Willemsdr., Sybrich (?-ca.1532)

 
English | Nederlands

WILLEMSdr., Sybrich, ook bekend als Sigbritta Wijlnis, Sigbrit Villums(datter), (gest. ca. 1532), herbergierster en later naaste raadgeefster van de Deense koning Christiaan II. Zij trouwde met Nicolaas (?) (gest. voor 1507). Uit dit huwelijk werd 1 dochter geboren.

Naar alle waarschijnlijkheid was Sybrich Willemsdr. afkomstig uit Amsterdam, waar zij haar geld had verdiend met handel in groenten en fruit. Wellicht was zij, al dan niet samen met haar man, betrokken bij de Oostzeehandel. Dat zou kunnen verklaren waarom zij met haar dochter Duveke op een gegeven moment in Bergen (Noorwegen) terecht is gekomen. Het staat vast dat Sybrich daar in 1507 een herberg hield en er bier, wijn en brood op de markt en in de haven verkocht. Over het leven van Sybrich en Duveke vóór hun ontmoeting met de Deense kroonprins Christiaan (1481-1559), de latere koning van Denemarken, Noorwegen en Zweden, is niets bekend.

Maîtresse

In 1507 werd de ongeveer negentienjarige Duveke in Bergen opgemerkt door Erik Valkendorf, kanselier en vertrouweling van Christiaan. Hij was onder de indruk van haar buitengewone schoonheid en deed enthousiast verslag over zijn ontmoeting met Duveke aan Christiaan, die toentertijd regent was over Noorwegen en hof hield in Oslo. Toen Christiaan niet lang daarna zelf een bezoek bracht aan Bergen, liet hij Duveke en haar moeder uitnodigen voor een bal op het stadhuis. Die avond danste hij meermalen met Duveke. Zij werd zijn minnares, met stilzwijgende toestemming van Sybrich. In Oslo liet Christiaan voor Duveke en Sybrich een stenen huis bouwen, nabij slot Akershus. Blijkbaar was hij zeer gehecht aan Duveke, want toen hij na de dood van zijn vader in 1513 de troon besteeg als koning Christiaan II, nam hij Duveke en haar moeder mee naar Denemarken. Zij werden ondergebracht op het koninklijke landgoed Hvidøre bij Klampenborg, ten noorden van Kopenhagen.

De verhouding tussen Christiaan en Duveke had tot dan toe weinig problemen opgeleverd, maar in Kopenhagen werd de aanwezigheid van Duveke en Sybrich als aanstootgevend en storend ervaren. Toen al bestond er onder de Deense adel en geestelijkheid, de traditionele bestuurselite, argwaan jegens Duveke en Sybrich vanwege de invloed die vooral de moeder op de koning zou uitoefenen. Nadat Christiaan in juli 1514 om dynastieke redenen in het huwelijk trad met de jonge Isabella van Habsburg (1501-1526), zuster van de latere keizer Karel V en kleindochter van keizer Maximiliaan, en hij niet wilde afzien van zijn relatie met Duveke, tekende ook zijn nieuwe schoonfamilie bezwaar aan. De inmiddels tot aartsbisschop opgeklommen Valkendorf, die Isabella in 1515 vanuit de Nederlanden naar Kopenhagen begeleidde, kreeg een brief mee waarin Christiaan werd opgedragen Duveke van het Deense hof te verwijderen. Sybrich was woedend en zou het Valkendorf nooit vergeven. Op verzoek van Margaretha van Oostenrijk, landvoogdes der Nederlanden en sinds de ziekte van Isabella’s moeder (Johanna de Waanzinnige) verantwoordelijk voor haar opvoeding, zond keizer Maximiliaan in 1516 een gezantschap naar Kopenhagen met de boodschap dat Duveke verstoten moest worden van het Deense hof en verbannen uit Denemarken, goedschiks of kwaadschiks: ‘quoiqu’il coûte, l’on lui fera une grosse finesse’. Christiaan weigerde echter Duveke op te geven. Hij liet haar en Sybrich zelfs naar Kopenhagen overbrengen, waar hij een groot huis voor hen kocht op de hoek van Amagertorv en Hejliggejststræde.

Het beleid van Christiaan werd gekenmerkt door zijn streven de macht van adel en geestelijkheid te beknotten. Sybrich kreeg bovendien steeds meer invloed op de koning en daarmee op het landsbestuur. Dit alles tegen de zin van de Deense adel en de Rijksraad, die met lede ogen aanzagen hoe hun invloed werd aangetast door een niet-adellijke buitenlander, die bovendien ook nog een vrouw was.

Duvekes dood

Op 21 september 1517 stierf Duveke na een kort ziekbed. Sybrich was er, evenals Christiaan, stellig van overtuigd dat er sprake was van kwade opzet. Zij waren de dreigementen van het Brusselse hof en de keizer niet vergeten. Ook de Deense adel kon de moord hebben laten plegen. Sybrich zou later hebben gezegd: ‘zij slaan naar de wagen en zij menen de paarden', waarmee ze wilde zeggen dat men haar, de raadgeefster van de koning, had willen treffen door haar dochter te vermoorden. Zij verdacht Valkendorf van de moord, maar deze wist de verdenking af te schuiven op de edelman Torben Oxe, die op zijn beurt was beschuldigd door Hans Fåborg, schrijver op Københavns Slot. De eerste die stierf was Fåborg: Oxe liet hem ter dood veroordelen nadat uit onderzoek was gebleken dat er onregelmatigheden voorkwamen in zijn rekeningen. In november 1517 klaagde Christiaan Oxe aan. Deze aanklacht is niet overgeleverd, maar bekend is dat Oxe door de Rijksraad werd vrijgesproken. Christiaan daagde hem vervolgens voor een boerenrechtbank, waarvan de uitspraak luidde: ‘vi dømmer ham ikke, men hans egne gerninger dømmer ham’ (wij veroordelen hem niet, maar zijn eigen daden veroordelen hem). Deze rechtsformule werd vooral gebruikt bij bekentenissen van diefstal, moord en hekserij. Oxe werd ter dood veroordeeld en op 29 november onthoofd. Valkendorf ten slotte viel in ongenade en moest vertrekken. Over de omstandigheden van Duvekes dood hebben vele geschiedschrijvers uiteenlopende mededelingen gedaan. Een terugkerend element in de verhalen is dat zij vergiftigde kersen zou hebben gegeten. De ware oorzaak van haar plotselinge overlijden is nooit achterhaald. Duveke werd begraven in de kerk van het karmelietenklooster te Helsingør.

‘Mor Sigbrit’

Duvekes dood versterkte de band tussen Sybrich en Christiaan. Haar invloed nam alleen maar toe, en zij mengde zich in toenemende mate in staatszaken. De koning kreeg hierdoor steeds meer aanvaringen met de adel en de Rijksraad, die door de terechtstelling van Oxe al scherp tegenover de koning waren komen te staan. In 1519 kreeg Sybrich het beheer over de financiële zaken van het rijk en over de Sonttol, die zij tot woede van de Hanzeaten verhoogde en verplaatste. Zij inde geld van burgers, boeren en binnen- en buitenlandse kooplieden ten gunste van de oorlog tegen Zweden. De handel en het muntwezen kwamen eveneens onder haar toezicht. Uit rekeningen blijkt dat zij een uitstekend financieel administrateur was, die eigen schrijvers in dienst had. Boeren uit de Nederlanden werden op Sybrichs initiatief onder gunstige voorwaarden naar Denemarken gehaald om de landbouw te bevorderen. De lokale bevolking kreeg de opdracht hun huizen en boerderijen te verlaten ten gunste van de Hollanders, wat op hevig verzet stuitte. In Christiaans afwezigheid onderhandelde Sybrich met buitenlandse gezanten en ontving zij leden van de kanselarij in haar woning. De macht van de Rijksraad werd op deze wijze volledig ondermijnd. Sybrich stond te boek als een sterke, intelligente vrouw met een zeer scherpe tong. Zij was nu Christiaans voornaamste politieke raadgever geworden. Ambrosius Storm, een gezant uit Danzig (Gdansk), omschreef in 1521 haar positie als volgt: ‘[zij] heeft overal de hand in, springt met alles naar believen om, hetgeen de machtigsten hier in het land, wie dat dan ook mogen zijn, moeten verdragen en ondergaan’.

Sybrich was ook Christiaans persoonlijke raadgeefster. De oudste zoon van Christiaan en Isabella, Hans, kwam onder Sybrichs hoede en zij was aanwezig bij de geboorte van alle andere kinderen. In Denemarken werd zij aangesproken met het eervolle ‘Mor’ (moeder) Sigbrit en in het buitenland noemen bronnen haar hofmeesteres. Verder staat vast dat zij kennis had van geneeskundige planten en kruiden. Uit rekeningen blijkt dat zij in Amsterdam materiaal liet kopen voor haar ‘appoteka’. Paracelsus, een befaamd natuurgeneeskundige, bezocht Sybrich in Kopenhagen. Hij roemde haar om haar kennis en schreef dat hij het recept voor een bijzonder heilzame drank van haar had ontvangen. Adel, geestelijkheid en burgerij vreesden Sybrichs macht en koesterden een diepe haat jegens haar. Zij werd ervan beschuldigd, onder meer door Valkendorf, geheime krachten te bezitten die haar een schadelijke invloed op de koning gaven. In Kopenhagen ging het gerucht dat zij een tovenares was.

Vlucht

In 1520 vond er in Zweden een oproer plaats tegen de Deense onderdrukking. Het oproer werd de kop ingedrukt in het zogeheten Bloedbad van Stockholm. Vervolgens leidden de hoge oorlogsbelastingen van Christiaan in 1523 opnieuw tot verzet, dit keer onder de adel van Jutland. Hij zag zich genoodzaakt Denemarken te ontvluchten. De machtspositie van Sybrich werd door de opstandige edelen aangewezen als één van de hoofdoorzaken van het oproer. Tegenstanders van de koning benutten Sybrichs slechte reputatie als propaganda. Samen met Sybrich, Isabella en zijn drie kinderen vluchtte Christiaan op 13 april met het oorlogsschip Løven naar de Nederlanden. Volgens de legende moest Sybrich in een dichtgespijkerde kist aan boord worden gebracht, omdat zij anders niet heelhuids het land uit was gekomen. Van 1524 tot 1530 woonde Christiaan in Lier, maar in 1531 voer hij naar Noorwegen, waar hij tot koning werd gehuldigd. Het daaropvolgende jaar werd hij onder vrijgeleide voor onderhandelingen naar Kopenhagen gelokt. Zijn opvolger brak echter zijn woord en Christiaan werd afgevoerd naar slot Sønderborg waar hij achttien jaar in een dichtgemetselde kerker gevangen heeft gezeten. Hij stierf in gevangenschap in 1559 op slot Kalundborg.

Sybrich werd door landvoogdes Margaretha uit de Nederlanden verbannen, maar wist zich daar toch schuil te houden. Omtrent haar verblijf is heel weinig bekend. Zij zou gedurende die periode diverse keren heimelijk contact hebben gehad met Christiaan en door hem financieel zijn gesteund. Volgens verschillende bronnen zou zij zich verscholen hebben in een klooster te Gelre, en de keurvorst van Brandenburg zou in 1523 aan de hertog van Gelre om haar uitlevering hebben gevraagd. Verder zou zij in mei 1531 nog gezien zijn in Gent, waar landsadvocaat Aert van der Goes met haar zou hebben gesproken. Ten slotte wordt Sybrich in een brief van Karel V uit 1532 vermeld als gevangene te Vilvoorden, waar zij hoogstwaarschijnlijk is terechtgesteld. Hierna ontbreekt elk spoor van haar.

Reputatie

Sybrich genoot geen goede reputatie in Denemarken, noch onder haar tijdgenoten, noch onder latere (geschied)schrijvers. Haar macht over Christiaan, haar sterke persoonlijkheid en scherpe tong maakten haar zeer gehaat, niet alleen bij adel en Rijksraad, maar ook bij de bevolking. Vanwege haar kennis van geneeskunde en kruiden en haar invloed op de koning werd ze aangezien voor een heks. Valkendorf stelde: ‘ze weet meer dan ze zou moeten weten volgens het kerkelijk recht’ en ‘als de koning zich binnen een afstand van 10 mijl van haar bevindt, moet hij alles doen wat zij wil’. De weinige Nederlandse geschiedschrijvers die zich in haar hebben verdiept, geven daarentegen juist een positief beeld van haar en zien Christiaan II als de kwade genius. Sybrich wordt door hen voorgesteld als een typisch Hollandse vrouw, gedreven door vrijheidszin, democratische gezindheid en ondernemingslust. Het verhaal van Duveke en Sybrich is verwerkt in tal van historische romans en toneelstukken.

Naslagwerken

Van der Aa; Danmarkshistorie; Dansk biografisk leksikon; Gyldendal og Politikens Danmarkshistorie; Politikens Danmarkshistorie; Scandinavian biographical archive.

Archivalia

Afschriften en transcripties van brieven, akten en andere documenten van onder meer het archief van Christiaan II zijn te vinden in C.F. Allen, Breve og aktstykker til oplysning af Christiern den Andens og Frederik den Førstes historie (Kopenhagen 1854). Zie ook de bijlagen van de publicatie van Weibull (1932).

Literatuur

  • A.R. Falck, ‘Over den invloed der beschaving van de Nederlandsche natie op de verlichting van de Noordsche volken’, Gedenkschriften, in de Hedendaagsche Talen, van de Derde Klasse van het Koninklijk-Nederlandsche Instituut van Wetenschappen, Letterkunde, en Schoone Kunsten 1 (1817) 251-263.
  • A.F. Samsøe, Duveke. Treurspel in vijf bedrijven. Uit het Deensch vertaald en met eene historische inleiding voorzien (Groningen 1840) [vert. G.J. Meijer].
  • G.A. IJssel de Schepper, Lotgevallen van Christiern II en Isabella van Oostenrijk, koning en koningin van Denemarken: voornamelijk gedurende hunne ballingschap in de Nederlanden (Zwolle 1870).
  • A.N.J. Fabius, ‘Sigbritte Willemsz, een Amsterdamsche vrouw in het Noorden’, Jaarverslag Koninklijk Oudheidkundig Genootschap (1903) 3-32 [lezing, zonder bronverwijzing].
  • C. Ewald, Dyveke: Historisk roman (Kopenhagen 1907).
  • G.W. Kernkamp, ‘Rekeningen van Pompejus Occo aan koning Christiaan II van Denemarken, 1520-1523’, BMHG 36 (1915) 255-329 [over Sybrich, zie vooral 265-267].
  • H. Svaning en A. Hvitfeld, Svaning-Hvitfeld: Svanings Danmarkskrønike 1241-1282 sammenstillet med Hvitfeld og kildemæssigt oplyst (Kopenhagen 1928).
  • L. Weibull, ‘Dyvekekatastrofen och Torbern Oxe’, Scandia: Tidskrift för Historisk Forskning 1 (1932) 17-55.
  • K. Munk, Diktatorinden (Kopenhagen 1948) [toneelstuk, opgevoerd 1938].
  • W. van Eeden, ‘Christiaan II en Duifje Nicolaas’, Tijdschrift voor Geschiedenis 67 (1954) 190-197.
  • A. den Hertog, ‘Sybrech Willemsdochter: historisch spel in 14 taferelen’, Het Toneel 76 (1955) nr. 9/10, 1-43 [met historische toelichting op 42-43].
  • K. Abell, Dyveke. Revykomedie i to akter (Kopenhagen 1967).
  • B. Scocozza, Kongen og købekonen: Om Christian 2. og Mor Sigbrit (Kopenhagen 1992).
  • Berljot Hobæk Haff, Sigbrits bålferd (Oslo 1999) [roman; in 2002 in het Nederlands verschenen onder de titel Sigbrits brandstapel].

Illustratie

Erik Valkendorf ontmoet Sybrich Willemsdr. en Duveke op de markt van Bergen in 1507. Detail van schilderij van Eilif Peterssen, 1876 (Nasjonalgalleriet Oslo).

Auteur: Umar Sayyed

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 64

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.