Wilhelmina (1880-1962)

 
English | Nederlands

Wilhelmina Helena Pauline Maria Van Oranje-Nassau (geb. Den Haag 31-8-1880 – gest. Apeldoorn 28-11-1962), koningin der Nederlanden. Dochter van Willem Alexander Paul Frederik Lodewijk van Oranje-Nassau (1817-1890), koning der Nederlanden, en Adelheid Emma Wilhelmine Thérèse prinses van Waldeck en Pyrmont (1858-1934). Wilhelmina trouwde op 7-2-1901 in Den Haag met Hendrik Wladimir Albrecht Ernst hertog van Mecklenburg etc. (1876-1934). Uit dit huwelijk werd 1 dochter geboren.

Prinses Wilhelmina werd op dinsdag 31 augustus 1880 geboren als eerste dochter van koning Willem III en diens tweede vrouw, koningin Emma. Haar vader was bijna 62, haar moeder 20 jaar oud. Hardnekkig maar onbewezen zijn de geruchten, tien jaar na haar geboorte verspreid, dat niet de bejaarde koning maar zijn adjudant S.M.S. de Ranitz de eigenlijke verwekker zou zijn geweest. Feit is dat De Ranitz (vader van Lita de Ranitz) in 1881 particulier secretaris werd van de koning en tien jaar later de vertrouweling van Emma. De verspreider van het gerucht kreeg een half jaar gevangenisstraf wegens majesteitsschennis (Fasseur, De gekroonde republiek, 56).

Het was in een periode van sterfgevallen aan het hof dat Wilhelmina ter wereld kwam. De feestvreugde was daarom spontaan: er was eindelijk weer eens goed nieuws te melden. Maar kranten meldden ook dat de nieuwe nazaat ‘maar een meisje’ was. De antirevolutionaire voorman Abraham Kuyper sprak zelfs publiekelijk de hoop uit op nóg een zwangerschap (en daarmee op een zoon), want ‘een jonge vrouw die moeder werd kan weer moeder worden’. Wilhelmina was op het moment van haar geboorte niet de kroonprinses. Dat werd zij in 1884, toen haar halfbroer Alexander (1851-1884) overleed.

De geboortedag van Wilhelmina zou in Nederland al snel een eigen naam krijgen: Prinsessedag. Het was een initiatief van de Utrechtse burgerij om dat feest te vieren en het kreeg landelijk weerklank. Vanaf 31 augustus 1885 – Wilhelmina werd toen vijf jaar – was het een kinderfeest en in 1890 – na de dood van Willem III – werd het omgedoopt tot Koninginnedag. De (liberale) initiatiefnemers hadden succes: het feest van de dynastie overbrugde tal van politieke en maatschappelijke tegenstellingen.

Dynastieke verplichtingen

Vanaf 1884 was Wilhelmina de enige erfopvolger en daarmee ‘kind van staat’. Ze kreeg een Engelse gouvernante, Miss Elsbeth Saxton Winter, en een Engels getinte opvoeding, met nadruk op karaktervorming en plichtsbetrachting. Tucht was nodig, maar mocht niet ingegeven zijn door angst. Moed was ook een gewilde deugd. Vaderlandsliefde was zeer gewenst en een godsdienstige zin het hoogste goed. Zowel het lager als het middelbaar onderwijs genoot Wilhelmina van huisleraren en een keur aan professoren; in tempo en in eenzaamheid. De voornaamste reden van deze private lessen was dat Wilhelmina zich in haar jonge jaren snel allerlei aspecten van het koningschap eigen moest maken. Zo’n onderwijsprogramma kon geen school haar bieden. En de inhuldiging in 1898 – dan werd ze achttien – stond vast.

De kleine Wilhelmina moest veel ‘eerste stenen’ leggen: in 1891 deed ze dat voor het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam, twee dagen later voor een grote kademuur in Rotterdam, een jaar later voor het nieuwe universiteitsgebouw in Utrecht. In 1892 begon zij bovendien een tour langs alle elf provincies. Haar moeder was van dit alles de initiatiefneemster. In een periode vol rumoer over sociale en politieke vernieuwing moet de aanblik van de koninklijke moeder en dochter indruk hebben gemaakt. Zo won de monarchie de populariteit terug die was verdampt door de grillen van de grijsaard Willem III.

De apotheose van dit alles was de officiële inhuldiging van Wilhelmina op 6 september 1898 in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. De dag tevoren was zij door veel volk bejubeld bij haar blijde intocht in de hoofdstad. Toen Wilhelmina in een hermelijnen mantel de kerk betrad, maakte zich ‘een gevoel van leegte en volkomen eenzaamheid’ van haar meester, schreef ze later in haar memoires. Ze sprak de inhuldigingsrede – een lofzang op haar vader – uit zonder haperen en de aanwezige hoogwaardigheidsbekleders waren ontroerd over hun zeer jonge koningin. Er werd in dat kroningsjaar 1898 in Nederland feestgevierd als nooit tevoren. De Gouden Koets was het tastbare bewijs van alle getoonde aanhankelijkheid. Men kon het gloednieuwe rijtuig – geschenk van de Amsterdamse bevolking – op het Amsterdamse Frederiksplein bewonderen.

De Gouden Koets werd voor het eerst gebruikt op 7 februari 1901, de dag van Wilhelmina’s kerkelijk huwelijk in Den Haag. Haar bruidegom was Heinrich Wladimir Albrecht Ernst, groothertog van Mecklenburg, die voortaan op zijn Nederlands Hendrik zou heten en de titel Prins der Nederlanden verwierf. Zijn ‘kandidatuur’ was het resultaat van een intensief vooronderzoek, waarbij ook andere keuzes – Engelse en Duitse – in het zicht waren geweest. Bij het voorlezen van het huwelijksformulier bleven de woorden achterwege waarin de vrouw aan de man gehoorzaamheid beloofde. De keuze van Wilhelmina voor Hendrik was liefdevol – ze straalde bij de verloving –, al was de staatsraison (een protestantse vorst) bepalend geweest en had Emma een sturende rol gespeeld.

Uiteraard keek iedereen uit naar een blijde verwachting van het pas getrouwde koningspaar, maar drie zwangerschappen van Wilhelmina eindigden in een miskraam. De natie werd geduld gevraagd in dit tijdvak waarin het aantal rechtstreekse afstammelingen van Oranje zo sterk was uitgedund. Pas eind 1908 mocht de Staatscourant een nieuwe zwangerschap van Wilhelmina bekendmaken. Op 30 april 1909 beviel zij van een dochter, Juliana. De dynastie leek gered.

De prins-gemaal kreeg geen inkomen van de staat. De huwelijkswet voorzag daar niet in omdat de Staten-Generaal er niet aan wilden. Dat betekende dat Hendrik financieel afhankelijk werd van zijn Wilhelmina, iets dat extra voelbaar werd na 1918, toen vorsten door de Duitse revolutie werden verjaagd en er een einde kwam aan zijn toelage uit het groothertogdom Mecklenburg. Wilhelmina zag toe op al zijn uitgaven, inclusief afkoopsommen na liefdesavonturen. Pas in de nieuwe grondwet van 1938 werd aan de prins-gemaal alsnog een jaarinkomen verleend. Hendrik, die in 1934 stierf, zou het niet meer meemaken. De echtelieden leefden op den duur geheel langs elkaar heen – het was geen gelukkig huwelijk.

Soldatenkoningin

Nederland maakte in de halve eeuw van Wilhelmina’s koningschap grote veranderingen door, met de twee Wereldoorlogen als meest ingrijpende episodes. Die oorlogssituatie vroeg volgens Wilhelmina krachtig leiderschap, ook al was de krijgskunde traditioneel geen vrouwenterrein. Ze dankte er de benaming ‘soldatenkoningin’ aan. Toen de Eerste Wereldoorlog was uitgebroken, liet ze zich informeren over versterkingen en geschutsopstellingen. In december 1914 verkeerde zij drie dagen bij de troepen. Het was de eerste van een reeks koninklijke inspecties. Tot op het hoogste niveau bemoeide Wilhelmina zich met de landsverdediging. ‘Haar generaal’ was lange tijd de opperbevelhebber, generaal C.J. Snijders, die ze tot het uiterste steunde – ze trotseerde er zelfs een aantal ministers voor. Op eigen initiatief mobiliseerde ze het thuisfront in een Koninklijk Nederlands Steuncomité. Typerend voor haar taakopvatting is ook dat ze in 1918 de naar Nederland gevluchte Duitse keizer Wilhelm II geen ontvangst waardig keurde. Dat een vorst zijn volk in de steek had gelaten – ook al werd Wilhelm in feite verjaagd – ging haar bevattingsvermogen te boven.

Wilhelmina kreeg overigens ook zelf te maken met de revolutiegolf van 1918. In Nederland verwachtte de sociaal-democraat Pieter Jelles Troelstra dat de revolutie die door Europa waarde, niet bij Zevenaar zou ophouden. De confessionele regering – resultaat van de eerste Kamerverkiezing bij algemeen mannenkiesrecht – organiseerde een tegenbeweging. Het hoogtepunt hiervan was een georganiseerde huldiging op maandag 18 november 1918 van de koninklijke familie op het Malieveld in Den Haag.

Wilhelmina was een calvinistische vorstin met een sterk historisch besef van wat Oranje en het protestantisme in de geschiedenis van Nederland hadden betekend. Zij heeft – tot aan de Tweede Wereldoorlog – reserves gehad ten opzichte van haar katholieke en gereformeerde onderdanen. De antirevolutionair Abraham Kuyper, die afwezig was geweest bij haar inhuldiging, genoot bepaald niet haar sympathie. Die gold overigens wel zijn opvolger, Hendrik Colijn. Hij had in Nederlands-Indië krijgsroem verworven en was doortastend in het nemen van impopulaire maatregelen (bezuinigingen). In 1939 ging Wilhelmina zo ver dat zij hem tegen de wil van een Kamermeerderheid tot formateur en minister-president benoemde. Zijn kabinet werd vijftig uur na zijn aantreden weggestemd.

Ballingschap in Londen

Op 13 mei 1940 verliet koningin Wilhelmina het land en ging ze in ballingschap in Groot-Brittannië (zoals eerder haar voorouders in 1795). De Nederlandse koningin vluchtte, terwijl de Belgische Leopold III als krijgsgevangene het lot van zijn verslagen leger deelde. Hij werd er toen om geprezen, ook in Nederland. In 1945, aan het einde van de oorlog, kreeg juist Wilhelmina alle eer: ze was een middelpunt van volharding en verzet geweest, terwijl Leopold had moeten zwijgen. Via het nieuwe medium van de radio had Wilhelmina vanuit Londen haar landgenoten voortdurend moed ingesproken. Ze was populairder dan ooit.

Opnieuw was Wilhelmina een soldatenkoningin. Strijdbaar als ze was, liet ze in augustus 1940 eerste minister Dirk de Geer zijn ontslag indienen omdat hij zich voorstander had getoond van een compromisvrede met Duitsland. De antirevolutionair Pieter Gerbrandy werd zijn opvolger: een oorlogspremier van Friese komaf en met een nuchtere hardnekkigheid. Het was achteraf bezien haar belangrijkste politieke bijdrage aan de strijd van Nederland tegen de bezetter. Discussie is er over de vraag of Wilhelmina en haar regering zich krachtig genoeg hebben geweerd – vanuit Londen – tegen de Jodenvervolging.

Wilhelmina keerde in maart 1945 terug met een hoofd vol herinnering aan helden en heldinnen en met hoge verwachtingen voor een nieuw Nederland. Haar vernieuwingsdrift stuitte op de werkelijkheid van een land dat vijf jaar bezet was geweest en een periode had doorgemaakt waarin gevestigde instituties – zoals de verzuiling – juist hun nut hadden bewezen. In Indonesië – dat zij in een radiorede in 1942 gelijkberechtiging met Nederland in het koninkrijk had beloofd – brak een revolutie uit. In de daaropvolgende militaire strijd om de onafhankelijkheid koos Wilhelmina voor de harde lijn.

Ambtsvermoeidheid

De belasting van het ambt begon haar tol te eisen. In 1947 en in 1948 moest Wilhelmina zich een paar keer laten vervangen door haar dochter, de regentes Juliana. Daarom koos Wilhelmina er bewust voor bij haar vijftigjarig regeringsjubileum in september 1948 afstand te doen van de troon. Het werd een nationaal feest van weemoed en herinnering. Een maand later, op 7 oktober 1948, kreeg zij het Grootkruis van de Militaire Willemsorde: Juliana sloeg haar tot ridder. Het was de onderscheiding waarop deze ‘soldatenkoningin’ het meest trots is geweest.

Prinses Wilhelmina trok zich terug op Paleis het Loo in Apeldoorn. Ze schilderde er en verdiepte zich in christelijke en vooral ook oecumenische perspectieven. Ze kwam in contact met de gebedsgenezeres Greet Hofmans, die te hulp was geroepen bij de oogziekte van haar jongste kleindochter, prinses Marijke. In de crisis van de koninklijke familie bleef zij haar dochter steunen. Ze schreef haar memoires onder de titel Eenzaam maar niet alleen. Op 28 november 1962 stierf prinses Wilhelmina, op 82-jarige leeftijd. De bijzetting in de grafkelder van de Oranjes in de Nieuwe Kerk in Delft werd een witte begrafenis. Op haar kist lag een bijbel, bij de watersnood in 1861 aan haar vader geschonken, in de oorlog door de Duitsers geroofd en vervolgens door zigeuners teruggevonden. Het boek was opengeslagen bij Johannes 17:21: ‘Opdat zij allen één zijn’.

Reputatie

De historicus Ivo Schöffer schetst Wilhelmina als een kordate vrouw, hooghartig en driftig soms, altijd actief en plichtsgetrouw. Getekend door haar strenge, eenzame opvoeding bleef ze lange tijd distantie houden tegenover haar omgeving – ook tegenover haar echtgenoot. Ze was kritisch, heerszuchtig en koppig soms, aldus Schöffer, maar altijd doordrongen van haar bovenpartijdige positie en in toenemende mate van respect voor de grondwettige verplichtingen en beperkingen van haar ambt (Biografisch Woordenboek van Nederland (BWN)). Dit beeld is veel uitvoeriger – en soms ironischer – bevestigd in de tweedelige biografie die de historicus Cees Fasseur in 1999 en 2001 van haar schreef.

Er zijn twee monumentale standbeelden van Wilhelmina: beeldhouwster Theresia van der Pant maakte een ruiterstandbeeld van de jonge vorstin (Amsterdam) dat herinnert aan de tijd van haar inhuldiging in 1898, een eerste hoogtepunt in het koninklijke leven. Beeldhouwster Charlotte van Pallandt maakte een beeld van de oude vorstin, voorgesteld als een blok van onverzettelijkheid. Dit Haagse beeld stelt de vorstin voor bij haar intree in het kort tevoren bevrijde dorp Eede in Zeeuws-Vlaanderen, op 13 maart 1945. Hier symboliseerde de martiale koningin de onverzettelijkheid van haarzelf én het Nederlandse volk. Dit beeld van ‘mannelijke onverschrokkenheid’ had Wilhelmina in twee wereldoorlogen getoond, en het paste haar als een oude jas.

Naslagwerken

BWN; Ditzhuyzen.

Archivalia

Koninklijk Huisarchief, Den Haag: archief Koningin Wilhelmina. Zie ook Fasseur, Wilhelmina, deel 1, 626-627 en deel 2, 623-624.

Publicaties

De Koningin sprak. Proclamaties en radio-toespraken... gedurende de oorlogsjaren 1940/1945, M.G. Schenk en J.B.Th. Spaan ed. (z.p [Utrecht] 1945).

  • De grote onbekende (Amsterdam 1949).
  • De grote onbekende en de naaste toekomst (Amsterdam 1951).
  • Het besef van universele gemeenschap (Amsterdam 1951).
  • Eenzaam maar niet alleen (Amsterdam 1959) [memoires].
  • De Heer is mijn herder (Amsterdam 1961).
  • Verbondenheid (Amsterdam 1962).

Literatuur

  • E. Saxton Winter, Toen onze koningin nog prinsesje was. Persoonlijke herinneringen uit de kinderjaren van onze koningin (Amsterdam 1913 [2de druk]).
  • D.H. Couvée, Leve de Willemien!. Het jaar 1898 van Wilhelmina's inhuldiging opnieuw beleefd (Den Haag 1958).
  • L.W.G. Scholten, Het koningschap onder Wilhelmina (Assen 1958).
  • H.H. Felderhof en C.A.M. Middelhoff, Temidden van haar volk. Ontmoetingen met koningin Wilhelmina (Amsterdam 1963).
  • Adieu van een volk. Stemmen van pers, radio en televisie bij het heengaan van koningin Wilhelmina, J. Roelfs ed. (Amsterdam 1963).
  • Th. Booy, Het is stil op Het Loo. Overpeinzingen in memoriam koningin Wilhelmina (Amsterdam 1963).
  • Henriette L.T. de Beaufort, Wilhelmina 1880-1962 (Den Haag z.j. [1965]).
  • Th. Booy, De levensavond van koningin Wilhelmina (Amsterdam 1965).
  • C. Smit, 'Het persoonlijk aandeel van koningin Wilhelmina in het regeringsbeleid gedurende het jaar 1918', in: Tien studiën betreffende Nederland in de Eerste Wereldoorlog (Groningen 1975) 142-159.
  • Loe de Jong, ‘Koningin Wilhelmina in Londen’, in: Tussentijds. Historische studies (Amsterdam 1977) 91-114.
  • A.F. Manning, 'Koningin Wilhelmina', in: C.A.Tamse red., Nassau en Oranje in de Nederlandse geschiedenis (Alphen a.d. Rijn 1979) 359-397.
  • Gijs van der Ham red., Wilhelmina in Londen 1940-1945 (Haarlem 1981).
  • C.A. Tamse red., Koningin Wilhelmina (Alphen a/d Rijn 1981).
  • Cees Fasseur, Wilhelmina, 2 delen (Amsterdam 1998-2001).
  • Cees Fasseur, Wilhelmina. Sterker door strijd (Amsterdam 2002).
  • Cees Fasseur, De gekroonde republiek (Amsterdam 2011).
  • Cees Fasseur, Een dame van ijzer. Koningin Wilhelmina en de nationale gedachte (Amsterdam 2012).

Illustratie

    Wilhelmina leest ondergrondse bladen, door onbekende fotograaf, ongedateerd (Beeldbank WO2- NIOD).

    Auteur: Jan Bank

     

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 845

laatst gewijzigd: 01/06/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.