Swieten, Bartholda van (1566-1647)

 
English | Nederlands

SWIETEN, Bartholda van, vooral bekend als juffer T’Serclaes (geb. Den Haag 2-4-1566 – gest. Den Haag 15-10-1647), zelfbenoemd diplomate, trad op als bemiddelaarster tussen Brussel en Den Haag. Dochter van Adriaan van Swieten (1532-1584), watergeus en gouverneur van Gouda, en Josina van Naaldwijk (1540-1575). Bartholda van Swieten trouwde in Den Haag met Floris T'Serclaes (1540-1612), baljuw van Schoonhoven. Uit dit huwelijk werden 7 kinderen geboren.

Bartholda van Swieten werd geboren als derde in een gezin van zeven kinderen (twee zoons en vijf dochters). In de roman Een haagsche joffer uit 1856 wordt ze afgeschilderd als ‘ene burgervrouw’, wier grootmoeder een eenvoudige dienstmaagd was. Haar afkomst was echter allerminst burgerlijk: aan vaderskant was zij verwant aan de adellijke geslachten Van Swieten en Van Borsselen en via haar moeder aan de eveneens adellijke Van Naaldwijks. Bij haar geboorte, in het roerige jaar 1566, had haar vader zich aangesloten bij de Opstand en het meeste familiebezit al verkocht; niet lang hierna werd beslag gelegd op haar geboortehuis Van Borssele aan de Lange Voorhout (huidige nummers 14-18) in Den Haag. Het gezin moest op de vlucht voor de troepen van Alva.

'Koppelaarster van het bestand'

Pas nadat Holland in handen van de geuzen was gekomen, keerde Bartholda in 1586 terug naar haar geboorteplaats Den Haag – haar ouders waren inmiddels overleden. In huis Van Borssele woonde nu Floris T'Serclaes met zijn vader, een Brusselse edelman, en zijn Hollandse adellijke moeder. Bartholda trouwde met deze Floris en twee jaar later verkochten zij het huis. Zij verkeerden in Den Haag in hoge kringen van Noord- en Zuid-Nederlanders, zoals blijkt uit de gastenlijst van het huwelijk van dochter Josina (1590-?) in 1611. Behalve de aanstaande schoonzoon Willem van Duffel Berthout, oud-burgemeester en eerste schepen van Leuven, en Bartholda’s broer Adriaan van Swieten, baljuw van Rijnland, waren er telgen van de geslachten Mathenesse, Van Naaldwijk, Van Duvenvoorde, Oem van Wijngaerden en Van Brederode van de partij.

Na de sluiting van het Twaalfjarig Bestand (1609) reisde Bartholda van Swieten naar Brussel om bij de aartshertogen aan te dringen op teruggave van haar mans goederen op Spaans grondgebied, waarvan een deel in handen was gekomen van de kerk van Sint-Goedele. Zij deed dit met verwijzing naar artikel 13 van het Bestand. Het is onbekend of haar missie succes heeft gehad. In 1612 verloor zij haar man en in 1614 verdronk haar zoon Charles. Zij bleef op en neer reizen naar de Zuidelijke Nederlanden, niet alleen om haar twee dochters te bezoeken, die daar inmiddels waren getrouwd, maar ook om op te treden als bemiddelaarster in zaken voor onder anderen Karel de Ligne, graaf van Aremberg. In 1615 regelde zij toestemming van de Staten-Generaal om namens hem een oosters tapijt te mogen uitvoeren. In hetzelfde jaar verbleef zij in het huis van Aremberg in Brussel, zo liet zij weten aan Oldenbarnevelt. De landsadvocaat tipte zij over vrijgekomen bezit in het Westland, waar hij al een stuk grond bezat (Bescheiden 3, 139; Resoluties 6-4-1615).

Ook met prins Maurits stond Bartholda van Swieten op goede voet. In februari 1621 zocht zij contact met de biechtvader van aartshertog Albertus te Brussel om onder strikte geheimhouding door te geven dat Maurits haars inziens bereid was de opstandige gewesten onder koninklijk gezag terug te brengen. Het overleg mocht alleen via haar plaatsvinden. De aartshertog machtigde haar verder te onderhandelen en ook de Spaanse koning reageerde enthousiast op de berichten uit Brussel. Maurits vroeg de Brusselse regering een officiële gezant naar de Staten-Generaal te sturen, maar tijdens de missie van de Brabantse kanselier Peckius bleken de provincies niet bereid zich aan Spanje te onderwerpen. Na dit debacle reisde Van Swieten opnieuw naar Brussel, met excuses van Maurits, en in juni keerde zij terug naar Den Haag met een voorstel tot nieuwe bestandsonderhandelingen in het Luikse.

De bemiddelingspogingen van Van Swieten leverden niets op. Maurits, die voor haar de bijnaam ‘de koppelaarster van het bestand’ bedacht, zei zich te ergeren aan de ongetekende lastbriefjes op grond waarvan zij onderhandelde. Tegenover de Venetiaanse gezant noemde hij haar in 1622 zelfs ‘een zottin’ die zich beter niet met deze zaken moest bemoeien (Geyl, 315). Deze onvriendelijke woorden dienden vermoedelijk om de uitbetaling van de Venetiaanse oorlogssubsidies niet in gevaar te brengen. Hoewel de strijd tussen Spanje en de Republiek alweer was losgebarsten en de vredespartij te verdeeld was om iets voor elkaar te krijgen, bleef Van Swieten pendelen tussen Brussel en het Binnenhof. Behalve dat ze over een nieuw bestand onderhandelde, bemiddelde zij sinds 1624 bij de uitruil van gevangenen. Daarbij behartigde zij ook specifiek katholieke belangen, zoals die van een groep gevangengenomen jezuïeten en hun pater provinciaal uit Brazilië (Resoluties 10-12-1624; 14-2-1625; 6 en 15-8-1625; Cuvelier, 109).

Na de dood van Maurits in 1625 liet Van Swieten aan aartshertogin Isabella weten dat zijn opvolger, Frederik Hendrik, betere bestandsvoorwaarden zou aanbieden, zoals openstelling van de Schelde. Maar opnieuw liepen de onderhandelingen spaak. In 1629 bemiddelde Van Swieten in Roosendaal nog bij een gevangenenruil, waarvoor de Staten-Generaal na enig aarzelen haar reis- en verblijfskosten vergoedden, maar daarna verdween zij van het diplomatieke speelveld. Op 15 oktober 1647, enkele maanden vóór de Vrede van Münster, overleed Bartholda van Swieten in haar woonplaats Den Haag, 81 jaar oud.

Over de beweegredenen van Bartholda van Swieten is weinig bekend. Vanwege de bezittingen van haar echtgenoot in de Zuidelijke Nederlanden, waar ook twee van hun dochters woonden, had zij zelf belang bij vrede of een bestand. Wellicht ook hadden de aartshertogen haar een vergoeding in het vooruitzicht gesteld bij een geslaagde missie (Biographie Nationale, 717). De mening van tijdgenoten over Van Swieten was verdeeld. De Venetiaanse ambassadeur Giorgio noemde haar in 1626 een machtig ‘orakel’, terwijl de Fransman d’Espesses, die haar daden van zijn lastgevers nauwgezet moest volgen, weinig onder de indruk van haar was. De pauselijke gezant vond dat Van Swieten in haar onderhandelingen te weinig aandacht besteedde aan de katholieke zaak, terwijl aartshertog Albertus haar juist weer prees als een goede katholiek en een verstandige vrouw. Daartegenover staat dan weer de ongezouten mening van Maurits, die haar vooral gebruikt lijkt te hebben in een diplomatiek spel. Velen noemden haar mysterieus, maar dat had alles te maken met het geheime karakter van haar missies.

Reputatie

De negentiende-eeuwse auteur H.J. Schimmel gebruikte ‘juffrouw Serklaas’ als hoofdpersoon in een ‘historische schets’ en een toneelstuk. De historicus Bakhuizen van den Brink liet weinig heel van de geschiedkundige waarde van de roman, waarin Schimmel haar neerzet als ‘ene stijf-gereformeerde, heupjichtige joffer’ die ‘zonder enig kroost, en onder de pantoffel ener snibbige dienstmaagd, handel drijft in boter en stroop’ (Bakhuizen van den Brink, 392-393). Latere historici oordelen overwegend positief over de reizende weduwe, die geldt als een van de schaarse vrouwelijke diplomaten van haar tijd. Hoewel haar onderhandelingspogingen tussen Noord en Zuid niet succesvol waren, wist Bartholda van Swieten lange tijd van beide kanten het vertrouwen te winnen.

Naslagwerken

Biographie nationale.

Literatuur en uitgegeven bronnen

  • Charles Poplimont, La Belgique héraldique, deel 11 (Parijs 1867) 31-33.
  • H.J. Schimmel, Een haagsche joffer. Historische schets uit de zeventiende eeuw (Amsterdam 1856).
  • De Navorscher 19 (1869) 434-438.
  • R.C. Bakhuizen van den Brink, ‘Twee historische romans’, in: Idem, Studiën en schetsen over vaderlandsche geschiedenis en letteren, deel 3 (Den Haag 1876) 385-400.
  • A. Waddington, La République des Provinces-Unies: & les Pays-Bas Espagnols de 1630 à 1650, deel 1 (Parijs 1895) 58-60.
  • Relazioni Veneziane. Venetiaansche berichten over de Vereenigde Nederlanden van 1600-1795, P.J. Blok ed. (Den Haag 1909) 236.
  • P. Geyl, Christofforo Suriano, resident van de Serenissime Republiek van Venetië in Den Haag, 1616-1623 (Den Haag 1913) 312-315.
  • J. Cuvelier, ‘La correspondance secrète de l'Infante Isabelle (1621-1633)’, Bulletin de l'Institut Historique Belge de Rome (1926) 103-119, aldaar 108-109.
  • L. Cnockaert, Giovanni-Francesco Guidi di Bagno, nuntius te Brussel (1621-1627) (Brussel 1956) 94.
  • J.J. Poelhekke, T’uytgaen van den Trêves: Spanje en de Nederlanden in 1621 (Groningen 1960) 73-80, 150-154.
  • A.J. Veenendaal sr., Johan van Oldenbarnevelt. Bescheiden betreffende zijn staatkundig beleid en zijn familie, deel 3: 1614-1620 (Den Haag 1967).
  • A. Alberts, De Hollanders komen ons vermoorden. De scheiding tussen Noord- en Zuid-Nederland, 1585-1648 (Amsterdam 1975) 47-49.
  • Jonathan I. Israel, The Dutch Republic and the Hispanic world, 1606-1661 (Oxford 1982) 75-77, 83, 154-157.
  • Resoluties Staten-Generaal 1626-1630. URL: www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BesluitenStaten-generaal1626-1651 [laatst geraadpleegd november 2009].

Auteur: Maarten Hell

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 179

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.