Tellegen, Marie Anne (1893-1976)

 
English | Nederlands

TELLEGEN, Marie Anne (geb. Arnhem 30-12-1893 – gest. Amsterdam 23-4-1976), feministe, actief in het verzet, directeur van het Kabinet der Koningin. Dochter van Jan Willem Cornelis Tellegen (1859-1921), directeur van gemeentewerken, later burgemeester van Amsterdam, en Alida Johanna Jacoba Fock (1865-1941). Marie Anne Tellegen bleef ongehuwd.

Marie Anne Tellegen groeide op als vierde van vijf kinderen in een gezeten burgergezin. Haar vader was hoofd van de gemeentelijke dienst Publieke Werken in Arnhem. In 1901 verhuisde het gezin naar Amsterdam, waar vader Tellegen directeur van de afdeling Bouw- en Woningtoezicht was geworden. In 1915 werd hij burgemeester van Amsterdam. Na de hbs en het staatsexamen gymnasium ging Marie Anne Tellegen rechten studeren in Utrecht. Ze zat in de redactie van het studentenblad Vox Studiosorum en was actief in het toneelgezelschap van de Utrechtsche Vrouwelijke Studenten Vereeniging (UVSV).

‘Een kind van Carry en Frans’

In 1911 leerde Tellegen via de schrijfster Carry van Bruggen, met wie zij een tijdlang innig bevriend was, Frans Coenen kennen, directeur van het Amsterdamse museum Willet-Holthuyzen en vooral bekend vanwege zijn scherpe literaire kritiek. Met hem ging Tellegen rond 1919 een vrije liefdesrelatie aan. In ongeveer dezelfde periode bekoelde haar vriendschap met Carry van Bruggen.

Op 8 maart 1920 promoveerde Tellegen in Utrecht op stellingen. Nog datzelfde jaar begon zij haar carrière als adjunct-commies der tweede klasse op de Utrechtse Provinciale Griffie. Al in 1921 stapte zij in dezelfde rang over naar een functie op de gemeentesecretarie van Utrecht. In 1924 werd zij hier chef van de afdeling Maatschappelijke Aangelegenheden en Statistiek. Ze ontwikkelde zich tot de gerespecteerde Juffrouw Tellegen die haar eigen weg ging en niet met zich liet spotten. Tijdgenoten beschrijven haar als een rijzige figuur met een aristocratisch voorkomen. Zij was bohémienne – bezoek ontving zij bij voorkeur liggend op een sofa –, maar kon ook zeer ambtelijk zijn in de omgang.

In de jaren dertig veranderde Tellegens leven: Frans Coenen verliet haar in 1931 voor een goede vriendin en Tellegen werd in de jaren hierna steeds actiever in de vrouwenbeweging. In 1934 werd ze presidente van de Vereniging van Vrouwen met een Academische Opleiding (VVAO) en in 1935 was ze betrokken bij de oprichting van het Comité tot Verdediging van de Vrijheid van Arbeid voor de Vrouw. Ook zat zij tussen 1935 en 1937 in het bestuur van de Vereeniging van Vrouwenbelangen en Gelijk Staatsburgerschap.

Toen minister C.P.M. Romme in november 1937 het ontslag van alle gehuwde werkende vrouwen ook vrouwen die in concubinaat leefden – wettelijk probeerde vast te leggen, reageerde Tellegen met een artikel in Economisch-Statistische Berichten (1938) waarin ze liet zien hoe ondoelmatig dit wetsvoorstel was. Tevens zat zij in februari 1938 de grote landelijke protestvergadering in het Concertgebouw tegen de wet voor. De Hooge Raad van Arbeid adviseerde daarop negatief over het wetsvoorstel Romme. Niettemin noemde Tellegen zich een kind van Carry en Frans: individualistisch en kritisch ingesteld, en niet echt geschikt voor collectieve politieke actie.

Verzet

Voor Marie Anne Tellegen waren de gewelddadige razzias op Joden in februari 1941 een keerpunt. Om haar geestelijke en morele integriteit te bewaren zo zei ze later kon zij niet anders dan de bezetting en alles waar de nazis voor stonden afwijzen. Zo was het op haar aandringen dat het bestuur van de VVAO de leden opriep hun lidmaatschap op te zeggen toen Joodse vrouwen in het najaar van 1941 niet langer lid mochten zijn – tachtig procent gaf aan deze oproep gehoor. En toen Tellegen niet lang hierna op instigatie van de Utrechtse burgemeester zelf (een NSB'-er) uit haar baan werd gezet, werd zij steeds actiever in het verzet. Zij raakte betrokken bij het onderbrengen van Joodse kinderen, later ook bij de organisatie van de verzetskrant Vrij Nederland. Haar huis aan de Maliebaan 72, pal naast het gebouw van de Sicherheitsdienst (SD), werd een knooppunt van de illegaliteit. Ze opereerde onder de schuilnaam Dr. Max, samengesteld uit haar voorletters plus een geheimzinnige x. In februari 1944 werd Tellegen gevraagd toe te treden tot de leiding van het Nationaal Comité van Verzet. Vanuit deze organisatie speelde zij een rol bij de algemene spoorwegstaking in september 1944. Enkele maanden later dook zij onder in Amsterdam, daags voordat haar Utrechtse woning door de Duitsers werd doorzocht. In het laatste bezettingsjaar was Tellegen belast met het uitdenken van de basisprincipes van de uitkeringen aan nabestaanden van verzetsmensen en aan verzetsinvaliden.

Met de bevrijding in zicht drong Tellegen aan op een bundeling van vrouwenorganisaties. Zij vond dat vrouwen gezamenlijk een aandeel dienden te hebben in de wederopbouw en dat vrouwenemancipatie op de agenda moest komen. Aan het in 1944 opgerichte Nederlandsch Vrouwen Comité deden vrouwen mee die Tellegen kende uit het verzet.

Direct na de bevrijding nam Tellegen zitting in de zuiveringscommissie van de Rijksuniversiteit te Utrecht. In 1946 werd zij als eerste vrouw opgenomen in het college van curatoren, een functie die ze tot 1964 zou bekleden.

Ongekroonde koningin

Begin juli 1945 werd Tellegen op advies van het voormalige verzet door koningin Wilhelmina ontvangen. Nog geen twee maanden later, op 15 oktober 1945, werd zij benoemd tot directeur van het Kabinet der Koningin en in mei 1946 verhuisde ze daarom naar Den Haag. Met deze benoeming streek Wilhelmina deftige oude dames en heren van de hofentourage tegen de haren in en riep zij een tamelijk breed ongenoegen op. Het kan zijn dat Tellegens krachtige voorkomen en onconventionele optreden het verzet tegen haar persoon versterkten, maar tegelijk dwong ze er respect mee af. Als een van de weinigen mocht zij minister-president Willem Drees tutoyeren. Koningin Wilhelmina noemde haar een kei. Dat respect was trouwens wederzijds: Mevrouw boeit mij zeer, schreef Tellegen aan een vriendin, moeilijk, maar zeer groot van formaat en een innerlijke eenvoud. De verhouding met koningin Juliana was minder formeel. Lieve J. of Lieve Chef was nogal eens de aanhef waarmee Tellegen brieven aan Juliana begon (Kabinet der Koningin, 43).

Als directeur van het Kabinet der Koningin had Tellegen veel invloed. Zo was zij degene die in 1949 de plechtigheid rond de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië organiseerde. Daarbij kwam zij zelf prominent in beeld in het Polygoon-bioscoopjournaal. Door de historicus L. de Jong is gesuggereerd dat Tellegen koningin Juliana in 1952 beïnvloedde of sterkte in haar wens de Duitse oorlogsmisdadiger Willy Lages gratie te verlenen en zijn doodvonnis om te zetten in levenslang (De Jong XII, 622-623). Naar aanleiding van vragen in de Tweede Kamer in december 1950 over de positie van de directeur van het Kabinet van de Koningin verscheen zelfs een artikel in de regionale pers onder de titel: Heeft Nederland een ongekroonde Koningin? (Kabinet der Koningin, 45).

Intussen bleef Tellegen de vrouwenbeweging toegedaan. Zij speelde een belangrijke rol bij de heroprichting van de VVAO op 21 oktober 1945 – bij welke gelegenheid zij ook tot erelid werd benoemd –, en deed na de bevrijding van zich spreken met het Nederlandsch Vrouwen Comité als een kleine elitaire voorhoede van de Nederlandse vrouwen. Paradoxaal genoeg was deze Doorbraakorganisatie geheel gestoeld op het idee van de verzuiling, maar het werkte wèl, met een presidente die zo gemakkelijk toegang had tot de politieke en bestuurlijke elite. Door toedoen van Tellegen werd het devies Er moet een vrouw in nogal eens tot uitvoering gebracht, zoals bijvoorbeeld in de afvaardiging naar de eerste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Ook heeft zij voor vele vrouwen achter de schermen een goed woordje gedaan om hen in bepaalde functies benoemd te krijgen.

Na haar pensionering op 1 juli 1959, kreeg Tellegen opnieuw tijd voor een oude liefde, het werk van Belle van Zuylen. In 1976 overleed ze op 82-jarige leeftijd.

Reputatie

Marie Anne Tellegen behoorde tot de generatie van vrouwen die de belofte van het onafhankelijke vrouwenleven probeerde in te lossen zonder dat de wereld daarop al was berekend. Hoewel zij werd aangetrokken door het vrije kunstenaarsbestaan en experimenteerde met de vrije liefde, koos ze uit eigen beweging voor een niet gemakkelijke carrière in overheidsdienst. Vrijheidsdrang en rechtvaardigheidszin dreven haar als vanzelf naar het feminisme en – in de oorlog – naar het verzet. Met haar krachtige uitstraling, haar humor en directheid wist zij respect te verwerven, ook bij Wilhelmina en Juliana. Bovenal was zij zichzelf, ervan overtuigd dat slechts een vrije geest kan leven op een wijze de mens waardig (Tellegen, Rekenschap aan de doden, 4).

Naslagwerken

BWN; PDC; Utrechtse biografieën.

Archivalia

  • Nationaal Archief, Den Haag: familiearchief Tellegen.
  • Het Utrechts Archief: archief-M.A. Tellegen.
  • Aletta, instituut voor vrouwengeschiedenis, Amsterdam: archief van het Comité ter Verdediging van de Vrijheid van de Arbeid van de Vrouw [dossier-Tellegen].
  • Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam: persdocumentatie M.A Tellegen.

Publicaties

Behalve de in de tekst genoemde publicatie:

  • Carry van Bruggen, Utrechtsch Dagblad, 19-11-1932.
  • Catharine van Tussenbroek, 1852-1925, Mededelingen van de Nederlandse Vereniging van Vrouwen met Academische Opleiding 12 (1947) 2.
  • Rekenschap aan de doden (Amsterdam 1952).
  • Vorm en formaliteit [Diesrede] (Utrecht 1953).
  • [met M.S. de Gorter e.a.], Exposition Belle de Zuylen et son époque…. Catalogue (Parijs [etc.] 1961).
  • Voorwoord, in: Vrouwen van Nederland, 1945-1964. De geschiedenis van het Nederlandse Vrouwen Comité (Den Haag 1964).

Literatuur

  • Verslag houdende de uitkomsten van het onderzoek [der] Enquêtecommissie Regeringsbeleid, 1940-1945 VIIc (Den Haag 1955) 568-573 [verhoor van M.A. Tellegen].
  • Loe de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 7, 10 en 12 (Den Haag 1969-1991).
  • Pia Bertels e.a. red., Het naadje van de blauwkous. Over een eeuw vrouwen in de wetenschap aan de RUU (Utrecht 1986).
  • Roos Vermeij, De vrouwendingenvan mej. mr. M.A. Tellegen (doctoraalscriptie Geschiedenis Leiden 1992).
  • Roos Vermeij, Groet Zwaantje. Enkele ongepubliceerde brieven van Marie Anne Tellegen aan An Maas, Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis 15 (1995) 163-172.
  • Roos Vermeij en Remco Raben, De eigenwaarde van de vrouw. Mej. mr. Marie Anne Tellegen en het Nederlandsch Vrouwen Comité, in: P. Luykx en P.I.M. Slot red., Een stille revolutie? Cultuur en mentaliteit in de lange jaren vijftig (Hilversum 1997).
  • Cees Fasseur, Wilhelmina. Krijgshaftig in een vormeloze jas (Amsterdam 2001).
  • Ch. Dumas en H.P.R. Rosenberg red., Het Kabinet der Koningin. Geschiedenis van het instituut en het huis aan de Korte Vijverberg (Den Haag 2004) 41-46.
  • T. Spaans-van der Bijl, Utrecht in verzet, 1940-1945 (Utrecht 2005).
  • Wim Weenink, Vrouw achter de troon, Marie Anne Tellegen 1893-1976 (Amsterdam 2014) [verschenen na publicatie van dit lemma].

Illustratie

Marie-Anne Tellegen tijdens de receptie van burgemeester Kolfschoten, met Mr. Dr.J. Donner, Pater de Beaufort, minister Stikker en dhr. Donker, door onbekende fotograaf, 1957 (Nationaal Archief / Collectie Spaarnestad).

Auteur: Mineke Bosch

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 881

laatst gewijzigd: 11/07/2016

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.