Zernike, Anne (1887-1972)

 
English | Nederlands

ZERNIKE, Anne (geb. Amsterdam 30-4-1887 – gest. Amersfoort 6-3-1972), eerste vrouwelijke predikant van Nederland. Dochter van Carl Friedrich August Zernike (1859-1922), schoolhoofd en pedagoog, en Antje Dieperink (1859-1932), onderwijzeres. Anne Zernike trouwde op 30-9-1915 in Schoterland (tegenwoordig gemeente Heerenveen) met Jan Mankes (1889-1920), kunstschilder. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren.

Anne Zernike werd geboren als oudste van zeven kinderen in een onderwijzersgezin. De ouders hadden allebei wiskunde gestudeerd. Haar vader was hoofd van een lagere school in Amsterdam en een gezaghebbend pedagoog, haar moeder had voor het huwelijk ook voor de klas gestaan. De kinderen kregen een vrije en in religieus opzicht vrijzinnige opvoeding. Het moet een bijzonder gezin zijn geweest: haar zus Elisabeth (1891-1982) werd een gewaardeerd romanschrijfster, haar broer Frits (1888-1966) zou in 1953 de Nobelprijs voor natuurkunde krijgen. Volgens Elisabeth, die in 1927 een artikel met jeugdherinneringen publiceerde, besloot Anne al tijdens haar schooltijd dat ze theologie wilde gaan studeren en predikante worden. Dat was omdat ze onder de indruk was van Jacoba Mossel, godsdienstonderwijzeres bij de Vrije Gemeente. Ook heeft Anne Zernike onder invloed gestaan van Aleida Nijland, een in die tijd bekende voorvechtster van vrouwenrechten. Op de meisjes-HBS aan de Keizersgracht kreeg Anne Zernike les van haar.

Studie

Nadat de Doopsgezinde Broederschap in 1905 als eerste kerkgenootschap in Nederland besloten had om het ambt voor vrouwen open te stellen, begon Anne Zernike meteen aan haar studie theologie aan de Gemeentelijke Universiteit Amsterdam. Om toegelaten te worden tot het Doopsgezind Seminarium moest zij zich aansluiten bij de Doopsgezinde Broederschap. Samen met Elisabeth begon ze daarom de diensten van doopsgezinde predikant A.K. Kuiper in de Singelkerk te bezoeken. Op 22-jarige leeftijd liet Anne zich door hem dopen. Niets stond haar toelating tot het seminarium en een toekomstig predikantschap nog in de weg.

Na het proponentsexamen in 1911 volgde een zomer vol twijfels. Zernike vroeg zich af of ze binnen de Broederschap wel de vrijheid zou hebben haar ideeën te vertolken. Vooral de gesprekken met de dichteres Hélène Swarth, met wie zij bevriend was, maakten haar onzeker: ‘Al mijn zelfvertrouwen ontglipte me. Ik hield me voor dat ik geen predikant kon worden, want dat mijn geloof niet sterk genoeg was’ (Een vrouw in het wondere ambt, 39). Ze bedankte voor de beroepen uit de doopsgezinde gemeentes van Baard, Mensingewier en in eerste instantie ook voor Bovenknijpe. Toen de gemeente van Bovenknijpe zich opnieuw bij haar meldde, stemde Anne Zernike alsnog in. Op 5 november 1911 werd ze in het kerkje aan de vaart van Bovenknijpe door predikant Sjoerd Wartena als eerste vrouw in Nederland bevestigd in het predikambt.

Loopbaan en huwelijk

In de Friese dorpsgemeente had Zernike het naar haar zin, al was het ook wennen voor haar als stedelinge. Ze maakte moeilijk contact met de dorpelingen en ook bij de Friese predikantenring vond ze geen aansluiting. Ze hadden niet dezelfde culturele belangstelling en niemand kon haar helpen met het proefschrift waaraan ze werkte. Aan de eenzaamheid kwam onverwacht een einde toen zij de op een steenworp afstand wonende kunstenaar Jan Mankes leerde kennen. Na een korte verkeringstijd verloofden de twee zich. ‘Het wonder is gekomen. Zo ineens en zo plotseling dat ik het zelf nog niet bevatten kan. Ik ben verloofd! Mijn meisje is de dominee van Boven-Knijpe en heet Annie Zernike’, schreef Jan Mankes aan zijn mecenas (gecit. Kuiper en De Lange, 55). Samen verdiepten ze zich in literatuur, poëzie, schilderkunst en theologie. Hun gezamenlijke leven richtten ze in volgens tamelijk vrijzinnig humanistische idealen en overtuigingen, zoals het antimilitarisme en het vegetarisme. Na het huwelijk, op 30 september 1915, legde Anne Zernike haar ambt in Bovenknijpe neer en verhuisde naar Den Haag.

Daar ging het echtpaar Mankes-Zernike op in het plaatselijke kunstenaarsmilieu; pastoraat en kerk verdwenen naar de achtergrond. Ze bezochten de samenkomsten die georganiseerd werden door Mankes’ vriend, de kunstenaar Chris Lebeau, waar  muziek werdgemaakt, gedeclameerd, geëxposeerd en gefilosofeerd over zaken als theosofie, taoïsme en christen-socialisme. Mankes was toen al ernstig verzwakt door tuberculose en zijn huisarts adviseerde hem een bosrijke omgeving. In 1917 verhuisde het echtpaar naar Eerbeek, bij Arnhem. Terwijl Jan daar leek op te knappen, werkte Anne aan haar proefschrift Over historisch materialistische en sociaal democratische ethiek, waarop ze in 1918 in Amsterdam promoveerde bij H.IJ. Groenewegen, een tegenstander van  vrouwen in het ambt. De geboorte van zoontje Beint was ‘een groter glorie’. Dat het de laatste ‘goede’ maanden in het leven van Jan Mankes waren, kon niemand toen nog vermoeden. Na een ziekbed van anderhalf jaar stierf hij in de nacht van 23 april 1920. Anne Mankes-Zernike was 33 jaar. Toen zij zich later dat jaar opnieuw beroepbaar stelde, hield de Broederschap zich stil.

Rotterdam

In 1921 verhuisde Mankes-Zernike naar het Rotterdamse tuindorp Vreewijk, waar zij voorgangster werd van de net opgerichte afdeling van de Nederlandse Protestanten Bond (N.P.B.) Later schreef ze hier over: ‘Daar ik altijd meer algemeen vrijzinnig georiënteerd was gebleven, dan speciaal doopsgezind, trok deze werkkring me aan; ook dat bijna alles nieuw moest worden opgebouwd had zijn bekoring voor mij’ (Mankes-Zernike, 139). In Rotterdam kreeg ze de mogelijkheid haar ervaringen en ideeën in de praktijk toe te passen. Ze zette zich in voor het antimilitarisme, nam actief deel aan het anti-vlootwetcomité, predikte verdraagzaamheid en probeerde op onorthodoxe wijze er te zijn voor anderen. Naast een kerkkoor richtte ze een toneelvereniging op en met haar gemeenteleden bezocht ze regelmatig musea. Haar catechisanten mochten aan de hand van de Rembrandtbijbel en andere kunstboeken discussiëren over religie en geloof.

In die tijd sloegen in Rotterdam-Zuid verschillende godsdienstige groepen de handen ineen: doopsgezinden, remonstranten, vrijzinnig hervormden en lutheranen vormden samen met de Vrijzinnig Christelijke Jeugd Centrale (VCJC) de Federatie voor Vrijzinnige Religie Linker-Maasoever. Aan de Jagerslaan bouwden zij in 1929 een gezamenlijke kerkruimte: Het Nieuwe Verbond. Middelpunt van het gebouw was niet een preekstoel, maar een podium waarop de gemeenteleden konden toneelspelen en het koor kon optreden. Mankes-Zernike werd de voorganger van de nieuwe groep, die zich onder haar leiding zou verzelfstandigen.

‘Over wat er in mijn afdeling van de protestantenbond in Rotterdam-Zuid bereikt is, ben ik niet ontevreden’, schreef Anne Mankes-Zernike bij haar emeritaat in 1948 in het tijdschrift Theologie en Practijk. De NPB-afdeling in Rotterdam-Zuid was onder haar leiding van veertig naar circa vijfhonderd leden gegroeid. Zij preekte regelmatig, maar wijdde zich daarnaast vooral aan het schrijven. In 1956 publiceerde zij haar herinneringen aan haar bijzondere loopbaan in Een vrouw in het wondere ambt. Tot in de jaren zestig droeg zij met enige regelmaat in onder meer de NRC haar visie uit. Ze bleef actief deelnemen aan het publieke debat, gevoerd op het snijvlak van maatschappij, kunst, kerk en theologie.

Haar laatste levensjaren was Mankes-Zernike hulpbehoevend; zij werd verzorgd in De Lichtenberg in Amersfoort. Daar stierf zij op 6 maart 1972, na een ziekbed van enkele jaren, 84 jaar oud. Ze werd bijgezet in het graf van haar man in Eerbeek.

Reputatie

Vaak wordt Zernike vermeld als de eerste predikante van Nederland, werkzaam voor de Doopsgezinde Broederschap. In feite ging zij een veel groter deel van haar leven voor bij de NPB in Rotterdam. De enige doopsgezinde gemeente die ze ooit diende, van 1911 tot 1915, was die van Bovenknijpe (De Knipe) bij Heerenveen. Na haar mans overlijden in 1920 ontving Anne Mankes-Zernike tot haar verdriet geen beroep meer uit de Doopsgezinde Broederschap. Uit haar boeken en de vele artikelen komt het beeld naar voren van een zeer uitgesproken, radicaal vrijzinnige, links-moderne predikante en theologe; te vrijzinnig voor veel doopsgezinden en remonstranten en soms zelfs te links-modern voor de vrijzinnigen en de NPB. De innige relatie tussen theologie en de kunsten was een van haar geloofsartikelen. De contouren van die radicaliteit waren al in haar jeugdjaren in Amsterdam zichtbaar geweest.

Naslagwerken

BLNP.

Publicaties

  • De studie der vrouw in de theologie’, in: C.M. Werker-Beaujon, C. Wichmann en W.H.M. werker red., De vrouw, de vrouwenbeweging en het vrouwenvraagstuk. Encyclopaedisch handboek, deel 1 ( Amsterdam 1914) 719-724.
  • Over historisch materialistische en sociaal democratische ethiek (Amsterdam 1918) [diss.].
  • Een vrouw in het wondere ambt. Herinneringen van een predikante (Amsterdam 1956).

Na haar huwelijk (1915) publiceerde Anne Zernike onder de naam Anne Mankes-Zernike. Voor een overzicht van haar werk, zie de BLNP

Literatuur

  • Elisabeth Zernike, ‘Het onbewuste leven’, in: Jo van Ammers-Küller e.a., Onze mei (Baarn 1927) 227-244.
  • R. Boeke, ‘Ter nagedachtenis. Dr. A. Mankes-Zernike (1887-1972)’, Rotterdams Jaarboekje (1973) 190.
  • Freda Droes, ‘Vrouwen gepromoveerd in de theologie in Nederland’, Proeven van Vrouwenstudies Theologie 1 (1989) 53-111.
  • Freda Droes, Dr. Annie Mankes-Zernike als theoloog’, Vrijzinnig Vizier 9 (1993) nr. 6, 5-7.
  • Yme Kuiper en Jan de Lange, ‘De kunstenaar en de predikante. Een dubbelportret van Jan Mankes en Annie Zernike, 1914-1915’, in: Thom Mecuur en Fronique Oosterhof red., Woudsterweg. De Friese jaren van Jan Mankes (1909-1915) (Heerenveen z.j. [2007]) 51-104.
  • Yme Kuiper, ‘De predikante, de gevelsteen en de driemaster. De vermaning van Boven-Knijpe als plaats van herinnering’, in: Mirjam de Baar en Mathilde van Dijk red., Herinneringen en identiteit in het vrijzinnig protestantisme. Opstellen aangeboden aan prof. dr. E.H. Cossee bij zijn afscheid als hoogleraar (Hilversum 2009) 67-81.
  • Froukje Pitstra, ‘“Daar ik altijd meer algemeen vrijzinnig georiënteerd was gebleven, dan speciaal Doopsgezind”. De vorming van het eigenzinnige vermanerschap van Anne Zernike (1887-1972)’, Doopsgezinde Bijdragen, nieuwe reeks 35/36 (2010) 441-467.
  • Froukje Pitstra, ‘Anne Mankes-Zernike (1887-1972). Eerste vrouw in het “wondere ambt”’, in: Mirjam de Baar e.a. red., Honderd jaar vrouwen op de kansel, 1911-2011 (Hilversum 2011).
  • Froukje Pitstra, Ontelbare enkelvouden: dr. A. Mankes-Zernike (1887-1972). Een biografie (Zoetermeer 2014) [verschenen na publicatie van dit lemma].

    Illustratie

    Portret, door Jan Mankes, 1916 (Ottema-Kingma Stichting, Leeuwarden).

    Auteur: Froukje Pitstra

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 859

laatst gewijzigd: 08/09/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.