Vlier, Maria Louisa Elisabeth (1828-1908)

 
English | Nederlands

VLIER, Maria Louisa Elisabeth (geb. Paramaribo 19-3-1828 – gest. Paramaribo 8-6-1908), onderwijzeres, schrijfster van eerste schoolboek over Suriname. Dochter van Nicolaas Gerrit Vlier (1801-1852), jurist, politiecommissaris en plantage-eigenaar, en Anna Elisabeth Heuland (1798-ca.1887). Maria Vlier bleef ongehuwd.

Maria Vlier groeide met haar zes jaar jongere zus Cornelia Philippina Maria Josephina (1834-1892) op in een intellectueel gezin dat behoorde tot de gekleurde elite van Paramaribo. Maria’s eigen moeder was als slavin geboren en pas in 1816 vrijgemaakt. Ook haar overgrootmoeder van vaders zijde was als slavin geboren en had nog met haar eigenaar in Nederland gewoond. Maria’s vader was een sociaal-maatschappelijk betrokken rechtskundige die carrière maakte als procureur (vanaf 1829), griffier, baljuw en ten slotte in 1832 commissaris van politie in Paramaribo werd. De abolitionist Teenstra noemt hem in 1842 ‘een bijna zwarte mulat, de zoon van een negerin’ (Teenstra, 171-172). Het gezin Vlier was gereformeerd.

Maria Vlier bezocht de school van mejuffrouw J.C. Jonas, een in slavernij geboren zwarte onderwijzeres die van haar eigenaresse in Nederland een goede opleiding gekregen had en als vrije inwoonster van Paramaribo haar eigen school was begonnen. De school was voor kinderen uit alle lagen en van alle kleuren. In 1838 kreeg de tienjarige Maria een prijs voor haar leerprestaties.

Geschiedenisboek

In 1844 kwam Maria Vlier met haar vader naar Nederland om hier een opleiding te volgen. Vier jaar later legde ze in Paramaribo het vereiste examen voor onderwijzeres af – ze was inmiddels twintig jaar. Daarna opende ze een meisjesschool. In zijn Bijdrage tot de geschiedenis van het onderwijs in Suriname  (1897) schrijft J.R. Thomson dat ze bekend stond om haar geleerdheid en kennis van talen, onder meer van het Volapuk. Maria Vlier woonde aan de Gravenstraat, in het centrum van Paramaribo. Ook haar zus werd later onderwijzeres en bracht het tot hoofd van de openbare meisjesschool. Vader Vlier stierf berooid in 1852 – hij was in slechte doen geraakt na een aantal ongelukkige financiële transacties.

Naast haar baan als onderwijzeres werkte Maria Vlier aan een leerboek over de geschiedenis van Suriname voor de Surinaamse jeugd. In 1863 verscheen haar Beknopte geschiedenis der kolonie Suriname bij de Amsterdamse uitgever H. de Hoogh. In haar voorwoord verantwoordt Maria Vlier haar onderwerpskeuze door te stellen dat het haar ‘meermalen leed [heeft] gedaan, kinderen van 14 en meerdere jaren de geschiedenissen van vreemde volken te hooren verhalen, terwijl zij in die van hun eigen land volstrekt onbedreven zijn, omdat de geschiedenis van Suriname, uit gebrek aan een daartoe strekkend schoolboek, niet onderwezen wordt’. Het is onbekend hoe lang Vlier aan het boek heeft gewerkt, maar uit haar voorwoord valt op te maken dat ze het in 1861 heeft geschreven. In datzelfde jaar 1861 was – ook bij uitgever H. de Hoogh – de lijvige studie Geschiedenis van Suriname van Julien Wolbers verschenen. Waarschijnlijk heeft Wolbers het manuscript van Vlier ingezien en gebruikt. Zo is zijn passage over Nicolaas Gerrit Vlier, de vader van Maria, vrijwel letterlijk hetzelfde.

De aanpak van de twee auteurs loopt echter sterk uiteen: dominee Wolbers, die nooit in Suriname was geweest, wilde als abolitionist zijn lezers overtuigen van het grote kwaad van de slavernij, terwijl het Maria Vlier er vooral om te doen was de schoolkinderen van Suriname te informeren over de geschiedenis van hun eigen land. Vlier schrijft niet in negatieve zin over de koloniale overheid. Als inwoner van Suriname moest ze daar ook voorzichtig mee zijn. De – eveneens gekleurde – Johannes Christiaan Palthe Wesenhagen was vastgelopen in zijn loopbaan omdat hij het in 1849 in een pamflet had opgenomen voor de slavenbevolking (Neslo, 182). Niettemin durft Maria Vlier de slavenhandel misdadig te noemen en beschrijft ze slaven als ‘arme mensen’ – ‘arm’ in de betekenis van ‘onfortuinlijk’.

Wereldtentoonstelling 1883

In 1881 kwam bij uitgeverij Van Doorn in Den Haag een tweede druk van het boek van Maria Vlier uit, onder de titel Geschiedenis van Suriname, voor de hoogste klasse der volksschool. De nieuwe uitgave verschilt niet veel van de eerste, maar vanzelfsprekend wordt de afschaffing van de slavernij in 1863, het jaar waarin de eerste druk was verschenen, nu ook in het leerboek behandeld.

Eer voor haar werk kreeg Maria Vlier in 1883, toen zij ter gelegenheid van de eerste Wereldtentoonstelling een zilveren medaille voor haar boek won. De Internationale Koloniale en algemeene Uitvoerhandel Tentoonstelling werd op het terrein van het huidige Museumplein in Amsterdam gehouden. In een groot aantal categorieën werden prijzen uitgereikt, en Maria Vlier had de tweede druk van haar lesboek ingestuurd. Ook Julien Wolbers dong mee met zijn boek over de Surinaamse geschiedenis. Beide inzendingen wedijverden met 42 andere in de Eerste Afdeeling, Groep III: De Europeanen in de Koloniën en overheerde Gewesten en hunne betrekkingen tot den Inlander, Klasse 14: Vestiging en Uitbreiding van het Europeesch Gezag in de Koloniën door Reizen, Veroveringen en Contracten; Historische Documenten. De gouden medaille ging naar majoor M.T.H. Perelaer voor zijn beschrijving van de zogeheten ‘Bonische expeditiën’, aan de hand van originele bronnen van de krijgshandelingen op Celebes in 1858 en 1860, de zilveren medaille was voor Maria Vlier. Ze was er zelf niet bij.

In 1892 reisde de inmiddels 64-jarige Maria Vlier naar Amsterdam – de reden van haar bezoek is onbekend. Na twee jaar keerde ze terug naar Paramaribo, waar ze op 8 juli 1908 overleed, in de ouderdom van tachtig jaar.

Betekenis

Maria Vlier schreef het eerste Surinaamse lesboek over de geschiedenis van het land. Zowel bij haar dood in 1908 als bij haar honderdste geboortedag in 1928 besteedden Surinaamse kranten aandacht aan Maria Vlier. Haar verdiensten voor de geschiedschrijving van haar geboorteland – met name ten behoeve van de jeugd – en het onderwijs in het algemeen, werden uitgebreid geroemd. Toch onderging Maria Vlier hetzelfde lot dat vele leden van de gekleurde elite van Paramaribo overkwam: na verloop van tijd werd ze niet meer als zodanig herkend en ging men er klakkeloos vanuit dat ze van Nederlandse komaf was. Het Koloniaal Nieuws- en Advertentieblad Suriname schrijft in 1928 dat haar ouders uit Europa afkomstig waren. Zelfs Anton de Kom schijnt niet meer geweten te hebben wie er achter de naam Vlier schuilging, gezien de manier waarop hij haar naam in zijn boek Wij slaven van Suriname uit 1934, weergeeft als ‘Mej. M.L.E. v.d. [sic] Vlier’.

Publicaties

  • Beknopte geschiedenis der kolonie Suriname, voor de meer gevorderde jeugd (Amsterdam 1863).
  • Geschiedenis van Suriname. Voor de hoogste klasse der volksschool (Den Haag 1881).

Literatuur

  • M.D. Teenstra, De negerslaven in de kolonie Suriname (Dordrecht 1842).
  • P.J. Veth, G.A. Wilken en H.C. Klinkert, Catalogus der afdeeling Nederlandsche Koloniën van de internationale koloniale en uitvoerhandel tentoonstelling (van 1 Mei tot ult°. October 1883) te Amsterdam (Leiden 1883).
  • J.R. Thomson,  Bijdrage tot de geschiedenis van het onderwijs in Suriname (Paramaribo 1897) 12.
  • Ellen Neslo, ‘The formation of a free non-white elite in Paramaribo, 1800-1863’, Caribbean Studies 43 (2015) 177-210.
  • Ellen Neslo, Een ongekende elite. De opkomst van een gekleurde elite in koloniaal Suriname 1800-1863 (De Bilt 2016). .

Illustratie

Omslag Beknopte geschiedenis der kolonie Suriname, voor de meer gevorderde jeugd (Amsterdam 1863).

Auteur: Steven Hagers

laatst gewijzigd: 21/09/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.