© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Wim Hupperetz, Trijntje, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/trijntje [20/01/2016]
TRIJNTJE (gest. ca. 5500 v. Chr), oudste menselijke skelet dat in Nederlandse bodem is gevonden.
In september 1997 werd bij Hardinxveld-Giessendam (locatie Polderweg) een skelet opgegraven van een vijftigjarige vrouw. De opgraving vond plaats in het kader van de aanleg van de Betuwelijn en daarom werd ze Trijntje genoemd. De bewoningssporen en grafresten lagen op ongeveer zeven meter diepte.
De vrouw was begraven bij een nederzetting uit het einde van het mesolithicum (midden-steentijd). Zo’n 7500 jaar geleden leefde ze hier op een droge plek (donk) in een moerassig rivierenlandschap. Trijntje moet een officiële begrafenis hebben gehad. Ze was niet zomaar in een kuil gegooid, maar lag keurig op haar rug – een beetje op haar zij – en de handen voor de buik gevouwen. Uit deze tijd kennen we ook veel graven waarbij doden in een hurkhouding of zittend zijn bijgezet. Uit het onderzoek van het skeletmateriaal – alleen de harde delen zijn bewaard – bleek dat Trijntje ongeveer vijftig jaar is geworden, goed gezond moet zijn geweest en meerdere kinderen heeft gebaard. Haar tanden waren sterk afgesleten, waarschijnlijk door het eten van ruw voedsel. Het is ook mogelijk dat deze zijn gesleten door het met de tanden bewerken van dierenhuiden.
Op basis van de schedel is een gezichtsreconstructie gemaakt. Dit kan redelijk nauwkeurig omdat de gemiddelde dikte van huid, vet- en spierlagen op iedere plek van de schedel bekend is. Andere kenmerken, zoals de haarkleur, huidskleur, littekens, rimpels, tatoeages en oogkleur zijn niet meer te achterhalen. Deze aspecten van de reconstructie zijn dus verzonnen.
Trijntje leefde in een tijd dat mensen nog als jagers en voedselverzamelaars in hun onderhoud voorzagen. Behalve drie hondenbijzettingen zijn er geen aanwijzingen dat men al huisdieren had of aan akkerbouw deed. Mensen trokken waarschijnlijk rond in kleine jagersgemeenschappen en verbleven met name in het vroege voorjaar en de vroege herfst in dit gebied. Dit is af te leiden uit gevonden resten van botten, vissen en botanisch materiaal. Uit opgravingen weten we dat dit een aantrekkelijk jachtgebied was: er leefde veel waterwild (zwanen, eenden, otters en bevers) en groter wild (edelherten en zwijnen). Ook werd er gevist op snoek. Trijntje leefde dus aan de vooravond van de nieuwe steentijd, toen groepen jagers-verzamelaars wilde graansoorten als basisvoedsel begonnen te gebruiken. Haar graf is een voorbode van een meer sedentaire levenswijze van de bewoners van deze regio.De reconstructie van Trijntje wordt tentoongesteld in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.
Literatuur
L. Verhart, De reconstructie van Trijntje. Oog in oog met de oudste vrouw van Nederland (Utrecht/Antwerpen 2002).
Illustratie
Foto reconstructie Trijntje: M. d'Hollosy. Uit: L. Verhart, De reconstructie van Trijntje.
Auteur: Wim Hupperetz
laatst gewijzigd: 20/01/2016
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.