© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Marjo Barthels, Cuninghame, Marie Polly, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/cuninghame [21/01/2020]
CUNINGHAME, Marie Polly, ook bekend als Polly de Heus (geb. Bordeaux, Frankrijk 27-10-1785 – gest. De Bilt 9-4-1837), balletdanseres. Ouders zijn onbekend. Zij trouwde op 29-12-1807 in de Watergraafsmeer met Hendricus de Heus (1763-1836), fabrikant. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren.
Over de omstandigheden waaronder Marie Polly Cuninghame werd geboren, bestaat enige onduidelijkheid. Op 7 september 1796 – ruim tien jaar na haar geboorte werd ze wettig bevestigd als dochter van Patrice (Patyricine) Cunninghame en Chaterine Charlint. Deze adoptie is vastgelegd in de trouwakte van dit stel die op die dag werd opgesteld. Waarschijnlijk behoorde haar vader tot de clan van de Schotse Cuninghams die toen al meer dan twee eeuwen in Zeeland woonde en waartoe onder anderen de literator Rijklof Michael van Goens behoorde. Ondanks haar (half?) Franse herkomst, Engelse naam én het feit dat ze het Nederlands niet geheel machtig was, beschouwden tijdgenoten ‘mademoiselle’ Polly als Nederlandse.
Polly Cuninghame werd opgeleid in Bordeaux, bij het kinderballet van Jean-Baptiste Hus. De eerste vermelding van Polly als danseres dateert uit 1798. Als dertienjarige trad ze toen op bij het Parijse Théâtre des Jeunes Artistes in Parijs; volgens het aankondigingsaffiche had zij eerder al eens gedanst bij het Théâtre de l’Emulation. In 1800 vertrok ze met het kleine dansgezelschap van Antoine Corniol naar het Munttheater (Théâtre de la Monnaie) in Brussel. In 1801 was de nog zeer jeugdige Polly daar eerste danseres, zoals ze dat later dat jaar ook werd aan de Amsterdamse Schouwburg, waar zij in maart 1801 met haar moeder een contract getekend had.
Danscarrière
In Amsterdam debuteerde Polly Cuninghame op 9 september 1801, aan het begin van het theaterseizoen, in het ballet De opstand op het eiland Cythera. In de zomer van 1803 vertrok zij naar Parijs om les te nemen bij de beroemde choreograaf en balletdanser Pierre Gardel. In diezelfde tijd trad ze daar ook op, na een succesvol debuut in de opera Proserpine van Giovanni Paisello. Ondanks haar succes en de lovende kritieken keerde zij na een verblijf van enkele maanden terug naar Amsterdam, waar ze met open armen werd ontvangen. Daar zette ze onder haar artiestennaam Polly haar carrière aan de Schouwburg voort.
In de loop der jaren ontwikkelde Polly Cuninghame zich tot een terre à terre-danseres die niet zozeer uitmuntte in briljante sprongen maar in zwevende développé’s en vlugge zuivere pirouettes. In het eerste decennium van de negentiende eeuw danste ze in de classicistische en anacreontische (pastorale rococo) balletten van de Franse choreograaf Jean Rochefort. Onder balletmeester Pieter Greive (1780-1821) danste ze vanaf 1813 in vroeg-romantische balletten en in balletpantomimes. In 1816 voerde ze samen met Andries van Hamme (1796-1868) een pas de deux op stelten uit in het komische ballet Georgette en Colas. Dit sloeg zo aan bij het publiek dat korte tijd later een ballet Minnaars op stelten ten tonele werd gevoerd.
Van minstens één ballet is bekend dat Polly Cuninghame de choreografie verzorgde: Achilles op het eiland Scyros (1817), een ballet van haar leermeester Gardel. Zelf danste zij hierin de rol van Achilles. Na Greives dood in 1821 voerden Parijse boulevarddansers met hun meer expressieve stijl van mimeren de boventoon in de Amsterdamse Schouwburg. Desondanks bleef Polly er de ster-danseres, die met haar beroemde solo’s als de ‘Pas de shawl’ en de ‘Pas de tambourin’ het publiek in haar ban bleef houden. Vooral haar ‘Pas de shawl’ oogstte bewondering, zoals zij ‘door de sierlijkste wendingen, door de kunstrijkste richtingen en gedaanten, als in een toverkring ronddraaiende, met deze fladderende shawl’ danste (Haug, 133).
Waardering
Het feit dat Polly Cuninghame al op zeer jonge leeftijd eerste danseres werd, is een duidelijke aanwijzing dat zij zeer begaafd moet zijn geweest. Dat is dan ook het beeld dat oprijst uit de steevast lovende kritieken van haar optredens, waarin zij bijvoorbeeld werd beschreven als ‘de volkomenste Amsterdamse kunstenares’ (Haug, 135). Vooral door haar danskunst beleefde het Amsterdamse ballet tussen 1801 en 1823 zijn grootste bloeitijd. In 1805, na een opvoering van het ballet Telemachus op het eiland Calypso, waarin Polly in haar rol van Eucharis een solo had gedanst, droeg Johanna Wattier, eerste actrice van de Schouwburg, een lofdicht op haar voor en kroonde vervolgens de danseres onder groot applaus met een lauwerkrans. De toneelcritici C.F. Haug en A.L. Barbaz spraken over Polly Cuninghame in superlatieven en wijdden eveneens lofdichten aan haar. Ook in het buitenland bleef haar danstalent niet onopgemerkt. Aanbiedingen om te komen dansen in Londen en Sint-Petersburg sloeg ze echter af.
Huwelijk
In 1807 trouwde Polly Cuninghame, 22 jaar oud, met de ruim twintig jaar oudere weduwnaar Hendricus de Heus, fabrikant van onder meer uniformknopen. Zij was inmiddels wees geworden, maar uit de huwelijkse voorwaarden blijkt dat er financieel en materieel goed voor de nog minderjarige Polly gezorgd was: haar bezittingen werden getaxeerd op ruim elfduizend gulden. Critici en publiek, altijd bevreesd dat zij naar het buitenland zou vertrekken, zagen Polly’s huwelijk opgelucht als ‘ene genoegzame waarborg voor haar verblijf onder ons’ (Tooneelkundige brieven, 98). In 1808 bracht zij in Amsterdam een zoon, Willem Hendricus, ter wereld. Vier maanden na de bevalling trad ze alweer op, nu onder de naam Polly de Heus. Barbaz was zo enthousiast over haar terugkeer op de planken, dat hij een lofdicht op haar schreef waarin hij benadrukte ‘dat zij weder uitmuntend schoon hare begaafdheid in de danskunst heeft ten toon gespreid: men kon niet anders verwachten’ (Rebling, 134-135). Tijdgenoten roemden overigens ook haar voorbeeldig zedelijk gedrag en haar voortreffelijke karaktereigenschappen: ‘Ook buiten het toneel is Polly Cuninghame een zeer achtingwaardig voorwerp en van alle trotsheid op hare bekwaamheden zeer verwijderd’ (Haug, 134). Dat sommigen in 1805 haar optreden in het ballet Bacchus en Ariadne ‘een weinigje onzedelijk’ hadden gevonden, was te wijten aan haar vleeskleurige kleding, waardoor ‘zij vertoonde bijna naakt te wezen’: volgens Barbaz echter had een schilder zich ‘geen beter model’ kunnen wensen (Barbaz, Fortuin, 266-267).
Haar status als sterdanseres werd vertaald in een voor die tijd ongekend hoog jaarsalaris. In 1809 ondertekende Polly Cuninghame – samen met Hendricus de Heus – een nieuw contract met de Amsterdamse Schouwburg waarin haar gage verdubbeld werd tot vierduizend gulden jaarlijks. Alleen de beroemde Johanna Wattier verdiende als eerste actrice een dergelijke som bij de Schouwburg. In 1818 woedde er een brand in het fabriekscomplex van De Heus en in het belendende woonhuis van het echtpaar. De directeuren van de ‘Koninklijke Tonelisten’ van de Schouwburg boden Polly een benefietvoorstelling aan. Er werd een treurspel over Karel de Stoute opgevoerd gevolgd door een nieuw ballet, De schoone Arsene, waarin Polly de hoofdrol danste.
Laatste jaren
In 1823 danste Polly Cuninghame haar laatste voorstelling. Na afloop werd ze door het schouwburgbestuur ‘in het karakter van Apollo’ gehuldigd met een lofdicht waarin haar onsterflijkheid werd toegewenst (Rebling, 136). Over haar levensjaren na haar afscheid van het Amsterdamse toneel is zo goed als niets bekend. In 1835 verhuisde ze met haar man naar hun buiten Sluishoef in De Bilt, waar zij na een lang ziekbed in 1837 overleed. Marie Polly Cuninghame werd bijgezet in de grafkelder van de familie De Heus op de begraafplaats van de Biltse dorpskerk.
Naslagwerken
Van der Aa [onder Pollij]; J.-P. Aelbrouck, Dictionnaire des danseurs, choréographes et maîtres de danse à Bruxelles (Luik 1994) [onder Polly]; H. baron Collot d’Escury, Holland’s roem in kunsten en wetenschappen 4, 2de stuk (Den Haag/Amsterdam 1830) 455; Worp 2, 372, 385.
Archivalia
- Archives de Bordeaux Métropole, Section Nord, Registre des actes de mariage, 2 E 11, p. 109, acte 289; Paroisse Saint-Seurin, Registre des baptêmes, p. 126, acte 879 (met dank aan Jean-Philippe Van Aelbrouck, Brussel).
- Universiteitsbibliotheek Amsterdam, Handschriftencollectie: brief van Polly Cuninghame aan Willem Haverkorn, secretaris van de Stadsschouwburg, Amsterdam, 1809.
- Theaterinstituut Nederland, Amsterdam: dossier Polly Cuninghame.
Zie ook Barthels, ‘Marie Polly Cuninghame’.
Belangrijkste optredens
La fille mal gardée (1801); Eucharis in Telemachus op het eiland Calypso (1805); de ‘Pas de shawl’ in Bacchus en Ariadne (1805); de ‘Pas de tambourine’ in Het feest van Terpsichore of la Dansomanie (1807); Albert en Charlotte of de Dood van Werther (1816); met Andries van Hamme in Georgette en Colas of het Tweedubbele huwelijk (1816); Achilles in Achilles op het eiland Scyros (1817), met Cuninghame’s choreografie; Susanna in De barbier van Siviliê (1823).
Literatuur
- Amsterdamse Courant 1801-1818.
- C.F. Haug, Brieven uit Amsteldam over het nationaal toneel en de Nederlandsche letterkunde (Amsterdam 1805).
- A.L. Barbaz, De fortuin. Weekblad bevattende ernstige en boertige mengelingen in proza en poezy (Amsterdam 1805).
- A.L. Barbaz, Amstels schouwtooneel 1 (Amsterdam 1808) [tijdschrift].
- Toneelkundige brieven, geschreven in het najaar 1808. Ten vervolge op de Brieven uit Amsteldam over het nationaal toneel en de Nederlandsche letterkunde van C.F. Haug (Amsterdam 1808).
- [Arent van Halmael jr. e.a.], De tooneelkijker (1815-1819) [tijdschrift].
- E. Rebling, Een eeuw danskunst in Nederland (Amsterdam 1950).
- H.A. Diederiks, ‘Hendrik de Heus. Een Amsterdamse ondernemer in het begin van de negentiende eeuw’, Maandblad Amstelodamum 56 (1969) 58-65.
- M.H. Winter, The pre-romantic ballet (Londen 1974).
- H. Uitman, Toen de Parijse benen de Moerdijk passeerden! De invloed van de Parijse boulevardtheaters op het Amsterdamse ballet (1813-1868) (Leiden 1996).
- J. Voeten, ‘Een zachtgeel landhuis in De Bilt’, NRC Handelsblad Cultureel Supplement (3-7-1998) 23.
- Ivor Guest, Ballet under Napoleon (Londen [ca. 2001]).
- M.J.G.A. Barthels, ‘Marie Polly Cuninghame (1785-1837)’, Utrechtse biografieën. De Utrechtse Heuvelrug Noord (Utrecht 2004) 69-74.
Illustratie
- Portretmedaillon (privécollectie). Uit: Barthels, 'Marie Polly Cuninghame'.
- Polly in haar bekendste solo, de ‘Pas de Schwale’. Tekening van Christiaan Andriessen, ongedateerd (Theater Instituut Nederland, Amsterdam).
Auteur: Marjo Barthels
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 636
laatst gewijzigd: 21/01/2020
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.