Wilp, Sara Maria van der (1716-1803)

 
English | Nederlands

WILP, Sara Maria van der (ged. Amsterdam 19-11-1716 – gest. Amsterdam 3-4-1803), dichteres. Dochter van Willem Frederik van der Wilp (ca. 1687-na 1754), praeceptor, later rector van de Latijnse school, en Gesina Prijger (1679-1726). Sara Maria van der Wilp bleef ongehuwd.

Sara Maria en haar zus Willemina (1718-1777) waren de enigen van de vijf kinderen Van der Wilp die de volwassen leeftijd bereikten. Van de anderen overleden er twee in hun eerste levensjaar en het jongste, Anna (1722-1737), werd amper vijftien. Sara Maria was tien toen haar moeder stierf. Haar vader is niet hertrouwd.

Uit een gedicht van haar tante Catharina de Wilde blijkt dat Sara Maria al in 1734, zestien jaar oud, aan het dichten was: ‘Het is een louter feest voor mij,/ Als ik aanschouwe uw Poëzy’ (De Wilde, 154). Twee jaar later stond Sara Maria deze tante bij aan het ziekbed van haar oom, die datzelfde jaar nog overleed. De Wilde dankte haar in een gedicht voor haar ‘liefdewerk’, ‘nutte hulpe’ en ‘trouwe liefde’ (idem, 150).

Het oudst bekende gedicht van Sara Maria van der Wilp dat in druk verscheen, is een ‘Troost-zang aan de hervormde gemeente van Amsterdam over het afsterven van [...] Samuel Koenraat de Bruine’ uit 1748. Drie jaar later schreef zij een drempeldicht voor de postuum uitgegeven Herderszangen en mengeldichten (1751) van de topografisch tekenaar Abraham de Haen jr. De boekverkoper-uitgever meldt in een ‘Voorbericht’ dat de gedichten hem door ‘naastbestaande bloedverwanten’ overhandigd waren – Sara Maria was een nicht van Abraham: hun moeders waren zusters.

Onder de dichtwerken van Sara Maria van der Wilp bevindt zich Messias (1757), een ‘gewijde herderszang’ – een pastoraal gedicht dus – die zij, wellicht naar een Franse versie, vertaalde naar Messiah, ‘a sacred eclogue’ van Alexander Pope. Ze was bevriend met enkele bekende dichters uit haar tijd: Nicolaas Simon van Winter en diens tweede echtgenote Lucretia Wilhelmina van Merken, en vooral met Sybrand Feitama, die ook haar mentor in de dichtkunst was. Bij diens overlijden in 1758 schreef zij een ‘Klacht aan den Helikon, over den dood van den here Sybrand Feitama’. Afgezien van de gelegenheidsgedichten is het werk van Van der Wilp stichtelijk en bijbels.

Op haar 56ste besloot Sara Maria van der Wilp haar gedichten te bundelen. Daarin moesten niet alleen haar gepubliceerde en nog ongepubliceerde verzen komen te staan, maar ook haar portret. De schilder van miniatuurportretten Joseph Marinkelle gaf ze opdracht haar af te beelden in antieke trant: ‘blootshoofds, met een ongedekte boezem en een papier in de hand’ (Buijnsters-Smets, 24). Naar het schijnt wekte het resultaat echter zodanig de spotlust dat Van der Wilp hem ervan beschuldigde haar belachelijk gemaakt te hebben. Een nieuw portret werd gemaakt door Daniël Bruyninx, eveneens portretminiaturist, en gegraveerd door Reinier Vinkeles. Van der Wilp schreef er – nogal ongebruikelijk – zelf een vers bij. En Marinkelle schreef ter zijner verdediging een Oprecht verhaal wegens het portraitteren van mejuffrouw Sara Maria van der Wilp.

Van Sara Maria van der Wilp is na 1772, het jaar waarin haar gebundelde poëzie verscheen, geen dichtwerk meer bekend. Zij leefde nog ruim dertig jaar en overleed in 1803, 86 jaar oud.

Reputatie

In 1883 publiceerde J.A. Alberdingk Thijm onder de misleidende titel ‘Eenige Hollandsche vrouwen der XVIIIe eeuw’ een stuk dat beter ‘Mijn ontmaskering van Sara van der Wilp’ had kunnen heten. In een tendentieuze, hoogst particuliere combinatie van gegevens uit en rond de levens en gedichten van Van der Wilp en Abraham de Haen creëerde hij een verhaal over een onbeantwoorde liefde van Sara voor Abraham. Zijn bedoeling is de achttiende-eeuwse makers – maar kennelijk liefst nog maaksters – van ‘deftige poëzie’ te ontmaskeren als helemaal niet zulke deftige mensen. Ook Lucretia Wilhelmina van Merken probeerde hij in dit artikel als zodanig te ontmaskeren.

De affaire met Marinkelle en haar portret heeft Sara Maria van der Wilp ook geen goed gedaan. L. Buijnsters-Smets noemt haar in dit verband een ‘enigszins behaagzieke dichteres’ en zelfs ‘een ijdele oude coquette’. In de biografische naslagwerken worden pogingen gedaan te laten zien dat Van der Wilp niet alleen stichtelijke en ‘deftige’ verzen schreef, maar alle auteurs komen daarbij uit op één en hetzelfde gedicht, het enige licht-humoristische vers dat van haar bekend is: ‘Wenschelijke begraafenis’. Sara Maria van der Wilp was en bleef een dichteres van ‘goede smaak’, ‘keurig taalgebruik’ en ‘vloeiende versbouw’ (NNBW) en is tegenwoordig geheel vergeten.

Naslagwerken

Frederiks/Van den Branden; Kobus/De Rivecourt; Lauwerkrans; NNBW; Regt; Verwoert; Witsen Geysbeek.

Archivalia

Stadsarchief Amsterdam: DTB, Dopen 123, p. 36 [Sara Maria vdW]. DTB, Trouwen 551, p. 22 [otr. ouders]. DTB, Begraven 1131, 126v [Gesina Preyger]; 1133, 26r [Sara Maria vdW].

Publicaties

Behalve de hierboven genoemde gedichten schreef Van der Wilp ook:

  • ‘Op de vrede, gesloten te Aken’, in: Tempel der vrede [...] vereeuwigd door verscheide Nederlandse dichteressen en dichteren (Amsterdam 1749; ook in Gedichten).
  • ‘Toewijinge aan [...] Jan Abraham Willink, voornaam koopman te Hamburg’, in: De herderszangen en mengeldichten van Abraham de Haen (Amsterdam 1751).
  • ‘Op den Amstelstroom van den heer N.S. van Winter’, in: N.S. van Winter, De Amstelstroom (Amsterdam 1755) [tekst op www.dbnl.nl].
  • ‘Lykzang ter gedachtenisse van [...] Joannes van Schelle [...] bedienaar des goddelyken woords, te Leiden’ (Amsterdam z.j. [1762]).
  • Gedichten (Amsterdam 1772).

Literatuur

  • Vrouwe C.P. [Catharina de Wilde], Vervolg van stichtelyke gedichten op verscheiden onderwerpen (Amsterdam 1757) 139-140, 150-155.
  • [Joseph] Marinkelle, Oprecht verhaal wegens het protraitteeren van mejuffrouw Sara Maria van der Wilp, door Marinkelle [...] ter zijner verdediging (Haarlem 1772).
  • J.A. Alberdingk Thijm, ‘Eenige Hollandsche vrouwen der XVIIIe eeuw’, De Gids 47 (1883) 2de deel, 273-312.
  • L. Buijnsters-Smets, ‘Daniël Bruyninx, konstig miniatuur pourtraitschilder (1724-1787)’, Antiek 1 (1967) nr. 10, 19-25, aldaar 24.
  • Bert Gerlagh, Leonard Kasteleyn en Jeanine Otten, ‘Leerlingen van Pronk’, in: L. Kooijmans , E.A. de Jong en H.M. Brokken red., Pronk met pen en penseel. Cormelis Pronk (1691-1759) tekent Noord-Holland (Amsterdam 1997) 151-169, aldaar 154.
  • Annelies de Jeu, ‘’t Spoor der dichteressen’. Netwerken en publicatiemogelijkheden van schrijvende vrouwen in de Republiek (1600-1750) (Hilversum 2000) 16, 78.
  • B. Gerlagh, ‘Stamboom De Haen en Prijger’, op http://www.bertkolkman.nl/dehaen/stamboom.pdf [26-2-2009].

Illustraties

  • Gravure door Jacobus Houbraken naar Joseph Marinkelle, 1771 (Stadsarchief Amsterdam, Collectie tekeningen en prenten).
  • Gravure door Reinier Vinkeles naar Daniël Bruyninx, 1772 (Stadsarchief Amsterdam, Collectie tekeningen en prenten).

Redactie

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 487

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.