Turner, Johanna (1696-1763/1765)

 
English | Nederlands

TURNER, Johanna (ged. Amsterdam 30-9-1696 – gest. Sax Gotha, South-Carolina 1763/1765?), hattemiste. Dochter van John Turner (1667-1703), koopman, en Wijnanda de Geeter (gest. 1706). Johanna Turner trouwde in 1734 in Amsterdam (otr. 23-4) met Stephanius Samuelsz. Crellius (ca. 1696-1763), jurist. Het huwelijk bleef kinderloos.

Johanna Turner stamde uit een Engelse presbyteriaanse familie die zich kort na 1650 in Amsterdam had gevestigd. Ze was een van de tien kinderen van John Turner en Wijna(nda) de Geeter. Hun vader overleed in 1703 en toen ook hun moeder stierf in 1706 kwamen de vier jongste kinderen Turner – behalve Johanna waren dat Petronella (geb. 1694), Elisabeth (1698) en Johannes (1703) – terecht in het Amsterdamse Burgerweeshuis. In 1716 verliet Johanna het weeshuis. Mogelijk trok ze in bij een familielid.

Problemen in Purmerend

In 1727 werd Johanna omschreven als ‘doende negotie’, een vrouw in zaken. Samen met haar zuster Elisabeth, wier man Jacob van Diepen in 1727 naar Oost-Indië was vertrokken, vestigde ze zich in datzelfde jaar in Purmerend. Haar zuster kocht er op 25 november het burgerrecht. Waarschijnlijk dreven Johanna en Elisabeth er een winkel.

De zusters Turner kwamen in de problemen nadat de Staten van Holland op 26 februari 1732 een verbod hadden uitgevaardigd tegen de hattemisten, een libertijns-protestantse stroming geïnspireerd door het werk van de predikant Pontiaan van Hattem. Op 26 mei kregen Johanna en Elisabeth Turner bezoek van de Purmerendse predikant Jacobus de Groot en de ouderling Maarten Tonning. Naar het schijnt toonden de dames bij die gelegenheid weinig respect voor hun officiële functies. Johanna verklaarde dat zij en haar zuster niets met de gereformeerde kerk te maken wilden hebben omdat die hattemistische predikanten als Hendrik Woutelaars en Gosuinus van Buitendijk verketterde. Ze raadde Tonning aan hun werk te lezen en bood hem enkele boekjes aan, maar dat was olie op het vuur. De kerkeraad kon zelf niet optreden omdat de zusters geen lidmaat waren, maar wel gaf de raad hen aan bij het stadsbestuur ‘als lasteraressen van de heilige godsdienst’ en een bedreiging ‘zo voor de burger- als kerkstaat’.

Het Purmerendse patriciaat, dat zowel vroedschap als kerkenraad beheerste, was over het algemeen niet gediend van politiek-religieuze scherpslijperij. Johanna Turner had echter pech: op 1 mei 1732 werd Maarten Tonning bij toerbeurt tot president-burgemeester benoemd. Evenals ds. De Groot behoorde hij tot een orthodoxe stroming die binnen de elite een minderheid vertegenwoordigde, maar onder het kerkvolk een brede aanhang had. Met deze groepering als stok achter de deur zette Tonning zijn collega-burgemeesters voor het blok. Op 6 juni 1732 werden Johanna en Elisabeth Turner uit Purmerend verbannen.

Johanna Turner liet het er niet bij zitten. Nog geen week na haar uitwijzing verscheen bij de Amsterdamse boekverkoper Johannes Cats een Protestatie met een aanklacht tegen het stadsbestuur. In de eerste plaats benadrukte ze dat zij en haar zuster zich altijd hadden gedragen zoals ‘eerlijke burgers betaamt’ en dat ze uitsluitend omwille van het geloof waren vervolgd. Vervolgens drong ze aan op een strikte scheiding tussen kerk en staat. Kerkelijke autoriteiten zouden alleen mogen oordelen over degenen die zich vrijwillig bij hun gemeente hadden aangesloten en de overheid zou ‘de natuurlijke voorrechten van andere goede ingezetenen’ moeten beschermen. ‘Ik protesteer’, vervolgde ze, ’tegen de macht der kerkelijken, om haar meningen, uitleggingen en bepalingen aan anderen op te dringen, en haar te beletten, om met de mond te belijden [...] hetgeen zij met der [: hun] harten geloven’. Het maakte niet uit of het de paus, de kerkvaders of de kerkenraad betrof, het waren allemaal schriftgeleerden die met hun oordelen Gods toorn over zich afriepen. Door de opstanding van Christus had God ‘alle menselijke oordeel en autoriteit in Goddelijke zaken nietig verklaard’, dus had het stadsbestuur met de verbanning van de zusters in feite God zelf beledigd. 

Wanneer de gezusters Turner in aanraking zijn gekomen met het hattemisme is niet bekend. Er moeten nauwe contacten bestaan hebben tussen de families Turner, Woutelaars en Dane. Johanna’s broer trouwde in 1733 met Elisabeth, een dochter of nicht van Hendrik Woutelaars, die weer goed bevriend was Steven Dane en diens vrouw, de roemruchte hattemiste Dina Vecken.

Via Amsterdam naar Amerika

Na hun verbanning vestigden de zusters Turner zich in Amsterdam. In 1734 trouwde Johanna Turner er met Stephan Crellius, afkomstig uit een Duits-Poolse familie die al drie generaties eminente sociniaanse theologen had voortgebracht. Zelf was Crellius geen theoloog. Hij had rechten gestudeerd in Berlijn. Welk beroep hij uitoefende in Amsterdam is niet bekend. De familie Turner moet de familie Crellius trouwens al eerder hebben leren kennen: in 1733 was Aletta Turner – wellicht Johanna’s zuster – getrouwd met Stephans broer Joseph.

Een jaar later emigreerden Johanna Turner en Stephan Crellius samen met Joseph, Aletta en hun kinderen naar Sax Gotha in de Amerikaanse staat South Carolina, die de vestiging van protestanten aanmoedigde. De groep emigranten, die vijftien personen telde, kreeg daar in totaal 750 hectare grond toegewezen. Joseph Crellius vertrok later naar Philadelphia en keerde in de jaren 1750 terug naar Amsterdam, waar hij opereerde als emigratiemakelaar voor Duitse protestanten die naar Georgia wilden.

Johanna en haar man bleven in Sax Gotha, waar Stephan vrederechter werd. Een bezoeker omschreef hem overeenkomstig zijn sociniaanse achtergrond als een ‘filosofisch aangelegde, speculatieve christen’ (Laurens, 355). Van 1751 tot ca. 1763, het jaar van Stephans dood, exploiteerden Johanna en haar man de enige handelspost annex winkel in de wijde omtrek. In 1758 verkocht het echtpaar hun boerderij, maar ze bleven wonen in het huis dat ze op het land hadden gebouwd. Gedurende de laatste jaren van hun leven was het onrustig in South Carolina. Tussen 1759 en 1763 vocht Sax Gotha een oorlog uit met de Cherokee-indianen, zodat de bevolking geregeld bescherming moest zoeken in Fort Galmann. In die onzekere omstandigheden moet Johanna tussen ca. 1763 en 1765 zijn overleden.

Archivalia

  • Stadsarchief Amsterdam: DTB, Dopen 121, 95r [Johanna Turner]. DTB, Trouwen 721, p. 271 [Turner en Crellius]. DTB, Begraven 1102, p. 255 [1703: Joan Turner]; 1103, p. 5 [1706: Wijna de Geeter]. Toegang 5075, inv. nr. 8795 (not. A. Baars), acte nr. 1168, d.d. 8-8-1727. Toegang 367.A (Burgerweeshuis), inv. nr. 622 (Kinderboek), 122r. Toegang 5073 (Weeskamer), inv. nr. 897, 108rv, 114v.
  • Waterlands Archief, Purmerend: Oud Archief Purmerend, inv. nr. 101 (Notulen burgemeesters), d.d. 26-5-1727. Notulen Gereformeerde kerkeraad, d.d. 20-7-1732.

Publicatie

Johanna Turner, Protestatie van Johanna Turner, wegens kerkelyke beschuldiging, beneffens haar zuster polityk uitgezet uit Purmerent, den 6. juny 1732 (Amsterdam 1732).

Literatuur

  • E. Risch, ‘Joseph Crellius, immigrant broker’, The New England Quarterly 12 (1939) nr. 2, 241-267.
  • H. Laurens, The papers of Henry Laurens, Ph.M. Hamer en G.C. Rogers ed., deel 3 (Columbia, South Carolina 1972) 355-356.

Auteur: Sjon Besseling (met dank aan Harriet Imrey, Orangeburgh German-Swiss Genealogical Society)

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 447

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.