Visser, Gerarda Alida (1914-2014)

 
English | Nederlands

VISSER, Gerarda Alida (geb. Rotterdam 23-7-1914 – gest. Rotterdam 20-8-2014), actief in het verzet. Dochter van Corstiaan Willem Visser (1873-1965), scheepskapitein, en Johanna Cornelia Bos (1883-1952). Atie Visser trouwde op 11-6-1948 in Jakarta (Indonesië) met Herman Pieter Jan Ridder (1900-1983), handelsagent. Dit huwelijk bleef kinderloos.

Gerarda Alida (Atie) Visser groeide op als middelste van drie kinderen in een liberaal-protestants gezin in Rotterdam. Haar vader was kapitein bij de Rotterdamsche Lloyd. Na het doorlopen van hbs-b studeerde ze handelswetenschappen aan de Nederlandsche Handels-Hoogeschool. In mei 1934 haalde ze haar kandidaats. Rond deze tijd meldde Atie Visser zich spontaan aan bij de communisten, na het zien van een rij werkloze mannen die moesten stempelen voor steun. Die politieke keuze leidde tot een tijdelijke breuk met haar vader en vertrek uit het ouderlijk huis.

Knokploeg

In 1937 verhuisde Atie Visser naar Amsterdam. Na een paar tijdelijke adressen kwam ze terecht in een meisjespension aan de Prinsengracht (nr. 997). Omdat daar al een ‘Atie Visser’ woonde, veranderde ze haar roepnaam in Karin. In Amsterdam had ze eind jaren dertig verschillende kantoorbaantjes – onder meer bij de Joodse tabakshandelaren Rothschild en Blum. Eens per maand ging ze naar haar ouders in Rotterdam; dankzij bemiddeling van een predikant was de band met haar vader hersteld – het communisme zou ze in de loop van de oorlog vaarwel zeggen.

Na het bombardement op Rotterdam trok Atie Visser op de fiets naar haar ouderlijk huis aan de Beukelsdijk (nr. 47b). Ze trof haar ouders ongedeerd aan in een beroete omgeving, een paar honderd meter van de brandgrens. Visser vond werk als stenotypiste bij Unilever en verhuisde in 1942 terug naar haar geboortestad. Op haar werk begon ze met het overtikken in zeven doorslagen van artikelen uit de verzetskranten Het Parool en Trouw, die ze in de middagpauze op willekeurige adressen in de buurt bezorgde. In 1944 koos ze voor het gewapende verzet nadat ze via een nicht koerierster was geworden bij een knokploeg. De groep, onder leiding van de Drentse boer Marinus (Evert) Post, organiseerde vanuit de Leidse sigarenwinkel van Dick Spoor overvallen op distributiekantoren. Toen Visser (die Karin als schuilnaam aanhield) vroeg of ze ook aan overvallen mocht deelnemen, moest ze als test de liquidatie van een infiltrant bijwonen. Daarna kreeg ze haar eigen vuurwapen (FN 7,65 mm).

Atie Visser was onder meer betrokken bij een succesvolle reeks overvallen op distributiekantoren in Elburg, Wezep, Dedemsvaart en Gramsbergen in de zomer van 1944. In Wezep ging zij voor het eerst met een pistool mee naar binnen: de buit bedroeg 17.000 bonkaarten en 28.000 rantsoenbonnen. In haar oorlogsherinneringen schreef Visser later dat ze ‘bezeten’ was van het plegen van overvallen en ‘dolgelukkig’ vanwege de sterke onderlinge kameraadschap in de knokploeg (Marinus Post, 104, 71). Bij de overval in Dedemsvaart was er hulp van binnenuit: haar naam- en huisgenote Atie uit Amsterdam werkte bij de Distributie. In deze zomermaanden zat de groep ondergedoken in Nunspeet, Vroomshoop en op de boerderij van Marinus’ broer Johannes (Jans) Post – in het Drentse Nieuwlande.

Na Dolle Dinsdag en de geallieerde opmars in september 1944 ging Atie Visser met Marinus Post naar Amsterdam om daar de spoedig verwachte bevrijding af te wachten. Ze dook onder in Amsterdam-Zuid, later verbleven ze overdag meestal samen bij een vriendin aan de Amstel (nr. 93). Toen bleek dat dit pand door een informant van de Sicherheitsdienst (SD)  in de gaten werd gehouden, ontstond het plan hem in de val te lokken en ter plekke te liquideren. De op 20 oktober 1944 geplande opzet mislukte: de SD viel het huis binnen en arresteerde Post, maar Atie Visser ontkwam. Een maand later kreeg zij bericht dat Post, tegen wie ze hoog had opgekeken, was geëxecuteerd.

Liquidatie Guljé

Na de bevrijding kwam Atie Visser bij de Politieke Opsporingsdienst (POD) waar ze onderzoek deed naar collaboratie. In die tijd woonde ze op kamers in Leiden. Toen de Leidenaar Felix Guljé, een ingenieur die in de oorlog een brug zou hebben laten herbouwen die het verzet had opgeblazen, zijn veroordeling leek te ontlopen, besloot zij (met voormalig knokploegleider Dick Spoor) het recht in eigen hand te nemen. Op 1 maart 1946 belde ze aan bij Guljé en toen zijn vrouw opendeed, zei ze dat ze een brief had voor haar man. Op het moment dat hij aan de deur kwam, schoot ze hem in de borst. Guljé overleed op weg naar het ziekenhuis. Hoewel het vermoeden bestond dat de vrouwelijke dader in kringen van het voormalig verzet gezocht moest worden en Visser tot de verdachten behoorde, bleef de geruchtmakende zaak onopgelost. Atie Visser verdween uit beeld toen ze in 1947 naar Nederlands-Indië vertrok. Ze ontmoette en trouwde er met handelsagent Herman Ridder.

In 1949 keerde het echtpaar Ridder-Visser terug naar Rotterdam. Later (1955) verhuisden ze naar Hengelo, waar Atie Visser als directiesecretaresse werk vond bij Akzo Nobel, en na twee jaar Spanje (1967-1969) vestigden ze zich opnieuw naar Rotterdam Ook maakte het paar twee wereldreizen. Na de dood van haar man Herman (1983) bezocht Visser China, Japan, Australië, Egypte en de Verenigde Staten. Behalve een fervent reizigster was Atie Visser een groot Feyenoord-supporter en ingezonden-brievenschrijfster. In de brievenrubriek van Het Vrije Volk gaf ze haar ongezouten mening over voetbal, politiek en de Tweede Wereldoorlog.

In de jaren tachtig zocht Atie Visser weer contact met haar verzetsvrienden uit de oorlog. Omstreeks 1990 vroeg Henny Post, de dochter van Marinus, haar als Karin mee te spelen in de educatieve film Wanda wil bij het verzet. Als lid van de Vereniging voormalig verzet Zuid-Holland schreef Visser artikelen over haar tijd bij de kp-Marinus Post, in 1999 in boekvorm uitgebracht onder haar verzetsnaam. Naar aanleiding van haar oorlogsherinneringen, waarin ze voor het eerst schreef over de liquidatie waar ze bij was geweest, gaf ze in een kranteninterview als antwoord op de vraag of er nog meer liquidaties waren waarover ze 45 jaar had gezwegen: ‘Nee, dat geloof ik niet’ (gecit. Tramper, RD 12-11-1999).

Een late bekentenis

In 2011 was Atie Visser even wereldnieuws toen Henri Lenferink, burgemeester van Leiden, een brief openbaar maakte waarin de inmiddels 96-jarige verzetsvrouw bekende Felix Guljé in 1946 te hebben doodgeschoten. Ze vond dat de familie Guljé recht had op de waarheid over de moord, waarover diverse complottheorieën de ronde deden. Visser had een ontmoeting met de kleinkinderen en zei haar daad achteraf te betreuren – Guljé had weliswaar economisch gecollaboreerd, maar zou ook Joodse onderduikers in huis hebben gehad.

Al was het lang geleden, kringen van het voormalig verzet konden weinig begrip opbrengen voor de eigenrichting van Atie Visser in 1946. Er gingen stemmen op voor het intrekken van het haar in 1982 verleende Verzetsherdenkingskruis, maar dat bleek alleen op basis van vrijwilligheid te kunnen. Een dergelijke spijtbetuiging kon Visser niet opbrengen, want daarvoor had de oorlog een te groot stempel op haar leven gedrukt. Kort voor haar honderdste verjaardag zei ze in Trouw (3-5-2014) dat ze er destijds van overtuigd was dat ze het goede deed: ‘We deden wat we wilden. Een rechter Ha!’

Atie Visser overleed enkele maanden later, op 20 augustus 2014, honderd jaar oud.

Publicaties

  • [onder ps. Karin] Marinus Post alias Evert. Oorlogsherinneringen uit 1944 (Kampen 1999).
  • ‘China’, Het Vrije Volk, 20-10-1984.
  • ‘Vak S (2)’, Het Vrije Volk, 18-8-1988.
  • ‘Bombardement (3)’, Het Vrije Volk, 31-3-1990.
  • ‘Oorlog’, Het Vrije Volk, 23-1-1991.

Literatuur

  • ‘Afgrijzen der regeering over den moord op ir. Guljé’, De Tijd, 6-3-1946.
  • Joop Spanjersberg, ‘Een leven als een jongensboek’, Het Vrije Volk, 24-12-1988.
  • B.L.P. Tramper, ‘Zucht naar gewapend verzet’, Reformatorisch Dagblad, 12-11-1999.
  • ‘Ik ben een vechtjas’, in: Jan G. Crum, Wat bewoog u? Gesprekken met mannen en vrouwen uit het verzet (Soesterberg 2007).
  • H.J. Lenferink, ‘Moord op ir. Felix Guljé in 1946 opgelost’, Leids Jaarboekje 103 (2011) 8-18.
  • Cees van Hoore, ‘“Mij kan niets gebeuren, de katholieke fractie staat achter me”. Over de naoorlogse liquidatie van ir. F.H.E. Guljé, directeur van de Hollandsche Constructie Werkplaatsen in Leiden’, Jaarboek der Sociale en Economische Geschiedenis van Leiden en Omstreken 24 (2012) 73-121.
  • Kalien Blonden, ‘Ik was ervan overtuigd dat ik het goede deed’, Trouw, 3-5-2014.
  • Peter de Waard, ‘Atie Visser (1914-2014). Heldin die niet kon stoppen’, de Volkskrant, 25-8-2014.

Illustratie

Atie Visser, door Jaap Rozema, 2011 (Algemeen Dagblad).

Auteur: Norbert-Jan Nuij

laatst gewijzigd: 20/07/2016

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.