© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Els Kloek, Verwers, Catharina, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Verwers [13/01/2014]
VERWERS, Catharina (geb. Amsterdam? ca. 1618 – begr. Amsterdam 8-11-1684), (toneel)dichteres. Dochter van Abraham Joosten de Verwer (gest. 1650), schrijnwerker en zeeschilder, en Barbara Silvoorts (1586-1658). Catharina Verwers ging op 27-9-1642 in Amsterdam in ondertrouw met Christiaan Dusart (1618-1682), schilder. Uit dit huwelijk werden ten minste 5 dochters geboren, van wie er 3 jong stierven.
Catharina Verwers werd geboren als jongste dochter van Abraham de Verwer van Burchstraete, vermoedelijk afkomstig uit Vlaanderen, en de in Delft geboren Barbara Silvoorts (of Sillevoirt). In 1607 woonden haar ouders nog in Haarlem, waar haar vader zich schrijnwerker noemde, vanaf 1615 was het paar woonachtig in Amsterdam en presenteerde Abraham zich als schilder (Blaauw, 78). Zij hoorden bij de Waterlandse gemeente van doopsgezinden. Hoeveel kinderen het gezin heeft geteld, is onbekend, maar slechts één broer van Catharina heeft de volwassen leeftijd bereikt: Justus (1625-1689). Catharina’s vader was een zeeschilder die goed verdiende. Tussen 1637 en 1639 was hij werkzaam in Frankrijk – onduidelijk is of zijn gezin daar toen ook was. Het gezin woonde in de Warmoesstraat: Abraham de Verwer kocht daar toen als buurman het huis De Craenvogel (Kam, 229). In datzelfde jaar 1641 kocht hij ook het huis De Vergulde Fontein aan de Prinsengracht, mét achterhuis. Dit huizenbezit duidt op welstand.
Zo moet Catharina Verwers zijn opgegroeid in een artistiek en redelijk welvarend milieu. Haar broer Justus werd ook schilder, zij het met minder succes dan de vader, en zelf trouwde Catharina in 1642 met Christiaan Dusart, een uit Antwerpen afkomstige kunstschilder en wellicht een leerling van Rembrandt (RKD artists). Connecties met Rembrandt zijn hoe dan ook zeker: in 1664 wees Rembrandt Christiaan Dusart aan als voogd over zijn dochter Cornelia. Ruim een half jaar na haar ondertrouw, om precies te zijn op 19 juni 1643, liet Catharina Verwers, ‘huisvrouw van Christiaan Dusart’, zich dopen in de remonstrantse kerk. De vijf dochters van het paar werden gereformeerd gedoopt: Maria (1643-1643), Maria (1644-1652), Catharina (1650-1686), Anna (1652-?), en Maria (1653-1700). Andere kinderen zijn niet bekend.
Werk
Catharina Verwers geniet bekendheid vanwege haar bewerking van Gitanilla (1613), een novelle van de Spanjaard Miguel de Cervantes over de verliefdheid van Don Jan op een zigeunerin die een als zuigeling ontvoerde prinses blijkt te zijn. Het kan zijn dat Verwers het verhaal uit het Frans heeft vertaald. Wellicht was zij er in de jaren 1637-1639 mee in aanraking gekomen, toen haar vader – en misschien het hele gezin – in Frankrijk zat. Hoe het ook zij, Jacob Cats had het verhaal in 1637 al als gedicht opgenomen in zijn Trou-ringh, en Felix van Sambix publiceerde in 1643 een vertaling van de novelle: Het schoone heydinnetje. Verwers toneelbewerking verscheen in 1644 onder de titel Spaensche heydin. Daarmee was zij niet de eerste. In 1643 was er ook al een Nederlandse toneelbewerking op de markt verschenen: Het leven van Konstance: vvaer af volgt het toneelspel, De Spaensche heidin van Mattheus Gansneb Tengnagel. Hij maakt in de opdracht hierbij (p. 166) melding van Verwers vertaling, waaruit valt op te maken dat Verwers stuk al langer circuleerde. Verwers zelf verwijst niet naar bewerkingen van anderen. In de vakliteratuur wordt gesteld dat Tengnagels stuk ook eerder werd uitgevoerd, maar dat lijkt op een vergissing te berusten: Wybrands meldt dat Tengnagels stuk op 14 juni in 1644 in première ging, terwijl de titelpagina van Verwers Spaensche heydin (1644) meldt dat haar stuk al op 12 juni in première was gegaan. Vermoedelijk betreffen de direct daarop volgende vier voorstellingen (inclusief die op de 14de) het stuk van Verwers (vgl. Oey de Vita, 100).
Het stuk van Verwers is waarschijnlijk zo’n vijftien keer in de Amsterdamse schouwburg opgevoerd (in 1644, 1645, 1649, 1657 en 1658), en in 1657 verscheen er een herdruk. Was de eerste druk verschenen onder de naam van ‘juffrouw C.V. Dusarts’, in de herdruk van 1657 heette de auteur ‘Katarina Verwers van Dusarts’. Dit heeft vermoedelijk geleid tot de verwarring over haar naam in de naslagwerken: men veronderstelt dat de auteur als een Dusart is geboren en later – na 1644 – met een Verwers is getrouwd. In Van der Aa komt ze als gevolg van deze verwarring zelfs tweemaal voor: onder Dusart en onder Verwers.
Meer vertalingen of bewerkingen van toneelstukken door Catharina Verwers zijn niet bekend. Wel zijn er drie gedichten van haar opgenomen in Amsterdamsche mengel-moez. Kennelijk verkeerde zij in literaire kringen, want ze leverde rond 1654 ook een strofe aan voor De knipzang, het collectieve gedicht dat zeventien dichters maakten op een strofe van Hooft over Rozemond die door Pan in haar borstjes werd geknepen toen ze lag te slapen. Andere deelnemers aan dit marathongedicht waren onder anderen Joost van de Vondel, Thomas Asselijn, Hieronymus Sweerts, Catharina Questiers, Goudina van Weert en Pieter Dubbels. Haar bijdrage aan de knipzang is van weinig invloed op het verhaal: Pan verstopt zich. In ‘Kermisgift’, een commentaar-op-rijm op deze ‘laatdunkende knippers en knipsters’, vraagt een zekere I.D. Klijn zich bij Verwers’ strofe af wat de uitgever van dit collectieve gedicht bezielde om nu ook vrouwen te vragen om een bijdrage: ‘kan je nu geen mans belezen,/ dat je tere vrouwen neemt?’
In 1682 werd Catharina Verwers weduwe – haar man werd op 27 april begraven in de Nieuwezijds Kapel. Van haar dochters leefden toen alleen nog de ongetrouwde Maria en Catharina, die was getrouwd met Johannes Colé. Samen met haar broer bezat Catharina Verwers de twee huizen van haar ouders, maar aangezien Justus schulden had, viel het beheer van dit bezit toe aan Catharina. Een jaar later (in 1683) verkochten Catharina Verwers en haar broer het huis aan de Prinsengracht om daarmee de schulden van Justus te betalen. Zelf ging ze toen wonen in de Warmoesstraat. Rond haar sterfdatum is opnieuw sprake van verwarring. Sinds het verschijnen van de Lauwerkrans (1997) geldt 6 februari 1686 als de dag waarop Catharina Verwers werd begraven, maar dat is onjuist. Men heeft Catharina Verwers verward met haar dochter Catharina Dusart, de echtgenote van Johannes Colé. Catharina Verwers zelf werd op 8 november 1684 begraven in de Nieuwezijds Kapel.
Reputatie
Met haar Spaensche heydin had Catharina Verwers kortstondig succes: in het boek waren vier lofdichten op de schrijfster opgenomen, en de apotheker Nicolaas Seep maakte in 1650 een lofdicht op haar ‘heydinnetje’, maar dat is alleen in handschrift overgeleverd. In 1720 wordt ze door Van Halen nog genoemd als een van de beroemde vrouwelijke toneeldichters, maar haar werk is niettemin in de vergetelheid geraakt, en onder toneelkenners en letterkundigen geniet het weinig waardering. Haar betekenis ligt volgens Met en zonder lauwerkrans in het feit dat zij de eerste toneelschrijfster was wier werk in de Amsterdamse schouwburg werd opgevoerd. Met haar stuk speelde ze in op de in die tijd nieuwe mode van het exotische zigeunerinnetje. Opmerkelijk is dat kunsthistorici in hun zoektocht naar literaire bronnen voor deze mode zelden verwijzen naar het werk van Verwers, terwijl zij toch duidelijk verkeerde in schilderskringen.
In een in 1703 opgemaakte boedelinventaris van Johannes Colé, weduwnaar van dochter Catharina, wordt een door Christiaan Dusart geschilderd portret van Catharina Verwers genoemd. De verblijfplaats daarvan is tegenwoordig onbekend.
Naslagwerken
Van der Aa; Frederiks/Van den Branden; Lauwerkrans; NBAC; Worp.
Archivalia
- Stadsarchief Amsterdam: DTB, Dopen 42, p.369 en 438; 43, p. 140 en 224; 75, p. 347; 301, p. 29. DTB, Trouwen 677, p.37. DTB, Begraven 1069, p. 47, 79, 98, 439 en 1100 B, p. 106.
- Rijksdienst voor Kunsthistorische Documentatie, Den Haag: collectie Bredius (Christiaan Dusart en Abraham en Justus de Verwer).
- Universiteitsbibliotheek Amsterdam (UvA), Bijzondere Collecties, Handschriften: Verscheide Gedichten. Bestaande in: Minne, lof- en eer-rymen, bruilofs-dichten, sonnetten, lijk- en graf-dichten, mengel-rijm en sangen. Door Nikolaas Seep. In Amsterdam, des Iaars 1650, hs. XXX A 100 [hierin lofdicht op Verwers werk, p. 64].
Publicaties
- Spaensche heydin (Amsterdam 1644; herdr. 1657). [eerste druk onder ‘juffrouw C.V. Dusarts’, tweede onder ‘Katarina Verwers van Dusarts’]
- Het eerste deel van de Amsterdamse mengel-moez […] (Amsterdam 1658) 169. [met drie gedichten van Verwers].
Literatuur
- J. Six, ‘Gersaints lijst van Rembrandts prenten’, Oud-Holland 27 (1909) 65-110, aldaar 89-90.
- P. Minderaa, ‘De knipzang’, Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 79 (1963) 10-35, aldaar 15, 23-24.
- J.G. Kam, Waar was dat huis in de Warmoesstraat (Amsterdam 1968) 229-230.
- I. Gaskell, ‘Transformations of Cervantes ‘La Gitanilla’ in Dutch Art’, Journal of the Warburg and Courtauld Institutes 45 (1982) 263-270 en pl. 46-50.
- E. Oey-de Vita en M. Geesink, Academie en schouwburg. Amsterdams toneelrepertoire 1617-1655 (Amsterdam 1983) 100, 103, 113, 130, 133, 193.
- A. de Jeu, ‘Hoe dat een Vrouwen-beelt kan maken zulke Vaarzen. Reacties op de toneelstukken van Catharina Verwers en Catharina Questiers’, in: W. Abrahamse, A.C.G. Fleurkens en M. Meijer Drees red., Kort tijt-verdrijf. Opstellen over Nederlands toneel (vanaf ca. 1550) aangeboden aan Mieke B. Smits-Veldt (Amsterdam 1996) 179-184.
- A. de Jeu, ’t Spoor der dichteressen. Netwerken en publicatiemogelijkheden van schrijvende vrouwen in de Republiek (1600-1750) (Hilversum 2000) 190, 214-215.
- A. Blaauw, ‘Over de Waterlandse doopsgezinde schilder Abraham de Verwer van Burchstraete, over zijn vrouw Barbara van Sillevoirt, en iets over zijn vroegste werken’, Doopsgezinde Bijdragen 31 (2005) 75-91.
- Hienke Alberts, Backstage/Frontstage. ‘Stomme vertooningen’ op het doek. Een verkennend onderzoek naar het ontstaan en de ontwikkeling van theatrale schilderkunst in Utrecht in de Gouden Eeuw (ongepubl. scriptie Universiteit Utrecht 2008).
Illustratie
Titelpagina van de eerste druk van Spaensche heydin.
Auteur: Els Kloek
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 270
laatst gewijzigd: 13/01/2014
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.