Wouters, Jakoba (1751-1813)

 
English | Nederlands

WOUTERS, Jakoba (ged. Den Haag 8-8-1751 gest. Amsterdam 6-2-1813), danseres, zangeres en toneelspeelster. Dochter van Willem Wouters (gest. 1768?), dansmeester, en Theresia Allenhoven, kleedster. Jakoba Wouters trouwde (1) op 22-10-1768 in Den Haag (otr. Amsterdam, 7-11-1766) met Gregorius Lamberger (1743-1772), balletmeester; (2) in 1778 in Rotterdam (otr. 14-5 Cool, 16-5-1778 Rotterdam) met Dirk Sardet (1742?-1817), toneelspeler. Uit huwelijk (1) werden 1 dochter en 2 zoons geboren.

Jakoba Wouters had ten minste één jongere zus, Juliana (geb. 1753), die net als zij in Den Haag werd geboren. Ze moet ook een broer gehad hebben, maar zijn doop en zijn naam is onvindbaar. Ook haar ouders zijn lastig te traceren, temeer daar de naam van haar moeder, die uit Brielle kwam, nogal verhaspeld is in de bronnen (Uylenhoove, Hullenhooven, Rielemhoven). Het is dan ook onzeker of de naam Allenhoven, vermeld in haar ondertrouwakte, de juiste is. In ieder geval was Jakoba’s vader weduwnaar toen hij met Theresia trouwde.

Als jong meisje al stond Jakoba Wouters op de planken: op 28 oktober 1758 danste ze, zeven jaar oud, in Leiden met haar broertje bij de operatroep van Jacob Toussaint Neyts in een Italiaanse en een ‘Schwabische’ pantomime (Basemans 2, 21). Het is onbekend of dat een eenmalig optreden was of dat ze in die jaren ook met die Vlaamse troep meereisde. Waren haar ouders soms aan die troep verbonden? Waarschijnlijk stond Jakoba vervolgens op de planken bij de in 1763 door Marten Corver opgerichte troep, waarbij haar ouders werkzaam waren (Galante leeven, 38).

Haar eerste huwelijk kwam niet zonder slag of stoot tot stand, maar wat de problemen waren is onbekend. Op 7 november 1766 ging Jakoba Wouters in Amsterdam in ondertrouw met Gregorius Lamberger. Volgens de akte waren beiden rooms-katholiek, was Jakoba 18 en Gregorius 22. In werkelijkheid was zij 15 en hij 23. Beiden werkten bij de Haagse schouwburg die Corver in 1767 had laten bouwen in de Assendelftstraat. In oktober van dat jaar kreeg Lamberger ruzie met Corver. Lamberger eiste genoegdoening via een notariële akte (insinuatie), dreigend dat hij en zijn ‘huisvrouw’ (echtgenote) niet ‘op het toneel zullen verschijnen’ voordat de kwestie recht gezet was. Het is maar de vraag of Wouters en Lamberger toen inderdaad al getrouwd waren, want een huwelijk vond pas plaats op 22 oktober 1768 in de Koninklijke Spaanse Kapel in Den Haag, met zijn ouders als getuigen.

Bij de troep van Corver was Jakoba Wouters eerste danseuse en Gregorius Lamberger balletmeester (Haverkorn van Rijsewijk, 76). In mei 1769 werd in Den Haag hun eerste kind gedoopt, Agnes Jacoba. Er volgden nog twee zoons, Jacobus (1770-na 1813) en Wilhelmus (1772-na 1813). Het verging het paar echter niet goed, want in juni 1772 nog geen half jaar na Wilhelmus’ geboorte zaten ze zodanig in geldnood dat ze een verzoek om ‘enige gratificatie’ indienden bij de prins van Oranje, die Corvers theater een bescheiden financiële steun verleende (Idem). Lamberger was toen ziek. Dat blijkt uit het verzoek en uit het langstlevende-testament dat Wouters en Lamberger op 19 oktober van dat jaar lieten opstellen. Drie dagen later stierf hij. Jakoba, nog geen twintig jaar oud, bleef achter met drie jonge kinderen.

Bij de Rotterdamse en de Amsterdamse Schouwburg

Jakoba Wouters vestigde haar blik op de halverwege 1773 opgerichte schouwburg in Rotterdam onder directie van Jan Punt. Begin 1774 trad ze er enkele malen op als danseres, en als toneelspeelster debuteerde ze er in de rol van Julia in het blijspel Jonker Windbuil. In februari werd ze definitief geëngageerd. In Rotterdam maakte ze vooral naam als vertolkster van travestierollen. In 1778 hertrouwde Jakoba Wouters met haar zojuist geëngageerde collega, de zanger en acteur Dirk Sardet, afkomstig uit de operatroep van Neyts. Een jaar later vertrokken Wouters en haar man naar Amsterdam om daar te gaan spelen. Volgens het Galante leeven (40) betrof het hier contractbreuk (met Rotterdam), een kwestie die uiteindelijk geregeld werd door het betalen van een boete. Het echtpaar bleef zodoende in Amsterdam. Op 20 december 1779 debuteerde Jakoba Wouters er als de aartsengel Rafaël in Vondels Gijsbrecht, en als Roosje in het zangspel De bruiloft van Kloris en Roosje. In januari 1780 kreeg ze een contract voor vier jaar à zevenhonderd gulden per jaar (Haverkorn van Rijsewijk, 219).

Op het Amsterdamse toneel had Jakoba Wouters een geduchte concurrente in Johanna Wattier. Ze kon ‘doorgaan voor ene uitmuntende actrice, indien slechts [...] juffrouw Wattier er niet was’, oordeelde Jacob Grabner in 1792 (Grabner, 311). Ze is nooit uit de schaduw van Wattier gekomen en verdiende ook wat minder, alhoewel meer dan haar echtgenoot. Even zag het er naar uit dat ze de Amsterdamse Schouwburg zou verlaten toen er in 1795 een ernstig conflicht ontstond tussen enkele acteurs en de nieuwe schouwburgcommissarissen. Enige belangrijke spelers, onder wie Wouters en haar man, vertrokken. Het jaar daarop waren ze echter alweer terug.

Jakoba Wouters’ sterkste rollen waren die van ‘edele moeders en tedere echtgenoten’ en blijkbaar had zij eenzelfde soort talent als haar man die ‘de tedere vaders en goedhartige echtgenoten’ speelde (Worp 2, 384). Zelfs nu nog, schreef C.F. Haug in 1805 over Jakoba Wouters, ‘speelt zij menige rol met vuur, kracht en waardigheid’, zoals Badeloch in de Gijsbrecht. Ook looft hij de ‘kracht van taal en uitdrukking’ die ze in de vertolking van blijspelrollen aan de dag legde. Tegelijk signaleert hij de opkomst van een nieuwe generatie, onder wie Anna Maria Snoek, die haar aan het overvleugelen is (Haug, 106-107). Een ander meent dat ze ‘in het boertig blijspel, of in vrouwelijke karikatuur-rollen’ nauwelijks ‘haar wedergade’ heeft (Tooneelkundige brieven, 81) en weer een ander dat ze ‘in het zangspel vooral, wezentlijke verdiensten bezat’ (Van Halmael, 56).

In 1807 vierde Wouters haar 25-jarig jubileum bij de Amsterdamse Schouwburg met een optreden als Wachtel in De Ortenbergsche familie, een drama van de toneelspeler Caspar Vreedenberg. Een afscheidsvoorstelling van haar is niet bekend, en het is waarschijnlijk dat ze nog altijd speelde toen zij, 61 jaar oud, in 1813 overleed. Haar zoons uit haar eerste huwelijk plaatsten de overlijdensadvertentie.

Naslagwerken

Van der Aa; Coffeng; Kobus/De Rivecourt; Worp.

Archivalia

  • Gemeentearchief Rotterdam: DTB, Trouwen index 92 [Wouters en Sardet]; Trouwen Cool, Trouwgaarder [Wouters en Sardet].
  • Stadsarchief Amsterdam: DTB, Trouwen 742, p. 330 [Wouters en Lamberger]. BS, Overlijden 1813, deel 1, 125r [Jacoba Wouters].
  • Haags Gemeentearchief: DTB, Dopen 15, 63v [Jakoba Wouters]; 247, 54v [Juliana Wouters]. DTB, Trouwen 402, 219r [Willem Wouters en Theresia Allenhoven, 7/21-6-1750]; Kon. Spaanse Kapel [Wouters en Lamberger]. DTB, Begraven, d.d. 28-10-1772 [Lamberger, gest. 22-10]. Notarieel Archief, inv. nr. 3142, p. 257-260 [testament Wouters en Lamberger]; inv. nr. 4279, akte nr. 75 [insinuatie Lamberger, balletmeester, aan Marten Corver].
  • Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: familieadvertenties Lamberger.

Rollen

Treurspelrollen o.a.: Badeloch in Gijsbrecht; Brizeïs in Achilles; Claudia in Emilia Galotti; Klytaemnestra in Orestes; Josabeth in Athalie; Octavia in De dodelijke minnenijd; Palmire in Mahomet; titelrol in Maria van Lalain. Blijspelrollen o.a.: Alida in Blindemannetje; Julia in Jonker Windbuil. Zangspelrollen o.a.: Alix in Blaise en Babet; Trijntje Haspels in Roosje en Colas.

Literatuur

  • ‘Het leeven der actrice Z....., geb. W......’, in: ‘t Galante leeven der Nederlandsche actrices (z.p. z.j. [1784]) 38-40.
  • J. Grabner, Brieven over de Vereenigde Nederlanden (Haarlem 1792) 311.
  • C.F. Haug, Brieven uit Amsteldam over het nationaale tooneel en de Nederlandsche letterkunde. Uit het Hoogduitsch vertaald (Amsterdam 1805) 106-107.
  • Tooneelkundige brieven, geschreven in het najaar 1808. Ten vervolge op de Brieven uit Amsteldam [...] van C.F. Haug. Niet vertaald (Amsterdam 1808) 81-82.
  • A. van Halmael jr., Bijdragen tot de geschiedenis van het tooneel, de tooneelspeelkunst en de tooneelspelers, in Nederland (Leeuwarden 1840) 55-56.
  • P. Haverkorn van Rijsewijk, De oude Rotterdamse Schouwburg (Rotterdam 1882) 75-77, 219, 340.
  • J.A. Worp, Geschiedenis van den Amsterdamschen Schouwburg, 1496-1772, uitg. met aanvulling tot 1872 door J.F.M. Sterck (Amsterdam 1920) 226, 237, 242-243, 248.
  • Els Basemans, De Vlaamsche opera van de gebroeders Neyts, 2 delen (ongepubl. doctoraalscriptie Universiteit Utrecht, 1998) dl. 1, 13; dl. 2, 21.

Illustratie

Jakoba Wouters in de rol van Josabeth in Athalia, ca. 1810. Uit: J. Jelgerhuis, Tooneelkledingen van den Koninklijken Hollandschen Schouwburg te Amsterdam (Amsterdam z.j.) (Universiteit van Amsterdam, Bijzondere Collecties UBM 1730 B 25).

Auteur: Anna de Haas

 

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 562

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.