Poorten, Aleid ter (1399-1452)

 
English | Nederlands

POORTEN, Aleid ter (geb. Deventer ca. 1399 – gest. Diepenveen 14-2-1452), conversin in het klooster Diepenveen. Dochter van Johan ter Poorten (gest. 1423) en Lutgerd (gest. vóór 1432). In 1410 trouwde Aleid ter Poorten met Gerrit Comhaer (gest. 1415), goudsmid, bankier en muntmeester. Dit huwelijk bleef kinderloos.

Aleid ter Poorten is één van de vrouwen die worden beschreven in het zogenoemde ‘Handschrift D’, Van den doechden der vuriger ende stichtiger susteren van Diepen Veen, geschreven door de rector van het Meester-Geertshuis in Deventer, Johannes Brinckerick. Het geeft een beknopte beschrijving van haar leven vóór haar intrede in het klooster.

Jeugd en huwelijk

Volgens haar levensbeschrijving groeide Aleid op in een vroom gezin. Haar vader Johan was een belangrijk man in Deventer: hij was schepen en van 1377 tot 1379 stadsschout. Haar ouders waren sterk beïnvloed door de preken van Geert Grote, de geestelijk leider van de beweging van de Moderne Devotie. Het verhaal benadrukt dat zij, ondanks Johans vooraanstaande positie, een teruggetrokken bestaan leidden. Aleids oudere zusters Swene en Geertruid traden in in het klooster van Diepenveen, dat in 1401 op initiatief van Grote was gesticht, en hoorden in 1408 tot de eerste groep novicen.

Aleid ging een heel andere richting uit: ze trouwde in 1410 – nog maar elf jaar oud – met Gerrit Comhaer, een weduwnaar uit Deventer die al enkele jaren in Denemarken woonde als muntmeester van de Deense koning Erik VII. Het is niet onwaarschijnlijk dat Gerrit het gezin Ter Poorten kende uit de beweging rond Geert Grote, waar hijzelf ook nauw bij betrokken was. Brinckerinck beschrijft hem als een ‘goed mens’. Kort voor het huwelijk verhuisde Gerrit van Kopenhagen naar Lund, in zuid-Zweden, waar de koning vaak verbleef. Hij kwam in 1410 even terug naar Deventer ‘om te kijken hoe het met zijn vrouw en zijn vrienden was’ en keerde toen terug naar Zweden. Aleid reisde hem na. Ze bleef maar enkele jaren in Lund, waar ze in voorname kringen verkeerde.

Na het overlijden van Gerrit in december 1415 keerde Aleid op aandrang van haar vader terug naar Deventer; ze werd opgehaald door haar moeder Lutgerd. Waarschijnlijk was ze niet onverdeeld gelukkig met deze verandering; ze was een vrij en werelds leven gewend, en moest nu weer bij haar vrome en ingetogen ouders gaan wonen. Na de dood van vader Johan in 1423 lijken Aleid en haar moeder toch wat meer naar elkaar toe te zijn gegroeid.

Kloosterleven

In 1427 raakte de stad Deventer verwikkeld in een politiek-religieuze kwestie. Na de dood van de bisschop van Utrecht werden tegelijkertijd van wereldlijke zijde Rudolf van Diepholt, en van kerkelijke zijde Zweder van Culemborg benoemd tot opvolger. In de strijd vaardigde de laatste het kerkelijk interdict uit tegen Deventer dat de eerste kandidaat steunde. Hierdoor werden de burgers uitgesloten van de kerkelijke gemeenschap en – belangrijker nog – van de sacramenten. Aleid en haar moeder zagen zich gedwongen de stad te verlaten. Ze trokken naar het klooster in Diepenveen, waar Aleids zusters woonden en haar vader Johan begraven lag. Ze woonden niet in het besloten klooster zelf, maar in het buitenverblijf.

Toen Lutgerd in 1427 ziek werd, was het haar laatste wens in het klooster te worden opgenomen. Eenmaal binnen maakte ze zich zorgen om haar dochter buiten de muren, omdat ze bang was dat zij naar haar vrienden en vriendinnen in Deventer zou gaan en een te werelds leven zou gaan leiden. Op haar aandringen voegde Aleid zich bij haar in het klooster. Na het overlijden van haar moeder bleef ze er, ofschoon het kloosterleven ‘zeer tegen haar natuur’ was. Op 25 maart 1432 legde ze de kloostergelofte af. Ze werd geen gewone kloosterlinge, maar conversin, ‘bekeerlinge’. Als conversin was ze niet verplicht alle kerkdiensten bij te wonen en hoefde ze minder tijd aan bidden te besteden, maar verrichte ze praktische werkzaamheden.

In de jaren dat Aleid in het klooster verbleef, woonden daar zo’n honderd tot honderdvijftig nonnen, conversinnen en novicen. Hoewel het klooster rijk bedeeld werd met schenkingen van gelovigen, leefden de bewoonsters in een eenvoud en ascese. Aleid zou zich volgens de beschrijving van Brinckerinck uiteindelijk ook gevonden hebben in de heersende mentaliteit van ijver en vroomheid. Als de zusters haar eens vroegen of ze niet een eindje wilde gaan lopen, antwoordde ze dat ze dat niet kon doen ‘omdat ze de kost moest verdienen’. Op de tegenwerping van de zusters dat ze het klooster toch al veel geld had geschonken, zei ze dat ‘dat Gods wil was, en dat ze nu net zo arm was als de anderen’. Overigens is het niet zo dat Aleid het klooster rechtstreeks geld heeft gegeven. Haar stiefzoon Gosewijn Comhaer, later bisschop in IJsland, schonk het klooster een som geld, een miskelk en enkele andere voorwerpen uit de nalatenschap van Aleids echtgenoot, zijn vader.

Van de zusters van Diepenveen is bekend dat ze elkaar probeerden te overtroeven in zelfverloochening en geloofsijver. Aleid ter Poorten schijnt hier niet aan meegedaan te hebben. Er wordt slechts gezegd dat ze onderdanig, ootmoedig en gehoorzaam was. Tijdens de ziekte waaraan ze uiteindelijk zou overlijden kreeg ze vaak boze dromen. Ze kreeg het advies om ‘haar hoofd te leggen op de borst van onze lieve Heer’. Dit advies leidde ertoe dat ze dromen kreeg over een grote bruiloft die in het klooster plaats zou vinden. Ze werden geïnterpreteerd als een voorspelling dat veel zusters zouden sterven en verenigd zouden worden met de Heer. Aldus geschiedde. Na het overlijden van Aleid op 19 februari 1452 stierven er in hetzelfde jaar nog negentien zusters aan de pest, onder wie haar zuster Geertruid.

Naslagwerken

NNBW.

Literatuur

  • Van den doechden der vuriger ende stichtiger susteren van Diepen veen (Handschrift D) Eerste gedeelte - De tekst van het handschrift, D.A. Brinckerink ed. (Leiden 1904) 264-275.
  • W.J. Kühler, JohannesBrinckerinck en zijn klooster te Diepenveen (Rotterdam 1908).
  • G.A. van der Toorn-Piebenga, ‘Over een vrouwenleven uit de 15de eeuw: Aleid ter Poerten’, Spiegel Historiael 21 (1986) 210-216.
  • G.A. van der Toorn-Piebenga, ‘De Ter Poortens, een Deventer gezin uit de tijd der Moderne Devotie’, Deventer Jaarboek (1992) 42-54.
  • Wybren Scheepsma, Deemoed en devotie: de koorvrouwen van Windesheim en hun geschriften (Amsterdam 1997).

Auteur: Dimphéna Groffen

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 44

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.