© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Noud Janssen, Queborn, Anna van den, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/queborn [13/01/2014]
Queborn, Anna van den (geb. Den Haag, ca.1625 – gest. ca. 1689/90), stillevenschilderes. Dochter van Crispijn van den Queborn (1604-1652), schilder en etser. Anna van den Queborn trouwde in 1647 te Den Haag met Abraham van Beijeren, stillevenschilder. Uit dit huwelijk werd ten minste 1 kind geboren, dat waarschijnlijk jong stierf.
Anna van den Queborn kwam uit een kunstenaarsfamilie: vader Crispijn (zoon van schilder Daniël van den Queborn) was een portretschilder en -graveur die zijn hele leven in Den Haag werkzaam is geweest, met uitzondering van een korte periode in Utrecht, en een tante was getrouwd met Pieter de Putter, schilder van vissenstillevens. Anna leerde het schilderen van haar vader. Op ongeveer 22-jarige leeftijd trouwde zij met de kunstschilder Abraham van Beijeren, een weduwnaar met drie kleine kinderen. Er wordt melding gemaakt van de geboorte van een kind op 5 december 1648 (Bredius). In dat jaar werd ook een schilderij van haar hand geveild onder auspiciën van het Haagse schildersgilde.
Na zijn huwelijk met Anna van den Queborn begon Abraham van Beijeren zich toe te leggen op de stillevens waarmee hij later bekend zou worden. Anna kan daarbij zijn voorbeeld zijn geweest: zij schilderde voorzover bekend alleen stillevens. Verder hielp zij haar man bij het prepareren van de verven en doeken. In 1657 verhuisden Anna en Abraham naar Delft, waar zij hoogstwaarschijnlijk schilderonderricht hebben gegeven aan Maria van Oosterwijck, een aangetrouwde achternicht van Abraham
Tot 1663 bleef het echtpaar in Delft. Ook daar bleef Anna van den Queborn schilderen, zoals blijkt uit een Delftse inventaris uit 1666 waarin een bloemstilleven van haar hand wordt vermeld. Een Haagse inventaris uit 1680 vermeldt een schilderstuk met fruit en bloemen, gemaakt door ‘de huysvrouw van Van Beijeren’. In 1669 verhuisde het echtpaar naar Amsterdam, waar het contacten onderhield met onder anderen Willem van Aelst, en met Maria van Oosterwijck, die drie jaar daarvoor ook naar Amsterdam was verhuisd. Vanaf 1674 volgden de verhuizingen elkaar snel op. De terugvallende economie dwong het echtpaar vermoedelijk om naar steeds nieuwe afzetmarkten in Holland te zoeken. Zij woonden achtereenvolgens in Alkmaar (1674), Gouda (1675) en Overschie (vanaf 1677). In 1679 liet Anna een testament opmaken omdat zij ernstig ziek was. Naar verluidt overleed Anna in 1689/1690 in Overschie; Abraham stierf in maart 1690. In de begrafenisregisters van Overschie zijn hun namen echter niet aangetroffen. Voorzover bekend heeft Anna geen kinderen ter wereld gebracht die in leven zijn gebleven.
Archivalia
Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, Den Haag: Bredius archief, Box 'Steden B', copie van geboorte-inschrijving op 5 december 1648.
Werken
Eén schilderstuk van haar hand verscheen in 1999 op een veiling van Sotheby’s New York, gesigneerd met ‘Anna Q’ en gedateerd 1651. Verder zijn voor zover bekend thans geen werken van haar hand bekend.
Literatuur
- Adriaan van der Willegen en Fred G. Meijer, A dictionary of Dutch and Flemish still-life painters working in oils, 1525-1725 (Leiden 2003) 166.
- E. Buysen, Haagse schilders in de Gouden Eeuw (Den Haag/Zwolle 1998).
Illustratie
Handtekening van Anna van den Queborn onder het testament dat zij samen met Abraham van Beijeren liet opmaken op 17 september 1658 (Gemeentearchief Delft).
Auteur: Noud Janssen
laatst gewijzigd: 13/01/2014
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.