Veen, Apollonia van (1606/1610?-1635)

 
English | Nederlands

VEEN, Apollonia van (geb. Den Haag? 1606/1610? – gest. Goes 11-9-1635), schilderes, tekenares en musicienne. Dochter van Pieter van Veen (1563-1629), advocaat en schilder, en Jacobmina van Ruyven (gest. 1653). Apollonia van Veen bleef ongehuwd.

Apollonia van Veen werd waarschijnlijk geboren in Den Haag, waar haar vader, advocaat en stammend uit een aanzienlijk geslacht, in 1598 een huis had gekocht aan de Jan Hendrikstraat. Apollonia had vier broers en drie zusters. Geboortedata ontbreken, maar het is vrijwel zeker dat Apollonia tot de middelste kinderen behoorde, samen met Jacob en Maria. Geertruid en Cornelis (geb. 1602) waren de oudsten van het gezin, Theodora, Tymen (in 1629 nog minderjarig) en Simon de jongsten.

Aan het einde van de jaren twintig verbleven Apollonia, Geertruid en Tymen in Alkmaar, waar hun zus Maria na haar huwelijk was gaan wonen. Hoe lang zij daar hebben gewoond, is onduidelijk. Apollonia, Geertruid en Tymen waren overtuigde katholieken, in tegenstelling tot hun ouders en de (meeste?) andere kinderen uit het gezin. Uit verschillende brieven die zij vanuit Alkmaar naar Den Haag stuurden, blijkt dat zij probeerden de protestantse leden van de familie te bekeren tot het katholicisme. Hun vader kregen ze zover dat hij op zijn sterfbed terugkeerde tot de moederkerk.

Overigens werd het gezin Van Veen niet alleen door religieuze kwesties verdeeld. Vele jaren na dato legde een familielid een verklaring af, waaruit blijkt dat Apollonia’s broer Cornelis zich na de dood van hun vader misdroeg als beheerder van de nalatenschap en zelfs hun moeder mishandelde. Ook weigerde hij de verponding (onroerendgoedbelasting) te betalen. De familie kreeg de boden aan de deur en het lijkt er zelfs op dat die enige dagen bleven, omdat Cornelis zich blijkbaar niet erg coöperatief opstelde, ‘niet tegenstaande zijne zusters ende specialijk zijn zuster Appolonia hem met schreiende ogen op haar knieën was biddende dat hij de boden toch zoude doen delogeren ende haar zulke schande niet aandoen’ (akte d.d. 19-9-1662, fol. 164). Uiteindelijk werd een aantal schilderijen op het stadhuis verkocht om de schuld te kunnen voldoen.

Behalve juristen bracht de familie Van Veen ook kunstenaars voort. Vader Pieter, een broer van Rubens’ leraar Otto van Veen, was in zijn vrije tijd schilder en tekenaar, en ook enkele van zijn kinderen waren amateurschilders en -tekenaars. Van Apollonia zijn voor zover bekend geen werken bewaard gebleven, maar er bestaan contemporaine bronnen waaruit blijkt dat zij tekende en schilderde. Zo droeg Joost van den Vondel omstreeks 1633 een gedicht op aan Apollonia van Veen, ‘Geestige tekenster en zanggodin’. Hieruit blijkt dat zij voorstellingen maakte van mensen, dieren en bloemen en ook dat zij zong en een snaarinstrument bespeelde. In een strofe die slechts uit Vondels oorspronkelijke manuscript bekend is, is bovendien te lezen: ‘op ’t geen uw hand vernuftig maalt,/ met verf of goud of kool of inkt,/ waar door mijn dicht te schoner blinkt’. Dit wekt de indruk dat Apollonia van Veen Vondels werk op de een of andere manier heeft verluchtigd. Ook Caspar Barlaeus wijdde een aantal regels aan haar. Hij maakte een onderschrift bij het – thans onbekende – portret dat Cornelis van Veen van zijn zuster graveerde, en na haar dood prees hij in een brief aan dezelfde Cornelis haar kunst. Daarin noemt hij haar in één adem met Anna Maria van Schurman en Tesselschade Visscher. Waarschijnlijk kende Apollonia van Veen laatstgenoemde uit haar Alkmaarse tijd. Of zij ook de ‘schone dochter’ van Pieter van Veen is die Constantijn Huygens noemt in een aan Tesselschade gericht sonnet uit 1633 is niet zeker. In dit gedicht verwijt Huygens haar dat zij de dochter van Van Veen ‘tot het geestelijk leven’ drijft (en haar zo afhoudt van een huwelijk?). Het zou hier ook om Apollonia’s jongere zuster Theodora kunnen gaan – Geertruid was een klopje en Maria was getrouwd.

Concrete schilderijen door Apollonia van Veen worden genoemd in de nalatenschap uit 1694 van haar nicht Elisabeth van Veen: een voorstelling van Maria bij het kruis en drie portretten, waaronder een van haar broer Jacob. In dezelfde nalatenschap bevonden zich ook twee  anonieme portretten die Apollonia zelf voorstelden. Mogelijk zijn ook de vanitas ‘van jouffr. van Veen’, in het bezit van Jacob van Blanckenburch te Dordrecht (1656) (Willigen/Meijer, 201), en ‘twee stuks landschapjes, met de pen en gewassen; door A. van der Veen’ uit de catalogus van Barchman Wuytiers te Utrecht (1792) aan haar toe te schrijven.

Hoewel Apollonia van Veen uit haar eigen en andermans brieven naar voren komt als een zeer serieuze en godvruchtige vrouw, lijkt zij toch ook een lichtvoetige kant te hebben gehad. Zij had een vurig aanbidder in de heer H. a Monte, een amateur-musicus die in ieder geval eind 1634/1635 in Parijs verbleef. Uit brieven van hem en een kladbrief van Apollonia uit deze jaren blijkt dat hij eerder in de Republiek was geweest en dat zij toen veel plezier hadden gehad. Terwijl haar aanbidder duidelijk is in zijn liefde voor haar, lijkt Apollonia de boot af te houden. Of het wat geworden zou zijn tussen hen is onzeker, omdat Apollonia al op 11 september 1635 in Goes stierf. Waaraan zij overleed en waarom zij op dat moment in Goes was, is niet bekend. In een lang, anoniem Treur-dicht over de [...] doodt van de iofvrouw [...]  Applonia van Veen uit 1635 worden de artistieke en andere deugden van de overledene nog eens uitgebreid geroemd. Te lezen valt dat zij ‘vroeg  en laat aan ’t bidden, en aan ’t knielen was’. Toch hield ze tijd over voor schilderen (landschappen en portretten), graveren, tekenen (ook met crayon, een nog nieuwe techniek), musiceren, handwerken en tuinieren. Oud is Apollonia van Veen niet geworden; het treurdicht spreekt van ‘jonge schone jeugd’ en ‘jonge tere maagd’, maar ook van ‘in 't bloeien van haar tijd, in ’t klimmen van haar dagen’. Al met al krijgt men de indruk dat Apollonia nog geen dertig was. Haar geboortejaar zou, ook gezien haar plaats in het gezin, rond 1606-1610 kunnen liggen.

Naslagwerken

Van der Aa; Kramm; Lexicon Noord-Nederlandse kunstenaressen; NNBW [onder Pieter van Veen]; Petteys; Thieme [onder familie Van Veen]; Willigen/Meijer.

Archivalia

Haags Gemeentearchief: toegang 0003-01 (Archief Evangelisch-Lutherse gemeente), inv. nr. 1242 (Stukken nagelaten door Apollonia en Geertruid van Veen) [o.m. Vondels manuscript]. Toegang 0372-01 (Notarieel archief), inv. nr. 440 (not. G. Valette), fol. 163-165 [verklaring van M. van Iterson over wangedrag van haar zwager Corn. van Veen, d.d. 19-9-1662].

Literatuur

  • J. van den Vondel, ‘Aan Apollonia van Veen’ [ca. 1633], in: De werken van Vondel: volledige en geïllustreerde tekstuitgave, J.F.M. Sterck e.a. ed., deel 3 (Amsterdam 1929) 395-396.
  • C. Huygens, ‘Aen joffw. Tesselschade Visscher, drijvende een’ schoone dochter van mr. Pieter van Veen [...] tot het geestelick leven’ [1633], in: Een onwaerdeerlycke vrouw. Brieven en verzen van en aan Maria Tesselschade, J.A. Worp ed. (Utrecht 1976) 104.
  • Treur-dicht over de [...] doodt van de iofvrouw [...] Applonia van Veen (Den Haag 1635) [zie Michels 1937, 38-42].
  • C. Barlaeus, ‘Cornelio van Veen’ [1636], in: Briefwisseling van Caspar Barlaeus (1584-1648), A.J.E. Harmsen ed., 664-666. URL: http://www.let.leidenuniv.nl [laatst geraadpleegd juni 2010].

  • Catalogus van eene uitmuntende verzameling kostbare schilderijen [...], teekeningen [...], prentkunst [...] nagelaten door [...] J.W. Barchman Wuytiers (Utrecht 1792) 139 [Lugt nr. 4945].
  • G. Eschauzier, ‘Het Leidsche geslacht Van Veen’, Genealogische en Heraldische Bladen 3 (1908) 360-380, aldaar 373-377.
  • N.J. Pabon, ‘Iets over mr. Pieter van Veen en zijn familie', Oud-Holland 41 (1923) 241-249.
  • L.C. Michels, ‘Apollonia van Veen, familie en vrienden’, Tijdschrift voor Taal en Letteren 25 (1937) 5-42.
  • A.G.J. Mosmans, ‘Een belangrijke nalatenschap van oude schilderijen’, Oud-Holland 56 (1937) 214-218.
  • H.P. Fölting, De vroedschap van ’s-Gravenhage 1572-1795 (Pijnacker 1985) 93-94.
  • M.B. Smits-Veldt, Maria  Tesselschade: leven met talent  en vriendschap (Zutphen 1994) 49, 61-62, 89.
  • E. Buijsen e.a., Haagse schilders in de Gouden Eeuw. Het Hoogsteder lexicon van alle schilders werkzaam in Den Haag 1600-1700 (Den Haag 1998) 353.
  • A. Vogels, ‘Nemo Artifex Nascitur: het zeventiende-eeuwse receptenboek van Jacoba van Veen (1635-na 1687)’, De Zeventiende Eeuw 18 (2002) 99-114, aldaar 109-113.

Auteur: Marloes Huiskamp

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 245

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.