Wanray, Willemken van (ca. 1573-1643)

 
English | Nederlands

WANRAY, Willemken van, ook bekend als Willemken van Wanrade (geb. Nijmegen ca. 1573 – gest. Nijmegen 23-4-1643), remonstrantse weduwe, beschreef de geloofsvervolging die zij doorstond. Dochter van Diderick van Wanrade en Johanna Postem. Willemken van Wanray trouwde (1) met Johan van Kempen; (2) in 1604 in Nijmegen met Gerard Biesman (ca. 1575-1616). Uit huwelijk (1) werden 1 zoon en 1 dochter geboren, uit (2) 3 dochters.

Over huiselijk milieu, jeugd- en vormingsjaren van Willemken van Wanray geven de beschikbare bronnen geen nadere bijzonder­heden. Toen zij in 1604 als weduwe trouwde met Gerard Biesman, had zij twee waarschijnlijk nog jonge kinderen: Elisabeth en Jan. Door haar tweede huwelijk werd Willemken van Wanray opgenomen in een netwerk van vooraanstaande Nijmeegse families, zoals Van Eck en Kanis. Willemken van Wanray raakte aldus thuis in een milieu dat tal van connecties had met de stedelijke regering, bestuurders en instellingen. Zij was dan ook steeds goed geïnfor­meerd over het reilen en zeilen van alle Nijmeegse kopstukken en over hetgeen er zowel in de stedelijke raadzaal als in de consistorie­kamer werd bedisseld. Haar kleinzoon, de latere rechtsge­leerde Gerard Noodt (1647-1725), heeft rond 1680 in een (inmiddels uitgegeven) handschrift ‘Register van het geslacht van de Biesmans en eenige andere daeraen verwante familien’ deze familieverhoudingen uitvoerig opgetekend. Zo zijn ook de drie dochters uit het tweede huwelijk bekend: Gisberta (1605-1680), Jenneken (geb. ca. 1607) en Truitgen (geb. 1610).

Geloofsvervolging

Over de vervolging die zij in 1619 en 1622 in haar vaderstad omwille van haar remonstrantse geloof had te doorstaan, heeft Willemken van Wanray eigenhandig en in haar eigen, onopgesmukte taal (waarin heel wat ‘Nemmeegs’ taaleigen doorklinkt) twee ‘verhalen’ aan het papier toever­trouwd. De optekening van deze beleve­nissen diende een verheven doel: haar kinderen en nakomelingen zouden moeten blijven beseffen dat het onder­houden van Gods geboden een levenslange standvastig­heid vereist. Uit die (onlangs uitgegeven) verhalen komen eigenschap­pen als schranderheid, onver­schrok­ken­heid en vertrouwdheid met de Schriftuur naar voren. Willemken van Wanray was een pientere, dappere, oprecht gelovige vrouw. Zij liet zich ten overstaan van burge­meesters en raadsleden niet intimideren en aarzelde niet hen zo nodig met allerlei bijbelteksten terecht te wijzen.

Rond 1620 was Nijmegen een factieuze stad; al zo’n tien jaar was de stedelijke gemeen­schap in bestuurlijk-politiek en in religieus-confessioneel opzicht ernstig verdeeld. In de stedelijke magistraat waren de voornaamste kopstukken van die factie­strijd enerzijds burgemeester Rijck Heuck en anderzijds stadspensionaris Johan Biel. Elk van beiden had een actieve achterban. Christoffel Biesman, de zwager van Willemken van Wanray, steunde de arminiaanse factie Biel. Zelf was hij jarenlang namens het Nijmeegs kwartier Gelders gedeputeerde ter Staten-Generaal in Den Haagen in die hoedanigheid had hij zich als geestverwant en vriend van de Hollandse landsad­vocaat Johan van Olden­barne­velt doen kennen. Toen op 2 januari (o.s.) 1618 stadhouder Maurits van Nassau in eigen persoon de – overwegend arminiaanse – Raad van Nijmegen kwam ‘verzetten’, kregen Arend Kelffken en Reinier van Rensen beiden het ambt van burgemeester toegewe­zen. Daarmee werd de contraremonstrantse factie op de kussens gezet en was de factie van Biel en Biesman gekortwiekt. Onder de dekmantel van de religie duurde de animositeit echter onverminderd voort. Al in het voorjaar van 1618 kwam het remonstran­tis­me onder toenemende druk te staan. Ruim tien jaar lang was er sprake van onderdruk­king en openlijke vervol­ging.

Tijdens die jaren van vervolging bleef Willemken van Wanray het geloof trouw dat zij naar eigen zeggen van kindsbeen af beleed: ‘daer sall ick by leven en sterreven.’ In oktober 1619 werd zij, met andere geloofsgenoten, door de contrare­mon­strantse burgemees­ters beboet, omdat zij op Kleefs territorium een verboden bijeen­komst had bezocht en in de open lucht de preek van een remonstrants predikant had bijgewoond. Op 6 maart 1622 liet burgemeester Arend Kelffken ‘s avonds laat haar huis met geweld openbreken, omdat hij haar ervan verdacht dat zij in haar huis verboden godsdiens­toefeningen liet houden. Maar die huiszoeking leverde geen enkel bewijsmateriaal op. Na een felle woorden­wis­seling met de veront­waardig­de weduwe moest Kelffken onverrichter zake vertrekken. Twee dagen later werd Willemken van Wanray ten stadhuize ontboden. Zij weigerde te antwoorden op de vragen of er in haar huis religieuze samenkomsten waren gehouden. Onverschrokken en omstandig wees zij de heren op haar zienswijze inzake gewetensvrij­heid. Kelffken viel haar echter in de rede en stelde haar voor de keuze: óf de opgelegde boete van tweehonderd gulden betalen (hetgeen het bekennen van schuld zou betekenen) óf met het afleggen van een eed zich van alle verdenking zuiveren. Hiertoe werd haar enige bedenktijd gegund. Eind april werd Willemken van Wanray opnieuw ten stadhuize ontboden. Omdat zij weigerachtig bleef, werd zij gevangen gezet.

Brieven en memoranda

Gedurende haar detentie wendde Willemken van Wanray zich liefst driemaal schrifte­lijk tot de stedelijke overheid. In deze brieven en memoranda vocht zij de rechtmatigheid van haar gevangenne­ming aan en beriep zij zich – overigens tevergeefs – op de bijbel, op het Nijmeegs burgerrecht en op haar status van weduwe. Pas op 15 mei moest zij weer voor de burge­meesters Kelffken en Vervoort op het stadhuis verschijnen. Zij negeerden al haar argumenten en noemden haar een slechte vrouw (‘een quaet wyeff’). Toen zij bleef weigeren de boete te betalen, wilden de burge­meesters haar opnieuw in de gevangenis stoppen. Daarop maakte Willemken van Wanray in de hal van het stadhuis zo’n misbaar, dat er een oploop van omwonenden ontstond. Onder de dreiging van verdere detentie besloot zij haar kinderen – de jongste was twaalf jaar – naar goede vrienden te sturen om hun te verzoeken het geëiste bedrag voor haar te betalen. Pas nadat de boete was betaald, werd ze op 16 mei vrijgelaten. Zelf bleef Willemken van Wanray het bedrag beschouwen als een borgsom in afwachting van haar eigenlijke berech­ting. Waarschijnlijk heeft zwager Christoffel Biesman haar doen inzien dat zij zich voortaan maar niet meer zo ostentatief voor de ware religie (‘de rechte ryelyesy’) en tegen gewetensdwang (‘den dwanck van consiencye’) moest uitspreken.

Hoe de laatste levensjaren van Willemken van Wanray zijn verlopen, valt niet meer te achterhalen, maar aangenomen mag worden dat zij zichzelf geen zand in de ogen liet strooien door lieden die voorgaven christelijk te leven conform Gods Woord, terwijl hun handelen, althans in haar ogen, daarmee niet bleek te stroken.

Naslagwerken

Nijmeegse biografieën.

Archivalia

Gemeentearchief Nijmegen: Archief familie Biesman, inv. nr. 12, 13, 14 en 17.

Publicaties

Voor de door Willemken van Wanray geschreven memoranda en brieven, zie Janssen (2003).

Literatuur

  • Ger. Brandt, Historie der Reformatie, en andre kerkelijke geschiedenissen in en ontrent de Nederlanden 4 (Rotterdam 1704).
  • G.C.J.J. van den Bergh, The life and work of Gerard Noodt (1647-1725). Dutch legal scholar­ship between humanism and Enlightenment (Oxford 1988).
  • A.E.M. Janssen, Om den gelove. Wederwaardigheden van Willemken van Wanray als remonstrant­se weduwe in 1619 en 1622 te Nijmegen doorstaan en vervolgens eigenhandig opgetekend (Nijmegen 2003) [Teksteditie, van inleiding, aantekeningen, hertaling en enkele bijlagen voorzien].

Auteur: A.E.M. Janssen

laatst gewijzigd: 15/10/2016

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.