Keever, Trijntje (1616-1633)

 
English | Nederlands

KEEVER, Trijntje, bijgenaamd De Groote Meid (geb. 10/16-4-1616 – begr. Edam 7-7-1633), bezienswaardigheid: reuzin. Dochter van Cornelis (of Crelis) Keever, schipper, en Anna Pouwels, dienstmeid. Trijntje Keever bleef ongehuwd. 

Trijntje Keever was een bezienswaardigheid. Zij was negen voet en drie duim lang: 2,60 meter. Zo groot was zij, dat zij zonder ladder de dakgoot kon schoonmaken. Over het leven van deze reuzin is echter bijzonder weinig bekend en documentatie is nauwelijks te vinden. De veronderstelling van de medicus Wilhelmus Greve dat zij de dochter was van een Edamse burgemeester, is onjuist, want er is nooit een Edamse burgemeester met de naam Cornelis Keever geweest. Haar vader was vermoedelijk een schipper uit Elbing (Pruisen) die in Edam was neergestreken. Uit een eerder huwelijk (met Marij Kooning) zou hij nog twee kinderen hebben gehad. Op 24 mei 1605 trouwde hij met zijn dienstmeid, Anna Pouwels uit Nieuwendam.

Om wat bij te verdienen lieten Crelis en Anna hun dochter tegen betaling bezichtigen op kermissen. De overlevering dat het water bij de watersnood van 1602 het water in de brouwerij ‘De Aaker’ in Edam zo hoog stond, dat zelfs de laarzen van Trijntje Keever volliepen, moet op een misverstand berusten, want Trijn was toen nog niet geboren. Wellicht ging het om haar vader, die ook een ‘Langman’ heette te zijn. Op 2 juli 1633 zou Trijntje Keever zijn gestorven ‘te Ter veen, in Zeeland, alwaar zij zich met haar ouders bevond, om zich te laten bezien’ (Allan, 42). In de overlevering is dit vervolgens Veere geworden, waar zij op dat moment op de kermis zou hebben gestaan. Zeker is dat zij in Edam is begraven. De Edamse begraafboeken melden de teraardebestelling van ‘Trijn Cornelisd. de Groote Meyt’ op 7 juli in de Grote Kerk aldaar. Op haar grafsteen zou ook hebben gestaan: ‘Tryntje Crelis groote meidt, oudt 17 jaer’, aldus Kruythoff in 1756.

De vermoedelijk vroegste vermelding van Trijntje Keever als bezienswaardigheid dateert van 30 juni 1625. Een deftig gezelschap, bestaande uit de verbannen Boheemse koning Frederik van de Palts, zijn vrouw Elizabeth Stuart, prinses Amalia van Solms en hun gevolg, maakte een rondreis door Noord-Holland en deed op die dag Edam aan. Eén van de hofdames, Miss Crofts, deed hiervan verslag in een brief. Zij schrijft daarin dat de burgemeester hun een negenjarig meisje liet zien dat wonderbaarlijk groot was (‘une jeune fille de 9 ans de merveilleuse grandeur’). Het meisje moest naast een man uit het gezelschap gaan staan om te laten zien dat zij al even groot was als hij – de man was Sir Andrew Gray, een Schotse officier, de naam van het meisje zelf vermeldt zij niet, maar het is ongetwijfeld Trijntje Keever geweest.

Trijntje Keever is vooral bekend dankzij een levensgroot schilderij dat waarschijnlijk nog in het jaar van haar dood van haar is gemaakt. Ze draagt burgerkleren en heeft aan haar ceintuur links een sleutelbos hangen, rechts een speldenkussen en een schede met mes, vork en lepel. Het stuk is gemaakt door een onbekende meester die kennelijk belangstelling had voor buitenissige types. Hij schilderde namelijk ook Pieter Dircks, bijgenaamd Langebaard (gest. 1606), die een baard had van twee keer zijn lichaamslengte, en Jan Klaasz. Klees, een kastelein die 455 pond woog. Een ander stuk, voorstellende een in het Purmermeer gevangen zeemeermin, moet al vroeg verloren zijn gegaan. De doeken met Edamse bezienswaardigheden werden onder anderen opgemerkt door William Lord Fitzwilliam in 1663, door Cosimo de Medici in 1668 en door een Engelse reiziger in 1691. Tot ver in de negentiende eeuw hingen de drie stukken gezamenlijk in de stadsherberg De Prinsenhof. In 1874 hingen zij in het Raadhuis van Edam, getuige Voyage aux Villes mortes du Zuiderzee (Parijs 1874) van Henry Havard. Later zijn zij in het Edams Museum terecht gekomen. Tegenwoordig is het trio gescheiden: Langebaard en Dikke Man hangen nog steeds in het Edams Museum, maar Trijntje Keever is terug naar het Raadhuis, waar een dependance van het museum is gevestigd. Daar zijn ook haar schoenen (ca. 40 cm lang, schoenmaat 55) te bewonderen.

In 2007 publiceerde Lydia Rood een kinderboek over Trijntje Keever: Meisje aan de ketting.

Naslagwerken

Regt; Verwoert.

Archivalia

Alleen de begrafenis van Trijn Keever is in de Edamse DTB-boeken terug te vinden. De andere data berusten op overlevering. Een ‘Geslachtsregister van Trijntje Cornelis Keever, bijgenaamd “Grote Meijd”’, is ooit in het bezit geweest van het Edams Museum. Het was afkomstig uit de Schepenbrieven van Edam, 1592-1679 [mededeling van dhr. G.H. Conijn].

Literatuur

  • Willem Abraham Tielenius Kruythoff, Geschiedverhaal van de vuur- en watersnood, de stad Edam (Edam 1756; facsimile uitgave 1968) 39-40 [vermelding van haar graf].
  • Wilhelmus Greve, Natuur- en geschiedkundige verhandeling over de reuzen en dwergen (Amsterdam 1818).
  • F. Allan, De stad Edam en hare geschiedenis (Edam 1857) 42-43.
  • M. Royalton-Kisch, Adriaan van de Venne’s Album in the Department of Prints and Drawings in the British Museum (Londen/Amsterdam 1988) 112 en 348-351 [met volledige tekst van brief van Miss Crofts over bezoek aan Edam].
  • B.C. Sliggers en A.A. Wertheim ed., De tentoongestelde mens. Reuzen, dwergen en andere wonderen der natuur. Tentoonstellingscatalogus Teylersmuseum Haarlem (Zutphen 1993).
  • Kees van Strien, Touring the Low Countries. Accounts of British travellers, 1660-1720 (Amsterdam 1998) 291.
  • Jaap Molenaar, ‘Grote meid Trijntje Keever. Beklagenswaardig persoon’, Oud Edam 27 (2003) april, 4.
  • Lydia Rood, Meisje aan de ketting (Amsterdam 2007).

Illustratie

Anoniem schilderij van Trijntje Keever, 1633 (Edams Museum).

Auteur: Els Kloek

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 264

laatst gewijzigd: 27/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.