© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Umar Sayyed, Trémoïlle, Charlotte Amélie de la, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Tremoille [27/11/2014]
CHARLOTTE AMÉLIE de la TRÉMOÏLLE, prinses van Tarente (geb. Thouars, Frankrijk 3-1-1652 – gest. Utrecht 21-1-1732), door haar huwelijk H.R. rijksgravin van Aldenburg, schrijfster van memoires. Dochter van Henri Charles de la Trémoïlle prins van Talmont en Tarente (1620-1672), en Emilie von Hessen Kassel (1626-1693). Charlotte Amélie de la Trémoïlle trouwde op 29-5-1680 in Kopenhagen met Anton H.R. rijksgraaf von Aldenburg en heer van Varel, Kniphausen en Doorwerth (1633-1680). Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren.
Charlotte Amélie was het oudste kind in een gezin van vijf. Zij bracht haar jeugd hoofdzakelijk in Frankrijk door. Haar ouders, Henri Charles de la Trémo(u)ïlle en Emilie von Hessen Kassel, waren na de ‘Fronde’ gevlucht naar de Nederlandse Republiek – daar had de vader eertijds gediend – met achterlating van hun kinderen. Zo werd Charlotte Amélie door haar grootmoeder Marie de la Tour d’Auvergne, een vurig hugenote, opgevoed als haar eigen dochter, liefdevol maar streng calvinistisch, zo schreef zij zelf later in haar memoires. De vrome opvoeding en scholing zouden haar in haar verdere leven sterk beïnvloeden. Na de dood van haar grootmoeder in 1665 trachtte haar oom van vaderskant, graaf De Laval, de kinderen tot het rooms-katholicisme te bekeren, maar hun moeder wist dit te voorkomen door hen naar Nederland te halen. ’s-Hertogenbosch werd de nieuwe woonplaats van Charlotte Amélie.
Hofleven, huwelijk en erfenis
In 1668 keerde het gezin terug naar Thouars in Frankrijk. De vader van Charlotte Amélie ging in 1670 tot het katholicisme over en eiste dat de rest van de familie zich ook zou bekeren, maar de kinderen en de moeder verzetten zich hiertegen. De koningin van Denemarken, Charlotte Amalie van Hessen-Kassel – een nicht van haar moeder – hoorde van de onrust in de familie en nodigde Charlotte Amélie uit om naar het lutherse Denemarken te komen. Haar vader was hierop tegen, maar na toestemming van de Franse koning te hebben gekregen vertrokken moeder en dochter naar Kopenhagen, waar zij in november 1672 vorstelijk aan het hof werden ontvangen. Charlotte Amélies vader was kort daarvoor (september 1672) gestorven.
Charlotte Amélie schreef in brieven dat zij zich aanvankelijk eenzaam voelde aan het Deense hof, mede omdat ze de hoftaal, het Duits, niet beheerste. Wel kwam zij in contact met de leden van het Deense koningshuis, met Europese vorsten en met andere invloedrijke personen. Tot haar aanbidders behoorden figuren als de Deense rijkskanselier Peder Griffenfeld, de hertog van York en stadhouder-koning Willem III van Oranje-Nassau. Haar moeder nam de tijd om de beste partij voor haar dochter uit te zoeken. Uiteindelijk trouwde Charlotte Amélie op 29 mei 1680 met graaf Anton von Aldenburg, een weduwnaar met vijf dochters uit een eerder huwelijk. Hij stond in hoog aanzien bij de Deense koning en was een buitengewoon rijk man. Na het huwelijk vestigde het paar zich op slot Varel bij Oldenburg. Als huwelijksgift kreeg Charlotte Amélie kasteel Doorwerth bij Arnhem.
Tijdens haar verblijf aan het Deense hof had Charlotte Amélie eens aan de koningin van Denemarken toevertrouwd dat ze het liefst snel weduwe werd en terug naar Nederland wilde (‘je ne souhaiterois au monde qu’une condition, celle d’être veuve et de demeurer en Hollande’, gecit. Brasch, 123). Haar wens zou ten dele snel in vervulling gaan: graaf Anton stierf vijf maanden na de huwelijksinzegening. Charlotte Amélie was inmiddels zwanger en werd met haar zwagers graaf Ulrik Frederik Gyldenløve en baron Franz Heinrich von Fridag voogd van het ongeboren kind. Beide zwagers bonden direct de strijd met haar aan: ze eisten de erfenis op en namen een deel van haar bezittingen in beslag. De Deense koning liet de landgoederen onder sekwestratie [: bewaring van een betwist goed] plaatsen, zodat ze zonder inkomen zat en gedwongen was haar juwelen te verkopen en het tafelzilver om te laten smelten.
Op 26 juni 1681 beviel Charlotte Amélie van een zoon, Anton. Haar leven zou de komende jaren in het teken komen te staan van de strijd om het erfdeel van haar kind. Onvermoeibaar streed ze tegen de Deense koning en haar medevoogden Gyldenløve en Fridag. Ze ondernam een aantal reizen naar het Deense hof om een regeling te treffen en bepaalde bezittingen veilig te stellen voor haar zoon. Tevergeefs.
In 1684 besloot Charlotte Amélie met haar zoon in Doorwerth te gaan wonen. Kennelijk werd het leven haar in Oldenburg al te onaangenaam gemaakt. De medevoogden beklaagden zich over haar vertrek bij keizer Leopold I en poogden haar het voogdijschap over Anton af te nemen. Pas in 1708 lukte het Charlotte Amélie een gunstige overeenkomst te treffen voor de jonge Anton. Intussen was de Spaanse Successieoorlog (1702-1714) uitgebroken. Franse troepen bedreigden Gelderland, en daarmee Doorwerth. Daarom verhuisde Charlotte Amélie naar Utrecht: in 1706 kocht ze het voormalige Bisschopshof in Utrecht. Twintig jaar later zou ze ook nog huis Groenestein bij Utrecht aankopen, bestemd als buitenhuis. In 1731 werd de strijd om de erfenis van haar echtgenoot deels ten gunste van haar zoon beslecht en was de levenstaak van Charlotte Amélie ten einde.
Memoires
Voor haar vaderloze zoon begon Charlotte Amélie in 1680 haar memoires op schrift te stellen, als een instructie aan Anton om hem te begeleiden in het leven mocht ze sterven eer hij volwassen was. Historische gebeurtenissen en liefdesperikelen, voorzover deze zijn opgetekend, zijn dan ook geschreven ‘ad usum delphini’ [: ten behoeve van de kroonprins]. De memoires zouden uiteindelijk de periode 1652-1719 omvatten. Uitgebreid beschrijft zij haar pogingen om de belangen van haar zoon – altijd het middelpunt van de memoires – te beschermen en ook hun vijanden en medestanders komen ruimschoots aan bod. Verder doet ze nauwkeurig verslag van het doen en laten van de adellijke kringen waarin ze verkeerde. Haar waarnemingen zijn belerend en eenzijdig wat andersdenkenden betreft, maar al met al dragen ze wel bij aan de karakterisering van een aantal voorname personen. Daarnaast geeft ze een gedetailleerd beeld van haar huishoudelijke wederwaardigheden en van preken waar ze kennelijk met toewijding naar heeft geluisterd. De memoires geven dan ook een goed inzicht in het karakter van Charlotte Amélie: een doortastende vrouw met een streng religieuze inborst.
Charlotte Amélie de la Trémoïlle stierf in 1732 en werd bijgezet in de grafkelder van de familie Von Aldenburg te Varel. Haar memoires zijn in het Frans geschreven en stonden eind negentiende eeuw kort in de belangstelling. Er zijn twee handschriften overgeleverd. Een handschrift is in bezit van de familie Trémoïlle, het ander bevindt zich in de Landesbibliotheek Oldenburg. Charlotte Amélie was de grootmoeder van Charlotte Sophie von Aldenburg.
Naslagwerken
Scandinavian Biographical Archive.
Literatuur
- H.C. de la Trémoïlle, Mémoires de Henri-Charles, prince de Tarente (Luik 1767).
- Ludwig Bechstein, Der Dunkelgraf (Frankfurt a.M. 1854) [roman].
- Ida Nielsen, Prinsessen af Taranto (Kopenhagen 1854) [onuitgegeven toneelstuk].
- E. de Barthélemy, Mémoires de Charlotte-Amélie de la Trémoïlle, comtesse d’Altenbourg (1652-1719) (Genève 1876).
- Chr.H. Brasch, Griffenfelds Kjærlighed til Charlotte Amélie la Tremouille, prinsesse af Tarent (Kopenhagen 1885).
- Das Leben der Prinzessin Charlotte Amélie de la Trémoïlle, Gräfin von Aldenburg (1652-1719). Erzählt von ihr selbst, Reinhard Mosen ed. (Oldenburg/Leipzig 1892).
- S. Muller, ‘ Eene Utrechtsche prinses’, De Nederlandsche Spectator 12 (1892) 96-97.
- A. Tuxen Kapitajn, ‘Das Leben der Prinzessin Charlotte Amélie de la Trémoille, Grafin von Aldenburg (1652-1732). Erzählt von ihr selbst’, Historisk Tidsskrift 6 (1894/1895) 243-253 [recensie van de uitgave door Mosen (1892), met aanvullingen].
- Aubrey Le Blond, The autobiography of Charlotte Amélie, princess of Aldenburg, née princess de La Trémoille, 1652-1732 (Londen 1913).
- M. Rémusat, ‘Un amoureux de Charlotte-Amélie de la Trémoïlle’, La Revue de Paris 14 (1914) 351-376.
- S. Köhn, Die Braut von Fikensolt. Vom Zauber einer Legende. Das Porträt der Prinzessin Charlotte Amelie de la Tremoille, Gräfin von Aldenburg (1652-1732) (Oldenburg 2005).
- N.P. Juel Larsen, Amelie (Kopenhagen 2006) [roman].
Illustratie
Portret, door onbekende kunstenaar, ongedateerd (particulier bezit).
Auteur: Umar Sayyed
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 363
laatst gewijzigd: 27/11/2014
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.