Thérèse (actief 1706/1729-?)

 
English | Nederlands

THÉRÈSE, ook bekend als Madame Theresa, Trees en Traese (actief tussen 1706 en 1729), eigenares van een chic bordeel in Amsterdam.

Over Madame Thérèse zelf zijn weinig concrete bronnen beschikbaar. In Amsterdam wemelde het rond 1700 van de ‘Thereses’ in de prostitutie. Meestal waren dat vrouwen uit de Zuidelijke Nederlanden die in de luxere bordelen voor Frans konden doorgaan. Wellicht heeft een van hen zich later tot bordeelhoudster Thérèse opgewerkt (Van de Pol, 6).

In 1708 komt Madame Thérèse voor het eerst voor in de rechterlijke archieven. Vier van haar meisjes waren op 3 maart in de kraag gevat, ‘ten huize van ene Trése op de Singel’. Voor de Amsterdamse politie was zij toen dus nog een onbekende figuur. Thérèse zelf was niet gearresteerd en haar opgepakte medewerksters kwamen er met een waarschuwing van af, want ze werkten pas kort in de prostitutie.

Een jaar later wordt het etablissement van Thérèse terloops genoemd in een notariële akte, maar daarna zwijgen de bronnen over haar tot 1721, toen er drie meisjes uit het ‘hoerhuis De Glazen Kas [: kast]’ op de Prinsengracht werden gearresteerd. Omdat in de verhoren een andere waardin wordt genoemd, is het niet zeker of dit Thérèses bordeel betreft. Wel is zeker dat ze rond 1720 een exclusief bordeel had op de Prinsengracht. In deze periode maakte Cornelis Troost zijn weinig verhullende penseeltekening van het interieur (zie afbeelding). Volgens de inscriptie op de achterkant van de prent zijn het prins Eugenius van Savoye, toenmalig gouverneur van de Oostenrijkse Nederlanden, en de Britse diplomaat Louis Renard, die staan te kijken naar de vrouwen met hun opgetrokken rokken.

Dat zulke hoge gasten een bezoekje aan Madame Thérèse brachten, toont aan dat zij opnieuw een eersteklas bordeel leidde. Wellicht is ook de waardin zelf op de prent te zien als de kleine dame uiterst links, die een meisje helpt bij het optrekken van haar jurk. Behalve Troost inspireerde Madame Thérèse ook en vooral Jacob Campo Weyerman. Deze veelschrijver noemt haar bijzonder vaak, meestal in negatieve vergelijkingen. In Den Amsterdamschen Hermes beschrijft hij bijvoorbeeld iemand die zo vertrouwd is met vloeken ‘als een vloerduif [: prostituee] van Mama Thérèse familiaar is met leugens en bedrog’ (deel 2, 21-9-1723, 409). Weyerman wilde echter ook de nieuwsgierigheid van zijn lezers bevredigen en gaf uitvoerige fictieve beschrijvingen van de werkwijze van Madame Thérèse en haar meisjes. Zo zou zij verschillende gehoepelrokte dames in haar bordeel hebben, ‘die somtijds zo hartiglijk droomden over de toekomende bedvermaken, dat hare slaapvertrekken waren doortrokken van de dauw der begeerte’ (Vrolyke Tuchtheer 31-10-1729, 140).

Even gefingeerd als zijn blik achter de gordijnen van Thérèses bordeel is Weyermans samenspraak in Den Echo des Weerelds tussen Madame en drie andere beruchte hoerenwaardinnen, onder wie het ‘Grootje des Verderfs’. De auteur noemt Thérèse hier ‘dronken Therese’, die goed voor haar ‘kudde’ zei te zorgen. Zij voorzag haar meisjes altijd van voedsel en onderdak, maar de zaken gingen inmiddels slechter. Toen Weyerman dit in 1726 schreef, was er in Amsterdam inderdaad sprake van een strenger vervolgingsbeleid, waardoor de prostitutie tijdelijk ondergronds ging. Toch had Thérèse een jaar eerder nog een nieuwe zaak geopend, wist Weyerman (Echo des Weerelds 3-12-1725).

Ook na 1726 blijft Madame Thérèse voorkomen in Weyermans geschriften. In 1729 noemt hij haar bordeel ‘Thereses schermschool’ of ‘Theresa’s wollefsklem’, maar dit zijn waarschijnlijk door hem verzonnen namen (Vrolyke Tuchtheer 14-11-1729). Het is onbekend tot wanneer Thérèse als hoerenwaardin heeft gewerkt, en waar en wanneer ze gestorven is. Dankzij Weyerman en Troost, wiens tekening nog vaak als illustratie wordt gebruikt, is haar reputatie echter voor altijd vastgelegd.

Literatuur

  • Jacob Campo Weyerman, Den Amsterdamschen Hermes (Amsterdam 1722-1723) 11-11-1724; Den Persiaansche zydewever, inleiding (z.p. z.j. [ca. 1725]) 3; Den Echo des Weerelds (Amsterdam 1726-1727); De Doorzigtige Heremyt (Den Haag 1730); Den Vrolyke Tuchtheer [1730], A.J. Hanou ed., 2 delen (Amsterdam 1978) 1, 166 [154], 169 [157]; 2, 286-287; De Naakte Waarheyt [1737], A.J. Hanou ed. (Amsterdam 1997) 47, 53.
  • F. Muller, De Nederlandsche geschiedenis in platen, deel 4 (Amsterdam 1882) supplement, nr. 3720 A.
  • J.W. Niemeijer, Cornelis Troost, 1696-1750 (Assen 1973) 327.
  • L.C. van de Pol, ‘Jacob Campo Weyerman en de prostitutie van zijn tijd’, Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 22 (1999) 1-18 [met verwijzingen naar Thérèse in de rechterlijke en notariële archieven in het Stadsarchief Amsterdam].
  • Annemarie de Wildt en Paul Arnoldussen, Liefde te koop: vier eeuwen prostitutie in Amsterdam (Amsterdam 2002) [waarin Troosts prent abusievelijk 1772 is gedateerd].

Illustratie

Prins Eugenius van Savoye in het etablissement van Mme. Traese op de Prinsengracht, tekening door Cornelis Troost, z.j. [1720/1724] (Rijksmuseum, Rijksprentenkabinet, inv. nr. 1899: 4220).

Auteur: Maarten Hell

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 398

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.