© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Henk Duits, Baerle, Susanna van, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/baerle [13/01/2014]
BAERLE, Susanna van (geb. Leiden 20-1-1622 – gest. Amsterdam 11-7-1674), geleerde vrouw, dichteres. Dochter van Caspar van Baerle, ook bekend als Caspar Barlaeus (1584-1648), hoogleraar, en Barbara Sayon (gest. 1635). Susanna van Baerle trouwde op 8-9-1652 in Amsterdam met Geeraardt Brandt (1626-1685), remonstrants predikant, dichter en geschiedschrijver. Uit dit huwelijk werden 4 zoons en 2 dochters geboren, van wie 1 zoon jong stierf.
Susanna van Baerle groeide op in een cultureel ontwikkeld gezin, met een geleerde en dichterlijke vader – hij was hoogleraar in de filosofie aan het Atheneum Illustre in Amsterdam en bekend Neolatijns dichter – en een moeder van patricische afkomst die zo geschoold was dat zij haar echtgenoot in zijn studies terzijde kon staan. Beiden waren van Zuid-Nederlandse afkomst. Op dertienjarige leeftijd verloor Susanna haar moeder en sindsdien werden zij en haar jongere zuster Elizabeth grotendeels opgevoed door hun oudere zusters. Zij groeide uit tot een jonge vrouw die, in de woorden van haar kleinzoon Joan de Haes, uitblonk in ‘lichamelijke schoonheid, deftigheid van zeden, en gaven van geeste’.
Omgang met Brandt
Uit alles blijkt dat Susanna van Baerle een scholing moet hebben gehad die haar in geleerde kringen het nodige zelfvertrouwen heeft gegeven. Dat laatste zien we het duidelijkst aan het begin van haar omgang met de vier jaar jongere Geeraardt Brandt. Deze kwam als jong dichter en protégé van haar vader veel bij de Van Baerles aan huis en verklaarde haar zijn liefde, kort voor haar vaders dood in 1648. Susanna’s reactie, verteld door Joan de Haes, was kenmerkend voor haar gevoel van eigenwaarde. Zij verklaarde haar aanbidder ronduit ‘dat zijn persoon haar niet onaangenaam’ was, maar dat zijn beroep – hij was uurwerkmaker – ‘haar geweldig tegen stond’. Als hij bereid zou zijn een academische studie te beginnen, bij voorkeur die van de theologie, zou zij hem niet ongenegen zijn. Het gevolg was dat Brandt, na zich eerst het Latijn en Grieks eigen gemaakt te hebben, met grote inzet begon aan zijn theologische studie aan het Remonstrants Seminarie in Amsterdam.
Niet lang na de dood van haar vader verhuisde Susanna met haar twee ongetrouwde zusters naar Katwijk, waar haar oudste broer Caspar baljuw was. Vanuit Katwijk onderhield zij de correspondentie met haar verloofde in Amsterdam. We kennen een zestal brieven van haar hand uit de periode 1650-1652 – uitgegeven door Penon – die ons Susanna doen kennen als een geestige, levendige en scherpzinnige jonge vrouw die met de nodige humor en zelfspot Geeraardt van haar wederwaardigheden op de hoogte houdt. Brandts antwoorden zijn niet overgeleverd, maar het is verleidelijk te veronderstellen hoezeer hij genoten zal hebben van de esprit de vivre van zijn ‘vriendin’, zoals zij zich noemde. Opmerkelijk aan die brieven is dat zij deze ondertekende met Suzanne Barleus. Zij blijkt dus gekozen te hebben voor de geleerdennaam van haar vader.
Uit die correspondentie en uit enkele gedichten kunnen we afleiden dat Susanna zelf tot het laatst bleef twijfelen of ze haar vrijheid en onafhankelijkheid wel wilde opgeven voor een huwelijk. In een verjaardagsdicht van januari 1651 lezen we van de kant van Brandt: ‘Want ik weet gij haat de banden,/ Ja de schijn van slavernij’. Een jaar later schreef hij, opnieuw in een verjaardagsdicht, dat hij vreesde dat zij toch niet zou willen trouwen, waarop zij in een antwoordgedicht reageerde met ‘De liefde tot mij zelf wil dat ik mij onthou:/ De liefde tot mijn vriend dwingt mij tot zijne trouw’. Maar gemakkelijk was het blijkbaar niet, want zij voegde er aan toe: ‘Dit strijden is mijn strijd, dit houdt my heel verward.’ Uiteindelijk besliste zij haar tweestrijd ten gunste van Geeraardt. Zij trouwden in 1652, enkele maanden nadat Brandt als predikant naar de remonstrantse gemeente van Nieuwkoop was beroepen.
Huwelijksleven en dood
Over Susanna’s leven met Geeraardt Brandt weten we vrijwel niets. Afgezien van het feit dat zij zes kinderen ter wereld heeft gebracht en vijf daarvan opgevoed, vernemen we weinig over haar. Het is onbekend hoe zij haar taak heeft ingevuld als domineesvrouw in de remonstrantse gemeenten van Nieuwkoop, Hoorn en Amsterdam, waar haar man achtereenvolgens stond. Wel vertelt Joan de Haes nog over haar intellectuele kwaliteiten dat zij een ‘verwonderlijk’ geheugen had. Als zij na een kerkdienst thuis kwam, aldus De Haes, was zij in staat onmiddellijk de gehoorde preek puntsgewijs te excerperen, een gave waarmee haar man niet alleen tijdens zijn studie, maar ook naderhand ‘zijn voordeel heeft weten te doen’. Ook verhaalt hij dat het beoefenen van de Nederlandse poëzie een van Susanna’s ‘zoetste zinlijkheden’ was. Hoewel we maar een enkel gedicht van haar kennen, te vinden in Geeraardt Brandts Poëzy (1688), suggereren haar zoons Johannes en Kaspar in hun Opdracht dat er in deze bundel meer gedichten van haar hand voorkomen.
Op 52-jarige leeftijd overleed Susanna, na een ziekbed van enkele maanden waarin zij veel pijn moet hebben geleden, veroorzaakt ‘door een ongemak aan haar borst’. Zij had toen 22 jaar ‘in echt en wonderlijke eendracht’ met haar Geeraardt geleefd. Zo stierf deze, in de woorden van haar rouwende echtgenoot, ‘bloem van wijsheid, geest en deugd’.
Kort voor haar huwelijk in 1652 had de nu in vergetelheid geraakte Amsterdamse portretschilder Gerard Pietersz. van Zijl (ca.1607-1665) het portret van Susanna geschilderd – de huidige verblijfplaats ervan is onbekend. Niemand minder dan Vondel dichtte er een bijschrift voor: Op d’Afbeeldinge van Susanna van Baerle, de Bruidt van G. Brandt. Het zesregelige gedichtje eindigt met ‘De schoonheid, jeugd en deugd verzamen hier te gader./ Maar ’t rijp verstand verbeeldt het oordeel van haar Vader’. Als de laatste regel meer betekent dan alleen maar een vorm van hoffelijkheid, is het duidelijk dat de dichter oog moet hebben gehad voor Susanna’s intellectuele kwaliteiten en dat die dus in Amsterdamse kringen bekend geweest moeten zijn.
Naslagwerken
NNBW.
Werk
- Gedicht(en) in: G. Brandt, Poëzy (Amsterdam 1688).
- Gedicht ‘Op het overlijden van D. Arnoldus Verwout’, in: Bloemkrans van verscheiden gedichten (Amsterdam 1659).
Literatuur
- Joan de Haes, Het leven van Geeraert Brandt, […] (’s-Gravenhage 1740).
- G. Penon, Bijdragen tot de Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde 2 (Groningen 1881) 85-109.
- J.A. Worp, ‘Caspar van Baerle’, Oud-Holland 3 (1885) 241-265; 4 (1886) 24-40, 172-189, 241-261; 5 (1887) 93-126; 6 (1888) 87-102; 7 (1889) 89-128.
- In een web van vriendschap. Brieven van Nederlandse vrouwen uit de zeventiende eeuw, Mieke B. Smits-Veldt en Martha S. Bakker ed. (Amsterdam 1999) 58-61 en 122-125.
Auteur: Henk Duits
laatst gewijzigd: 13/01/2014
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.