Maria van Oostenrijk (1505-1558)

 
English | Nederlands

MARIA van OOSTENRIJK, vooral bekend als Maria van Hongarije (geb. Mechelen 15-9-1505 – gest. Cigales, Spanje 18-10-1558), landvoogdes van de Nederlanden. Dochter van Filips de Schone (1478-1506), hertog van Bourgondië en heer der Nederlanden, en Johanna van Castilië (1479-1555). Maria van Hongarije trouwde in 1522 in Wenen met Lodewijk II, koning van Hongarije en Bohemen (1506-1526). Dit huwelijk bleef kinderloos.

Maria van Habsburg werd geboren als vijfde van de zes kinderen van Filips de Schone en Johanna van Castilië. Samen met broer Karel en zussen Eleonora en Isabella groeide zij op in Mechelen, aan het hof van haar tante Margaretha van Oostenrijk, die de vaak in Spanje verblijvende Filips als regentes der Nederlanden verving en na diens dood in 1506 regentes werd voor Maria’s broer Karel. De andere kinderen groeiden op in Spanje. Margaretha van Oostenrijk zorgde voor een humanistische opvoeding die de kinderen moest voorbereiden op een vorstenleven in het centrum van de macht, met veel aandacht voor cultuur. Aan het hof werd Frans gesproken, maar Maria leerde ook Nederlands en Latijn; later zou zij zich nog het Duits eigen maken. Als telg uit het geslacht Habsburg was ze een pion in de dynastieke politiek van haar grootvader, keizer Maximiliaan: ze werd op eenjarige leeftijd uitgehuwelijkt aan de toekomstige Lodewijk II van Hongarije. In 1513 vertrok ze, acht jaar oud, naar Maximiliaans hof in Wenen. In 1522 huwde ze met Lodewijk die inmiddels meerderjarig was geworden en vestigde zij zich in Hongarije.

In Hongarije kwam Maria, nu koningin van Hongarije en Bohemen, terecht in een politiek gecompliceerde situatie. De voornamelijk Magyaarse edelen verzetten zich tegen de Duitse invloeden die met de komst van het Habsburgsgezinde bewind waren toegenomen. Maria bleek in deze crisissituatie krachtdadiger dan haar echtgenoot, met wie zij naar het schijnt overigens uitstekend kon opschieten. De machtsstrijd in Hongarije werkte verlammend op het bestuur van het land en in 1526 kon Lodewijk geen adequate verdediging op de been brengen tegen de oprukkende Turken, die het land snel veroverden. Hij sneuvelde in de slag bij Mohács en Maria vluchtte onder barre omstandigheden – voor een deel van de reis op een ezeltje – naar Oostenrijk. Daar nam zij op aandringen van haar broer Ferdinand, die grootvader Maximiliaan in de Habsburgse erflanden was opgevolgd, het regentschap over Hongarije op zich. In de aanhoudende onlusten kon zij feitelijk niets uitrichten en toen Ferdinand in 1527 tot koning van Hongarije werd gekozen, raakte zij als koningin/regentes van Hongarije definitief op een zijspoor. Toch bleef zij haar hele leven bekend als koningin-weduwe van Hongarije. Ze is nooit hertrouwd.

Regentes der Nederlanden

Na enkele jaren in Wenen te zijn gebleven, waar zij haar tijd vooral jagend doorbracht en werd geplaagd door ziekte, werd Maria van Hongarije in 1531 door haar broer Karel V, inmiddels keizer van het Heilige Roomse Rijk, aangesteld als zijn plaatsvervanger in de Nederlanden. Daarmee volgde Maria haar tante Margaretha van Oostenrijk op, die in 1530 was overleden. Maria verplaatste het hof van Mechelen naar Brussel. Het was gebruikelijk dat hoge edelen een gevolg van getrouwen om zich verzamelden, maar Karel ontried haar het – vooral Boheemse – gevolg uit Wenen mee te nemen aangezien haar omgeving daar de verdenking van Lutherse sympathieën op zich had geladen. Luther had zelfs zijn ‘Vier tröstliche Psalmen’ aan Maria opgedragen, zeer tot ongenoegen van zowel Ferdinand als Karel V. In de Nederlanden volgde Maria de steeds strakkere religieuze lijn van Karel en trad op tegen dissente religieuze groepen, al was haar handelen altijd gematigd. Ze bleef een bewonderaar van Erasmus, met wie zij een sporadische briefwisseling onderhield; in religieuze zaken probeerde zij, zoals zoveel hoge edelen, een tussenpositie in te nemen. Ondanks de raad van Karel nam Maria overigens nog wel enkele getrouwen mee, onder wie haar secretaris en een vriend van Erasmus Mikós Oláh, in de nederlanden beter bekend onder de naam Nicolaas Olaha.

Het waren woelige tijden in de Nederlanden, maar Maria liet zich na een wat aarzelend begin kennen als een vastberaden en vasthoudende vorstin. Zij bleef 25 jaar in haar functie. Daarbij vervulde zij diverse rollen: als renaissancevorstin moest zij de grandeur van het huis Habsburg belichamen, als regentes moest zij de Nederlanden besturen en als plaatsvervanger van Karel V moest zij contacten onderhouden met andere vorsten.

Ten eerste was het voor Maria van belang haar positie als landvoogdes ten opzichte van haar broer de keizer te vestigen. Zij kreeg een ruime vergoeding van dertigduizend gulden voor haar regentschap en had daarnaast inkomsten uit haar gebieden in Hongarije, die echter niet altijd even eenvoudig te innen waren. Een prestigepunt was Maria's toegang tot de keizer. De meeste communicatie was in geschrifte, want Karel V was gewoonlijk ergens ver weg in zijn rijk en werd omgeven door een hof dat zijn administratieve zaken voor hem afhandelde. Maria vond echter dat zij als zuster van de keizer niet afgescheept mocht worden met antwoorden van diens secretaris Nicolaas Granvelle en won de competentiestrijd over die kwestie van hem. Zo kreeg en hield zij direct toegang tot Karel, die zij gevraagd en ongevraagd adviseerde over zowel regeringszaken als over persoonlijke en familieaangelegenheden.

De lagere bestuurders, bijna allemaal edelen, kon zij benoemen in posities en ambten. Deze vorstelijke patronage sprak niet vanzelf, want voor heersers zelf was het een geliefd middel tot zowel het uitoefenen van macht als om belangrijke personen en families aan zich te binden. Maria wist Karel te bewegen haar ook over de hoge posities in de Nederlanden patronage te laten uitoefenen. Dat betekende een verschuiving van macht van Karel naar Maria. Patronage was een blijk van status, die Maria ook tot uiting deed komen in haar hofhouding. In haar hof omgaf zij zich met kunstenaars en musici en daarmee met een aura van pracht en praal. Voor de kunst was haar mecenaat van groot belang. In Binche (ten zuiden van Brussel) liet zij een rijk versierd paleis met tuin bouwen dat door tijdgenoten als een wereldwonder werd beschouwd – in 1554 zou het bij een van de oorlogen met Frankrijk worden vernield.

Ten tweede moest Maria zich een positie verwerven in de Nederlanden. Op het moment van Maria’s aantreden waren de Nederlanden nog een verzameling losse gewesten. Tijdens Maria’s bewind werden zij als samenhangend gebied geconsolideerd met de Pragmatieke Sanctie van 1549, toen Filips II als toekomstig landsheer een rondreis maakte door de Nederlanden. Maria had daar een belangrijk aandeel in. Ook de centralisatie van het bestuur vond onder haar bewind plaats. De diverse gewesten, landen en steden waren echter zeer aan hun eigen privileges gehecht en bereid die tegenover de landsheer te verdedigen. In deze tegengestelde belangen – het streven naar bestuurlijke eenheid door Karel en Maria tegenover het particularisme van de gewesten – lag een bron van voortdurende spanningen. De keizer was daarnaast voortdurend op zoek naar inkomsten voor het voeren van zijn oorlogen. Maria was zeer bedreven in het werven van middelen uit haar gewesten, al bleven deze zeer terughoudend in het beschikbaar stellen van geld voor doelen die zij niet direct verbonden achtten met hun eigen veiligheid of belangen. Zij verschilden in dit opzicht niet van andere delen van Karels complexe rijk. Als regentes verdedigde Maria soms ook de particuliere belangen van de gewesten, zoals wanneer er weer financiële bijdragen werden gevraagd ter financiering van Karels oorlogen. Aan het eind van haar regentschap was men in de Nederlanden dan ook wel doordrongen van haar betrokkenheid, al is zij nooit erg geliefd geweest. Als vorstin had Maria van Hongarije vooral de naam stijf en standsbewust te zijn.

Tijdens haar regentschap kreeg Maria verschillende malen te maken met binnenlandse onlusten. Zo waren er de ‘broodoproeren’ van 1531-1537, die samenhingen met de gevolgen van de belangenstrijd tussen Hollandse kooplieden en leden van de Hanze. Uiteindelijk werd dit conflict door Maria geschikt. Een tweede belangrijke opstand was die van Gent in 1539-1540, die samenhing met de Gentse weigering mee te betalen aan de oorlog met Frankrijk. Maria trad daarin beurtelings sussend en repressief op, maar ze beschikte niet over een leger dat groot genoeg was om de opstand te beëindigen. De kwestie werd uiteindelijk beslecht door Karel V, die op aandringen van zijn zuster met een leger kwam om de opstand neer te slaan. Hij strafte de leiders van de opstand en besloot Gent ten voorbeeld te stellen door het onder meer alle privileges af te nemen.

Maria speelde ook een rol op het internationaal toneel, zij het steeds in dienst van haar broer. Tussen 1521 en 1544 was Karel bijna permanent in oorlog met Frankrijk. Deze oorlogen werden uitgevochten op verschillende fronten. Maria wierf fondsen voor de oorlogen en bemoeide zich ook met de strategische en tactische aspecten van de oorlog, waarin ze zowel Karel adviseerde als haar generaals direct aanstuurde. In 1543 organiseerde zij zelf de verdediging en begaf ze zich zelfs tot nabij het front. Het was voor een vrouw uitgesloten direct deel te nemen aan de strijd, maar de generaals moesten wel de bemoeienissen van de stadhoudster accepteren. Zij moesten erkennen dat haar inzichten over het algemeen juist waren, en bovendien werd zij geruggesteund door haar broer.

Tot slot was Maria een belangrijk bemiddelaar binnen de Habsburgs familie, waar met regelmaat kwesties speelden rond huwelijksverbintenissen, maar ook spanningen waren over de verdeling en erfopvolging van de diverse gebieden van Karels rijk. Maria nam binnen de familie een neutrale positie in aangezien zij als weduwe zonder kinderen geen aanspraken kon maken op de erfenis. Maria was al vroeg in haar regentschap een belangrijk adviseur van Karel geworden maar haar positie werd steeds sterker toen Karels gezondheid achteruitging en hij zich steeds vaker terugtrok. Maria was haar broer ook zeer toegedaan. Toen Karel in 1555 troonsafstand deed, legde ook zij haar functie neer. Verzoeken van de nieuwe landsheer Filips II om aan te blijven als landvoogdes legde zij naast zich neer, al voorzag ze hem aanvankelijk nog wel van advies. Samen met hun zuster Eleonora vertrokken Maria en Karel naar Spanje om daar hun laatste dagen in een klooster te slijten. In 1558 overleden zij alle drie binnen enkele weken van elkaar; Maria stierf in Cigales op 18 oktober 1558.

Reputatie

De beeldvorming van Maria van Hongarije is vooral gekleurd door latere geschiedschrijvers. Van oudsher wordt ze beschreven in stereotypen als hard, onbuigzaam en weinig vrouwelijk, maar tegelijkertijd als politiek krachteloos en lopend aan de leiband van haar broer Karel V. Ook is er altijd veel nadruk gelegd op haar aanvankelijk niet onwelwillende houding tegenover Luther, waarin ze werd gecorrigeerd door haar beide broers Ferdinand en Karel. Al met al wordt haar leven vaak als wat tragisch beschreven. Dit wordt geweten aan haar langdurige weduwschap en haar positie als alleenstaande vrouw die toch afhankelijk was van een man en maar weinig handelingsbevoegdheid had, ook al behoorde zij tot de machtigste familie ter wereld. De meeste portretten van Maria dateren uit de tijd van haar regentschap. Daarop is zij altijd gekleed als weduwe, in het zwart, zonder veel opsmuk en met een witte weduwenkap, dus een beeld dat zij bewust uitdroeg.

Vaak is Maria vergeleken met haar tante Margaretha, ook een invloedrijk landvoogdes. Voorheen viel de vergelijking steevast in het nadeel van Maria uit, maar dit is aan het veranderen ten gunste van Maria. De kentering vindt haar oorzaak vooral in een andere uitleg en contextualisering van haar handelen. Haar vrijheid als landvoogdes was veel groter dan voorheen werd aangenomen of dan uit de briefwisseling met haar broers naar voren leek te komen. Weliswaar volgde Maria de politieke en bestuurlijke aanwijzingen van haar broer op, maar Karel V’s rijk was groot en de keizer vaak ver verwijderd van de Nederlanden, zodat hij niet steeds tot in detail op de hoogte was van de situatie. Maria van Hongarije was een van zijn belangrijkste informanten en zij had bovendien direct toegang tot hem. Zij was vóór alles een telg uit het geslacht Habsburg en voelde zich het meest verbonden met haar broer Karel en zuster Eleonora.

Maria’s bewuste positionering van zichzelf als weduwe wordt tegenwoordig niet meer gezien als een uiting van levenslange rouw, maar veeleer als een benadrukking van haar status als weduwe, als respectabele, maar ongebonden vrouw. Maria heeft ook diverse malen voorstellen tot hertrouwen afgewezen, waarschijnlijk omdat de status van de voorgestelde echtgenoot onvoldoende was en omdat zij geen pion wilde zijn in de dynastieke politiek van haar familie.

Door afkomst en opvoeding had Maria, net als alle Habsburgers en andere hoge edelen, een sterk standsbesef. Maria voelde zich boven iedereen behalve Karel – en in mindere mate Ferdinand – verheven. Als landvoogdes vervulde ze verschillende rollen die haar werk en leven complex maakten, maar elkaar ook versterkten. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat haar belevenissen vóór haar regentschap van invloed zijn geweest op haar latere houding. In die vroege jaren was zij werkelijk krachteloos geweest, eerst als vorstin in een verscheurd Hongarije en na 1526 als een door Europa dolende koningin, zonder land, macht, geld of kroon.

De machtspositie van Maria van Hongarije werd ongetwijfeld beperkt door haar vrouwzijn, maar dat neemt niet weg dat zij in haar eigen tijd als vorstin werd geaccepteerd. Vooral latere geschiedschrijvers hebben in haar het beeld benadrukt van een mannelijke vrouw die krampachtig was in haar optreden. Misschien was ze als landvoogdes niet erg geliefd, maar als vorstin en als Habsburgse genoot ze wel degelijk veel aanzien.

Naslagwerken

Van der Aa; Académie Royale; Biographie nationale; Delvenne; Kobus/De Rivecourt; Kok; Pauwels de Vis; Scheltema; Verwoert; Wendelen.

Archivalia

  • Algemeen Rijksarchief, Brussel: Audiëntie, Hofordonnanties en Correspondentie.
  • Wenen Haus-, Hof- und Staatsarchiv: Belgica PA, Familienurkunden, Familienakten, Maximiliana.

Literatuur

  • J. Craeybeckx, ‘Maria van Hongarije landvoogdes. De oorlogen tegen Frankrijk, 1531-1555’, in: Algemene geschiedenis der Nederlanden 4 (Utrecht 1952) 97-119.
  • W.P. Blockmans en J. van Herwaarden, ‘De Nederlanden, 1493-1555’, in: Algemene geschiedenis der Nederlanden 5 (Haarlem 1980) 464-482.
  • Jane de Iongh, De koningin: Maria van Hongarije, landvoogdes der Nederlanden, 1505-1558 (5e druk; Amsterdam 1981 [oorspr. 1942]).
  • T. Leitner, Margaretha en Maria: landvoogdessen der Nederlanden (Amersfoort 1993).
  • B. van den Boogert e.a. red., Maria van Hongarije. Koningin tussen keizers en kunstenaars, 1505-1558. Tentoonstellingscatalogus Rijksmuseum Het Catharijneconvent te Utrecht en het Noordbrabants Museum te 's-Hertogenbosch (Utrecht/'s-Hertogenbosch 1993).
  • B.J. Spruijt ‘“En bruit d’estre bon luteriene”: Mary of Hungary (1505-1558) and religious reforms’, The English Historical Review 109 (1994) 275-308.
  • L.V.G. Gorter-van Royen, Maria van Hongarije, regentes der Nederlanden: een politieke analyse op basis van haar regentschapsordonnanties en haar correspondentie met Karel V (Hilversum 1995).
  • D.R. Doyle, The body of a woman but the heart and stomach of a King: Mary of Hungary and the exercise of political power of early modern Europe (onuitg. Ph.D. thesis, Ann Arbor 1996).
  • L.V.G. Gorter-Van Royen, ‘De regentessen van Karel V in de Nederlanden. Beeld en werkelijkheid’, Tijdschrift voor Geschiedenis 110 (1997) 169-197.
  • U. Tamussino, Maria von Ungarn: ein Leben im Dienst der Casa de Austria (Graz 1998).
  • M. Rodriguez-Salgado, ‘Charles V and the dynasty’, in: H. Soly ed., Charles V (1500-1558) and his time (Antwerpen 1999) 27-111.
  • M. Triest, Macht, vrouwen en politiek, 1477-1558: Maria van Bourgondië, Margareta van Oostenrijk, Maria van Hongarije (Leuven 2000).
  • J.A.M. Kerkhoff, Maria van Hongarije en haar hof: 1505-1558 (Amsterdam 2005).
  • Jacqueline Kerkhoff, Maria van Hongarije en haar hof (1505-1558). Tot plichtbetrachting uitverkoren (Hilversum 2008).

Illustratie

Kopie naar een in 1548 door Titiaan geschilderd portret, ca. 1550 (Rijksmuseum Amsterdam).

Auteur: Rik Hoekstra

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 100

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.