uitgedaan’ en ‘schandalige smaadheden daarop geschreven’ (gecit. Bredius 1902, 71). In 1647 woonde het gezin aan de Nes, in een huurhuis dat volgens een verklaring van Pieter Quast van 17 mei 1647 armoedig en onbewoonbaar was door lekkages. Enkele weken later overleed hij.

Na de dood van haar man keerde Anna Splinters terug naar Den Haag. Daar liet zij op de Paviljoensgracht, mogelijk op de plaats van het oude huis, een nieuw huis bouwen dat zij verhuurde. Voor zichzelf huurde zij in september 1648 voor 250 gulden per jaar een huis aan de westzijde van de Oude Wagenstraat. Een maand of acht later had zij ook daar alweer een huurschuld. Haar tweede huwelijk, op 8 mei 1650 in Scheveningen gesloten met de schilder Jacob van Spreeuwen, lijkt niet veel orde in haar leven te hebben gebracht. Zo legden getuigen in april 1651 een verklaring van goed gedrag af ten gunste van Anna; ze verklaarden dat ze de blijkbaar omstreden persoon van Janne Caspers slechts één keer in haar huis gezien hadden. Uit een document van 23 september van dat jaar blijkt dat Anna Splinters intussen weer in Amsterdam heeft gewoond: ze heeft er een woning aan de Lauriergracht verlaten, met achterlating van de nodige goederen. Ook in 1653 en 1656 woonde zij in Amsterdam. In dat laatste jaar werd ze in verband gebracht met een zekere Philips de Lhoyo, een bedrieger uit Tenerife. Getuigen verklaren echter ‘nooit iets anders gezien of gehoord [te] hebben, zo van de requirante [: Anna Splinters] als van haar dochter Constantia als een eerlijk moeder en dochter betamelijk is’ (Archief Bredius, Aantekeningen, 1). Waar Jacob van Spreeuwen in die tijd was, is onduidelijk. Het valt op dat Anna Splinters ook in officiële stukken van na haar tweede huwelijk meestal ‘de weduwe van Pieter Quast’ wordt genoemd en soms zelfs nog ‘Anna Quast’.

Schilderes

Uit diverse notariële aktes komt naar voren dat Anna Splinters net als haar twee echtgenoten schilderde. De duidelijkste aanwijzing hiervoor is een toevoeging in het huurcontract van september 1648: ‘De huurster zal aan de huurder bovendien een verering doen van een stukje schilderij bij des huurderes eigen hand geschilderd’ (huurcontract d.d. 18-9-1648). In de inventaris van de goederen die Anna Splinters in 1651 achterliet in het huis aan de Lauriergracht worden verschillende schilderijen van ‘personen’ en stillevens (enkele van fruit, één met rokerswaren) genoemd. In het achterhuis werden onder andere een ‘schilders wrijfsteen en enige paletten met schilderspotjes en wat penselen’ aangetroffen (Archief Bredius, Aantekeningen, 6).

In oude inventarissen en hedendaagse veilingcatalogi zijn enkele stillevens te vinden die mogelijk aan Anna Splinters kunnen worden toegeschreven. Zo wordt in een Amsterdamse inventaris uit 1649 een ‘bloempotje van Splinter’ genoemd en in een Haagse inventaris uit 1670 een schilderij door ‘juffrouw Quast’. In 1998 verscheen op een veiling een bloemstilleven met de inscriptie ‘Splinter 1647’. Ook een stilleven van rokerswaren, gesigneerd ‘Anna Q 1651’, is mogelijk van haar hand. In de inventaris van de Lauriergracht uit 1651 staat een dergelijk stuk vermeld. Een fruitstilleven dat in de jaren vijftig van de vorige eeuw in de kunsthandel opdook en dat ‘Anna Quast 1640’ was gesigneerd en gedateerd, moet op stilistische gronden worden afgewezen als werk van Splinters – het sluit aan bij stillevens van na 1650/60. Dat neemt niet weg dat het opvallend blijft dat het stuk deze signatuur draagt.

Vermoedelijk kwam er in 1659 een einde aan het woelige leven van schilderes Anna Splinters. Op 19 september van dat jaar werd volgens de boeken van de Nieuwe Kerk en Engelse Kerk in Amsterdam een Anna ‘Splenters’ begraven, bij leven wonende aan de ‘Lendegracht’ – een spelling die de veronderstelling voedt dat we hier ‘Splinters’ moeten lezen.

Naslagwerken

Lexicon Noord-Nederlandse kunstenaressen; Petteys; Willigen/Meijer; Wurzbach [onder Pieter Quast].

Archivalia

  • Stadsarchief Amsterdam: DTB, Trouwen 439, p. 131 [A. Splinters en P. Quast, d.d. 29-6-1632]. DTB, Begraven [A. Splenters, d.d. 19-9-1659]. Toegang 5075 (Notarieel Archief), inv. nr. 67 (not. C. van Santen), nr. 1638, p. 359-360 [verklaring d.d. 3-6-1643 betr. ruzie met C. Ruijbergen]; inv. nr. 48 (not. J.van der Ven) [verklaring d.d. 11-2-1644 betr. inval A. de Nijs en J. Glaude].
  • Haags Gemeentearchief: DTB, Dopen 171, p. 67 [dochter Constantia]; 171, p. 105 [kind van P. Quast en Anneken Jans]. DTB, Trouwen 389, p. 17 [A. Splinters en J. van Spreeuwen, d.d. 10-4-1650 en 8-5-1650]. Toegang 0372-01 (Notarieel Archief), inv. nr. 78 (not. P. van Groeneweghen), p. 140 [huurcontract  A. Splinters, d.d. 18-9-1648]; inv. nr. 79 (not. P. van Groeneweghen) [huurschuldbekentenis A. Splinters, d.d. 4-5-1649]; inv. nr. 60 (not. A. van de Drift), p. 122 [huwelijkse voorwaarden A. Splinters en J. van Spreeuwen, d.d. 9-4-1650]; inv. nr. 151 (not. N. van Bolgersteijn), p. 28 [verklaring t.g.v. A. Splinters, d.d. 3-4-1651].
  • Voor verdere archiefverwijzingen en transcripties zie Bredius (1902) en Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, Archief Bredius, Aantekeningen kunstenaars Q (bij P. Quast).

Werken

Mogelijk door Anna Splinters:

  • Bloemstilleven, paneel, gesigneerd en gedateerd ‘Splinter./1647’, veiling New York (Christie’s), 22-5-1998, nr. 166.
  • Stilleven met rookwaren, doek, gesigneerd en gedateerd ‘Anna Q 1651’, veiling New York (Sotheby’s), 27-1-1999, nr. 30.

Literatuur

  • F.D.O. Obreen, Archief voor Nederlandsche kunstgeschiedenis. Verzameling van meerendeels onuitgegeven berichten en mededeelingen betreffende Nederlandsche schilders, plaatsnijders, beeldhouwers, bouwmeesters, deel 3 (Rotterdam 1880/81) 263, 286; 4 (Rotterdam 1881/82) 34, 55, 109, 157.
  • A.D. de Vries, ‘Biografische aanteekeningen betreffende voornamelijk Amsterdamsche schilders, plaatsnijders, enz. en hunne verwanten. IV’, Oud-Holland (1885) 303-312, aldaar 309.
  • A. Bredius, ‘Pieter Jansz. Quast’, Oud-Holland 20 (1902) 67-82.
  • A. Bredius, Künstler Inventare: Urkunden zur Geschichte der holländischen Kunst des XVIten, XVIIten und XVIIIten Jahrhunderts, deel 1 (Den Haag 1915) 251, 273-274.
  • E. Buijsen e.a., Haagse schilders in de Gouden Eeuw. Het Hoogsteder lexicon van alle schilders werkzaam in Den Haag 1600-1700 (Den Haag 1998) 348.

Illustratie

Bloemstilleven, paneel, gesigneerd en gedateerd ‘Splinter./1647’, veiling New York (Christie’s) 22-5-1998, nr. 166 (foto RKD, Den Haag).

Auteur: Marloes Huiskamp

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 225

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.