Ulbes, Grietje (?-1650)

 
English | Nederlands

ULBES, Grietje, ook bekend als Grietje Sapma (begr. Rotterdam 31-7-1650), bevrijdde haar man uit de gevangenis. Grietje Ulbes trouwde op 17-11-1611 in Ter Aa (bij Breukelen) met Dominicus Sapma (1586-1635), remonstrants predikant. Uit dit huwelijk werden ten minste 2 kinderen geboren.

Over afkomst en achtergrond van Grietje Ulbes is niets bekend. Wellicht kwam zij uit Wolterswolde (bij Dokkum): op 2 juni 1611 was een Grietje Ulbes in Amsterdam getuige bij de doop van een tweeling (Annetje en Grietje) van Jeins Ulbes uit Wolterswolde. Enkele maanden later, op 5 november, gingen Grietje Ulbes en Dominicus Sapma voor het Amsterdamse stadhuis in ondertrouw; zij woonden toen al in Ter Aa, de Utrechtse gemeente waar Sapma in 1610 als predikant was beroepen. Op 17 november werd het huwelijk daar aangetekend.

De naam van Grietje Ulbes is overgeleverd in verband met de moeilijkheden waarin haar man als remonstrants predikant verzeild raakte. Sapma, in 1614 beroepen naar Hoorn, werd aan het einde van 1618 als remonstrants voorman naar de Synode van Dordrecht gedaagd. Grietje Ulbes, zwanger van een tweede kind, bleef met zoon Benjamin (geb. in 1615) achter in de pastorie. Eind februari 1619 kreeg zij te horen dat ze binnen een week het huis diende te verlaten omdat de contraremonstranten het opeisten voor een nieuwe predikant. Grietje vond een onderkomen op de hoek van de Grote Noord en de Kerksteeg, en regelde zelf haar verhuizing. Intussen had haar man het slechte nieuws gehoord en was hij zonder toestemming van het presidium van de synode uit Dordrecht naar Hoorn gereisd. Bij aankomst werd hij gesommeerd binnen een week terug te keren. Op zondag 10 maart liet de stad een wagen komen. Soldaten waren onder de wapenen geroepen om het vertrek van Sapma in goede banen te leiden, maar de gemoederen waren intussen zo hoog opgelopen dat er rellen uitbraken. Daarbij vielen zes of zeven doden. Grietje Ulbes besloot hierop met haar man mee te gaan naar Dordrecht. Daar werd op tweede paasdag (8 april) haar intussen geboren baby in besloten kring gedoopt.

In de zomer van 1619 werd Dominicus Sapma verbannen omdat hij een van de remonstrantse predikanten was die de ‘acte van stilstand’ (een verbod om te preken volgens de remonstrantse leer) weigerden te ondertekenen. Grietje Ulbes schijnt toen met haar kinderen bij een schoonzus in Amsterdam te zijn ingetrokken. Daar dook haar naam in 1621 opnieuw op. Op 28 augustus was er een oploop in Amsterdam omdat een – illegale – bijeenkomst van remonstranten was ontdekt. Een vrouw uit Hoorn herkende Sapma onder de omstanders (‘daar gaat Sapma, die ons getrouwd heeft’, riep zij) en gaf hem aan. Hij werd gevangengezet in het Rasphuis aan de Heiligeweg en verhoord. Na enkele weken ( op 19 sept.) kreeg Grietje desgevraagd toestemming om haar man te bezoeken. Toen zij hem op 22 september samen met haar schoonzus bezocht, wendde zij kiespijn voor en had daarom een doek om haar gezicht gebonden. Binnen wisselde zij met haar man van kleren. Zo kon Dominicus ’s avonds rond half zeven met zijn zus de gevangenis verlaten, Grietje bleef achter. Op 29 september werd zij vrijgelaten.

Nog datzelfde jaar liet haar man een pamflet verschijnen waarin verscheidene stukken met betrekking tot zijn gevangenname en bevrijding waren opgenomen, inclusief de drie verzoekschriften die zijn vrouw had ingediend bij de schepenen van Amsterdam. Opmerkelijk is dat hij het plan van de bevrijding geheel op eigen conto schrijft (‘ik had mijn huisvrouwtje met een doek om de mond … bij mij laten komen in de namiddag’) en dat hij een juichende brief van zichzelf over zijn bevrijding opneemt, geschreven op een moment dat Grietje Ulbes zelf nog gevangen zat, ‘latende mijn huisvrouwtje in mijn plaats’. Niettemin werd zij dankzij dit pamflet een van de heldinnen uit de geschiedenis van de vervolging der remonstranten.

Na de gebeurtenissen van 1621 wordt het stil rond Grietje Ulbes. In 1630 moet zij weer in Hoorn hebben gewoond, waar haar man opnieuw als predikant van de Remonstrantse Broederschap was toegelaten, en daar woonde ze in 1640 nog. Aan het einde van haar leven is zij waarschijnlijk ingetrokken bij haar zoon Benjamin, die van 1644 tot zijn dood in 1647 als predikant werkzaam was in Rotterdam. Daar is zij in 1650 overleden. In het begraafboek wordt zij vermeld als Grietje Sapma, weduwe van Dominicus Sapma, woonachtig op de Blaak, bij de beurs.

Naslagwerken

Van der Aa; Verwoert.

Literatuur

  • Droeve ghevanckenisse ende blijde uytkomst van Dominicus Sapma (z.p. 1621) (= Knuttel Pflt. 3257) [hierin zijn ook de verzoekschriften van Grietje Ulbes opgenomen].
  • J. van Reyn, ‘Grietje Ulbes’, in: Idem, Nederlandsche vrouwen van vroeger en later tijd (Rotterdam 1863) 47-63.
  • H.C. Rogge, Dominicus Sapma en Grietje Ulbes (Leiden z.j. [1876]).
  • B. Tideman Jzn., ‘Dominicus en Benjamin Sapma’, Uit de Remonstrantsche Broederschap 8 (1897) 10-21.
  • J.P.H. van der Knaap, ‘Dominicus Sapma, 1586-1635’, Kwartaalblad Oud Hoorn 26 (2004) 147-156.

Illustratie

Sapma ontsnapt in de kleren van zijn vrouw. Prent, ca. 1756 (UB (UvA) Amsterdam).

Auteur: Els Kloek

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 223

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.