Vlierden, Aleida Elisabeth Reiniera van (1768-1848)

 
English | Nederlands

VLIERDEN, Aleida Elisabeth Reiniera van (geb. Hattem 1-5-1768 – gest. Hattem 23-3-1848), echtgenote van staatsman Herman Willem Daendels. Dochter van Constantius van Vlierden (1738-1791), luitenant-kolonel en kapitein ter zee, en Petronella Geertruida Greve (1737-1778). Aleida van Vlierden trouwde op 19-8-1787 in Lage (Duitsland) met Herman Willem Daendels (1762-1818), advocaat. Het huwelijk werd hernieuwd op 9-3-1788 te Kampen. Uit dit huwelijk werden 15 kinderen geboren, van wie 5 op jonge leeftijd overleden.

Aleida van Vlierden groeide op als dochter van een beroepsmilitair in Hattem. Haar moeder overleed toen ze tien jaar oud was. In 1787 kreeg zij een liefdesaffaire met Herman Willem Daendels, zoon  uit een Hattems geslacht van stadsbestuurders en zelf advocaat. Deze affaire ontstond juist op een moment dat de spanningen tussen de patriotten en de orangisten hoog opliepen, en deze spanningen speelden ook de twee geliefden parten. Aleida kwam namelijk uit een orangistische familie, terwijl Herman Willem een overtuigd patriot was. Zijn vader was in 1786 overleden, en toen hij bij de benoeming van diens opvolger in het stadsbestuur was gepasseerd, had hij als kapitein van een exercitiegenootschap tot verzet opgeroepen. De onrust was door stadhouderlijke troepen hersteld, en Herman Willem had tijdelijk de stad moeten verlaten. Van een huwelijk tussen Aleida, pas achttien of negentien jaar oud, en Herman Willem kon vanwege de politieke tegenstellingen geen sprake zijn. De geliefden lieten het hier niet bij zitten en op een nacht in augustus 1787 liet Aleida zich door Herman Willem schaken. Ze vluchtten Hattem uit via een poortje in de zuidelijke stadsmuur. Met een van Aleida’s zusters als chaperonne reisden zij naar Lage (bij Bentheim), waar zij zich op 19 augustus 1787 zonder toestemming van de ouders lieten trouwen. Het kan zijn dat Aleida toen al zwanger was, want zeven maanden later zou zij van haar eerste kind bevallen.

Verbannen uit de Republiek 1788-1794

De schaking en het geheime huwelijk van Aleida van Vlierden en Herman Willem Daendels vond plaats op het moment dat de patriotten overal in de Republiek door Duitse troepen werden verjaagd en het stadhouderlijk gezag werd hersteld. Zoals zoveel patriotten vluchtten ook Herman Willem en de zwangere Aleida naar Brussel. Het jonge echtpaar vroeg om financiële steun bij de Franse overheid, maar hun verzoek werd afgewezen omdat men aan de wettigheid van hun huwelijk twijfelde. Noodgedwongen keerde het paar in februari 1788 terug naar de Republiek, waar het op 9 maart 1788 opnieuw trouwde in Kampen. Vijf dagen daarvoor had Aleida een dood kind ter wereld gebracht.

Direct na hun ‘tweede’ huwelijk verlieten Aleida van Vlierden en Herman Willem Daendels opnieuw de Republiek en vestigden zich in St. Omaars in Noord-Frankrijk. Daar huurden zij samen met enkele gelijkgezinde gezinnen het Château de Watte. Een van de medebewoonsters, Emilie Fijnje-Luzac, beschreef in haar brieven het leven in dit vervallen voormalige klooster. De ballingen hadden vooral veel geldproblemen. Aleida en Herman Willem woonden er op de derde verdieping en hadden twee vrijgezellen in de kost. Op 25 april 1788 werd Herman Willem bij verstek door het Hof van Gelderland voor eeuwig verbannen: hij verloor zijn burgerrechten en werd gestraft ‘met het zwaard over het hoofd’ (symbolische onthoofding). In november verhuisde het echtpaar naar St. Winoksbergen (Noord-Frankrijk) en het jaar daarop naar Duinkerken, waar Daendels met zijn broer en compagnon de firma Daendels, Gelderman & Co. stichtte, die onder meer handel dreef in wapens. Gedurende hun ballingschap kreeg Aleida vijf kinderen, van wie alleen Petronella (1790-1814) – ook wel Pietje genoemd – in leven bleef.

Bataafs-Franse tijd

In september 1794 keerde Aleida van Vlierden terug naar de Republiek, in het kielzog van haar echtgenoot die als brigadegeneraal met het leger van de Franse generaal Pichegru naar de Noordelijke Nederlanden trok. Het echtpaar ging wonen in Hattem, in een huis aan de Kerkhofstraat dat Aleida had geërfd. Daar beviel zij in april 1795 van een dochter. In de loop van dat jaar werd Daendels benoemd tot luitenant-generaal van de Bataafse Republiek en verhuisde het hele gezin naar Den Haag. Nog eens vier kinderen Daendels werden daar geboren. Deze Haagse periode duurde maar kort. In 1800 diende Daendels een verzoek in voor twee jaar onbetaald verlof  en keerde het hele gezin terug naar Hattem. Twee jaar later volgde, weer op eigen verzoek, Daendels’ ontslag uit het leger, waarbij hij in ruil voor een pensioen het landgoed De Dellen in het Heerderdal (tussen Elburg en Heerde) in eeuwigdurende pacht kreeg. Zo werd Aleida van Vlierden echtgenote van een herenboer. Zij woonde met man en kinderen in het landhuis op De Dellen, waar tussen 1800 en 1806 nog vijf kinderen werden geboren, die allemaal in Hattem gedoopt zijn.

Onbestorven weduwe

Toen Nederland in 1806 een koninkrijk werd, trad Herman Willem Daendels weer in militaire dienst, nu als kolonel-generaal. Het jaar daarop werd hij benoemd tot gouverneur-generaal van Nederlands-Indië en reisde hij af naar Java. Om de Engelse vijand te misleiden deed hij dit onder de naam H.W. van Vlierden. Aleida bleef met de kinderen achter op De Dellen. Voor haar begon een vrijwel voortdurend bestaan als onbestorven weduwe, met veel financiële zorgen. Daendels vestigde zich op Java: hij betrok het vervallen landhuis Buitenzorg, waar hij een modelonderneming van probeerde te maken. Een tijd lang woonde hij er samen met een Bantamse prinses, waarschijnlijk de stammoeder van de Indische tak van het geslacht Daendels. In 1810 werd Daendels teruggeroepen naar Frankrijk om zich aan het hoofd te stellen van een divisie van het Napoleontische leger. Aleida had het niet makkelijk in al deze jaren van afwezigheid van haar echtgenoot. Landgoed De Dellen bleek een geldverslindende onderneming te zijn en de inkomsten uit Nederlands-Indië werden bevroren. Het gezin moest nu rondkomen van Daendels’ tractement in het Franse leger. Eind 1811 gaf Daendels vanuit Parijs opdracht om de inboedel van landhuis De Dellen te verkopen. Aleida was inmiddels terug naar Hattem verhuisd.

Aleida van Vlierden woonde met haar negen kinderen nog steeds in Hattem toen haar man in december 1813 als kapitein in Franse dienst krijgsgevangen werd genomen in Modlin (Polen). Vanuit Warschau bood hij Willem I, de nieuwe souvereine vorst der Nederlanden, zijn diensten aan. Aanvankelijk was dit tevergeefs, maar in mei 1815 werd Daendels dan toch benoemd tot gouverneur-generaal van de ‘Nederlandse etablissementen ter kuste van Guinea’ (nu Ghana). Weer vertrok hij met achterlating van zijn gezin. Hij stichtte er voor eigen rekening de handelsfirma H.W. Daendels en Co. en liet in februari 1818 hun zoons Jan en Constant overkomen als opzichters van de plantage Oranje-dageraad. Daendels leed toen al aan de gele koorts waaraan hij op 2 mei van dat jaar bezweek.

De weduwe

Na Daendels’ dood werd de firma Daendels en Co. geliquideerd en kreeg ‘de douairière Daendels’ te horen dat de firma geen baten had opgeleverd. Als weduwe had zij recht op een staatspensioen, maar over de uitbetaling daarvan ontstond een eindeloze juridische strijd. De reden daarvoor was Daendels’ omstreden rol als gouverneur-generaal van Nederlands-Indië en de manier waarop hij daar zijn kapitaal had vergaard. In 1844 waren voor de familie Daendels alle rechtsmiddelen uitgeput en stond Aleida van Vlierden nog altijd met lege handen. Ten einde raad deed de familie een beroep op koning Willem II, en met succes. Zo kreeg de weduwe Daendels, 26 jaar na haar mans dood, bij Koninklijk Besluit van 12 augustus 1844 een bedrag toegekend van 130.000 gulden ineens en, met terugwerkende kracht tot 1 mei 1818, een pensioen van 3.500 gulden per jaar. Zij heeft slechts vier jaar van dit pensioen kunnen genieten. Aleida van Vlierden overleed op 28 maart 1848 in Hattem. Enkele dagen later werd ze begraven op de Algemene Begraafplaats van Hattem op de Wiessenberg.

Als één vrouw geheel in de schaduw van haar man heeft geleefd, was het Aleida van Vlierden. Dat haar naam nog enige bekendheid heeft, is voornamelijk te danken aan het feit dat zij zich als jong meisje door Daendels heeft laten schaken. Typerend genoeg echter heet de poort waardoor zij Hattem uit vluchtten Daendelspoort. En het huis aan de Kerkhofstraat dat Aleida van haar ouders had geërfd en waar zij vele jaren langer heeft gewoond dan haar man, heet het Daendelshuis. Tegenwoordig is er een restaurant in gevestigd.

Archivalia

Streekarchivariaat Noord-Veluwe, Hattem: DTB en BS Hattem [huwelijksinschrijvingen Hattem 1771-1790; doopinschrijvingen Hattem 1771-1790; Hattem Tienjarentafel 1811-1852].

Literatuur

  • I. Mendels, Herman Willem Daendels (1762-1818) voor zijne benoeming tot gouverneur-generaal van Oost-Indië (Den Haag 1890).
  • P. van ’t Veer, Daendels, maarschalk van Holland (Zeist 1963).
  • F. Pereboom en H.A. Stalknecht, Herman Willem Daendels (1762-1818). ‘Een gulhartig Geldersman even zo vif als buspoeder’ (Kampen 1989) 75-91, 135-143.
  • P. Gielissen, Herman Willem Daendels 1762-1818: Geldersman, patriot, jacobijn, generaal, hereboer, maarschalk, gouverneur van Hattem naar St. George del Mina. Tentoonstellingscatalogus Rijksmuseum Amsterdam (Utrecht 1991).
  • Emilie Fijnje-Luzac, Myne beslommerde boedel. Brieven in ballingschap 1787-1788, Jacques J.M. Baartmans ed. (Nijmegen 2003) 210, 219, 259-260.
  • L. Rondeboom, Een oase in het Heerderdal. De geschiedenis van landgoed De Dellen (1803-2003) (Kampen 2003) 21-33.

Illustratie

Portret door J.B. van der Hulst, 1842. Uit: Gielissen, Herman Willem Daendels.

Auteur: Marja Volbeda

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.