Veer, Cornelia van der (1639-1704)

 
English | Nederlands

VEER, Cornelia van der (geb. Amsterdam 30-8-1639 – begr. Amsterdam 18-10-1704), dichteres, auteur van politieke pamfletten. Dochter van Albert Pietersz. (gest. 1692), zeilmaker, en Jannetje Cornelisdr. (1600-1662). Voorzover bekend bleef Cornelia van der Veer ongehuwd.

Een groot deel van het leven van Cornelia van der Veer moet zich hebben afgespeeld in haar ouderlijk huis bij de Haarlemmersluis in Amsterdam. Tegenover de woning van haar vader, de zeilmaker Albert Pietersz., lagen de veerschuiten naar Zaandam – vandaar de familienaam ‘Van der Veer’. Cornelia groeide op in een groot gezin: naar eigen zeggen had zij zestien broers en zusters, van wie er in 1662 nog maar vier in leven waren (Lauwer-stryt, 80). In datzelfde jaar overleed haar moeder Jannetje Cornelisdr., die ook de naam ‘Van Marken’ gebruikte. Nadat in 1692 vader Albert was overleden, nam broer Albert de zeilmakerij over. Cornelia zou tot haar dood bij haar broer blijven wonen.

Dichtwisselingen

In het zeilmakergezin Van der Veer was weinig ruimte voor studie of zelfontplooiing, aldus Cornelia later in Lauwer-stryt (45). Haar ouders zouden haar ‘ijver-lust’ in lezen en schrijven hebben afgekeurd omdat zij hun dochter liever bezig zagen ‘in stadig huisgewroet’, zoals de bijbelse Martha. Maar Cornelia had de ambitie om zich intellectueel te ontwikkelen, een ambitie die ook is terug te vinden in de lijfspreuk waarmee zij haar gedichten en pamfletten ondertekende: ‘Ik tracht VEERder’. Uit haar werk spreekt behalve een grondige bijbelkennis ook liefde voor de klassieken en de retorica. Zij moet een exemplaar van Ovidius’ Metamorfosen hebben gehad en blijkt ook op de hoogte van het werk van humanistische schrijvers als Montaigne.

Ook de Nederlandse letterkunde van haar eigen tijd volgde Cornelia van der Veer op de voet. Behalve naar grootheden als Joost van den Vondel verwees zij in haar werk naar minder bekende literatoren als Hendrick Waterloos. Ze was bevriend met Jacob Heyblocq, rector van de Latijnse school, en had contacten met mensen uit schouwburgkringen. Zo leverde zij een bijdrage aan het album amicorum van de toneelschrijver Joan Blasius. Verder had Van der Veer intensief contact met andere schrijvende vrouwen uit haar tijd. Ze correspondeerde met de bekende dichteressen Catharina Questiers en Katharina Lescailje, en met de beroemde schijfster Christina van Os.

Zelf schreef Cornelia van der Veer ongeveer 135 gedichten en 6 pamfletten. Haar gedrukte oeuvre is verspreid over achttien werken: losse pamfletten, verzen voor verzamelbundels, opdrachtgedichten en dichtwisselingen met andere schrijfsters. Haar bekendste werk is de zelfstandige publicatie Lauwer-strijt (1665), waarin zij en Catharina Questiers lofdichten op elkaar uitwisselen. Van der Veer lijkt de drijvende kracht achter deze uitgave te zijn geweest en spoorde Questiers aan om snel te publiceren. Lia van Gemert meent op grond van passages uit de bundel dat de dichteressen lesbische gevoelens voor elkaar koesterden. Vooral Questiers’ gedicht ‘Aan Juffr. Cornelia van der Veer op haar kouse-band, die zy op myn Kaamer had laaten leggen’ zou homo-erotisch getint zijn.

Een tweede aanwijzing voor lesbische gevoelens van de ongehuwde Cornelia van der Veer zou te vinden zijn in haar dichtwisseling met Katharina Lescailje, deels uitgegeven in Lescailjes Toneel- en mengelpoëzy. Vóór 1674 waren zij al bevriend, want op 2 januari van dat jaar schreef Lescailje een afscheidsgedicht voor Van der Veer, die voor een half jaar naar Den Briel vertrok. Bij terugkomst op 17 juni volgde een welkomstgedicht, waarop Van der Veer weer bedankte met een vers voor Lescailje. Een correspondentie van tien gedichten volgde. De dichteressen beloofden elkaar aanstootgevende onderwerpen zoals ‘de onkuise sodomiete vrucht’ te mijden. Op oudejaarsavond 1675 bekoelde de vriendschap. Na een bezoek aan een vriendin, zo valt uit een gedicht op te maken, had Lescailje niet op Van der Veer willen wachten en had ze erna ook niets meer van zich laten horen. Van der Veer stuurde haar een berijmde klacht over dit incident. Hoewel Lescailje aangaf nog altijd vriendschappelijke gevoelens voor haar te hebben, kwam het niet meer goed tussen hen. Voor sommigen is dit een nieuw bewijs voor een lesbische verhouding tussen de dichteressen, anderen wijzen erop dat gevoelens van jaloezie ook binnen platonische vriendschappen een rol spelen (Grabowsky, 67).

Politieke pamfletten

Naast haar dichtwisselingen met literaire vriendinnen publiceerde Cornelia van der Veer ten minste zes pamfletten over de politieke situatie in de Republiek. Aanvankelijk verdedigde zij de Amsterdamse handelsbelangen, maar geleidelijk veranderde zij in een aanhangster van de stadhouder. Vooral echter legde zij de nadruk op het belang van de gereformeerde religie en de Republiek als tweede Israël. In ’t Hervormde slag-swaard (1666) becommentarieerde Van der Veer de rampzalige toestand tijdens de Tweede Engelse Oorlog (1665-1667): door de oorlog lag de handel stil –  ‘de sterke deuren van de Waag vereisen smering’ – en klonk in de straten terecht het protest van vrouwen en ouders tegen de oorlog, die hun geliefden uit het leven had weggerukt. Volgens Van der Veer zou alleen godsdienstige bezinning een overwinning op de Engelsen mogelijk maken.

In Triumphante vreugde-galm, verschenen naar aanleiding van de zeeslag van 14 juni 1673, en Olijf tak, over de Vrede van Westminster (1674), reageerde Cornelia van der Veer op de Derde Engelse Oorlog (1672-1674). In laatstgenoemd werk gaat het opnieuw om de verschrikkingen van de oorlog, het bloedvergieten, de weduwen en wezen, maar eveneens krijgen de in 1672 afgezette Loevesteiners een trap na. Dankzij de nieuwe leider, stadhouder Willem III, is er vrede met de protestantse ‘broeder’ Engeland gesloten, zodat deze naties zich nu gezamenlijk tegen de Franse agressor kunnen richten.

Van der Veers keuze voor Oranje blijkt evenzeer uit Tranen over het droevigh overlyde, dat ze liet uitbrengen na de dood van Willem III in 1702. Twee jaar later stierf Cornelia van der Veer zelf, 75 jaar oud. Vanuit haar ouderlijk huis bij de Haarlemmersluis, waar zij de laatste twaalf jaren met haar broer had gewoond, werd haar ontzielde lichaam overgebracht naar haar graf in de Nieuwe Kerk.

Reputatie

In het lemma over Cornelia van der Veer in het NNBW is H.J.A. Ruys weinig vleiend over haar letterkundige kwaliteiten. Zo zou haar aandeel in de Lauwer-strijt van ‘geringe letterkundige waarde’ zijn geweest. Per abuis vermeldt Ruys dat Vondel haar zou hebben ‘bezongen’, terwijl die lof was bestemd voor haar vriendin Questiers (Werken van Vondel, 656-657). Cornelia’s belangstelling voor politieke gebeurtenissen noemt Ruys ‘merkwaardig’. Recente literatuuronderzoekers richten zich vooral op de relatie tussen Cornelia van der Veer en andere schrijfsters, waarbij mogelijke homoseksuele aspecten de meeste belangstelling genieten.

Naslagwerken

Van der Aa; Frederiks/Van den Branden; Lauwerkrans; NNBW; Verwoert; Witsen Geysbeek.

Archivalia

Stadsarchief Amsterdam: DTB, Begraven 1057, 101v.

Publicaties

  • [met Catharina Questiers], Lauwer-strijt tuschen Catharina Questiers en Cornelia van der Veer. Met eenige by-gedichten aan en van haar geschreeven (Amsterdam 1665).
  • K. Lescailje, Toneel- en mengelpoëzy. (Amsterdam 1731) [dichtwisseling met Lescailje].
  • Het triomphante pinkster-feest, of zegenpraal, over de bevogte victory der Nederlandsche vloot (1666).
  • 't Hervormde slag-swaard of Geestelyke hane-kraay over de bedroefde toestand, van onse scheeps-vlood (1666) [Knuttel Pfl. 9343].
  • Olijf tak, over de gesloten vrede, met de koning van Groot-Brittangien (1674) [Knuttel Pfl. 11126].
  • Over het aenvaarden, van het capiteyn generaelschap, en admirael ter see van sijn doorluchte hoogheyt Wilhelm de Derde prince van Orangie (1675).
  • Tranen over het droevigh overlyde van d'uytneemenste aller vorsten en beschermer des geloofs Willem Hendrik, koningh van Groot Britangie, prinse van Orangie (Amsterdam 1702).

Literatuur

  • De werken van Vondel, Jacob van Lennep ed., deel 7 (Amsterdam 1862).
  • Maria J.E. Sanders, ‘De familie Lescaille’, Maandblad Amstelodamum 47 (1960) 60-67.
  • Lia van Gemert, ‘Hiding behind words? Lesbianism in 17th-century Dutch poetry’, Thamyris. Mythmaking from past to present 2 (1995) 11-44.
  • Marijke Spies, ‘Oudejaarsavond 1675: Cornelia van der Veer schaduwt Katharina Lescailje als deze van het huis van haar vriendin Sara de Canjoncle naar dat van haar zuster gaat’, in: M.A. Schenkeveld-van der Dussen red., Nederlandse literatuur, een geschiedenis (Amsterdam/Antwerpen 1998) 282-287.
  • Annelies de Jeu, ‘’t Spoor der dichteressen’. Netwerken en publicatiemogelijkheden van schrijvende vrouwen in de Republiek (1600-1750) (Hilversum 2000).
  • E.M. Grabowsky, ‘Katharina Lescailje (1649-1711) en de “vrouwenzucht”. Schijn of werkelijkheid?’, Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 23 (2000) 65-79.

Illustratie

Titelpagina van Lauwer-stryt, 1665.

Auteur: Maarten Hell

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 327

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.