© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Els Kloek, Wichmann, Clara Gertrud, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/wichmans [01/09/2017]
WICHMANN, Clara Gertrud (geb. Hamburg, Duitsland 17-8-1885 – gest. Den Haag 15-2-1922) , criminologe, feministe en publiciste. Dochter van Carl Ernst Arthur Wichmann (1851-1927), hoogleraar in de mineralogie en geologie, en Johanna Therese Henriette Zeise (1852-1938), schrijfster. Clara Wichmann trouwde op 27-5-1921 in Den Haag met Jonas Benjamin Meijer (1895-1969), boekhouder. Uit dit huwelijk werd 1 dochter geboren.Clara Wichmann was het oudste kind van een uit Duitsland afkomstig echtpaar. In 1879 had haar vader een hoogleraarschap te Utrecht aanvaard en zich daar met zijn vrouw gevestigd. Duits bleef thuis de voertaal, zodat de twee kinderen – broer Erich werd in 1890 geboren – tweetalig werden opgevoed. Na de lagere school ging Clara Wichmann naar de meisjes-HBS omdat het hoofd van de lagere school haar te ‘dartel’ vond voor het gymnasium. Op haar vijftiende was ze een tijdlang ernstig ziek: tyfus. Uit haar (in het Duits geschreven) dagboeken van deze tijd komt haar belangstelling voor maatschappelijke vraagstukken al duidelijk naar voren. Op haar zeventiende verjaardag (17-8-1901) noteerde ze haar voornemen als vrouw een actief leven te zullen leiden. Ze wilde niet een huisvrouw worden die niets doet met haar boekenkennis behalve ermee pronken in gezelschap.Studie en loopbaanIn 1902 haalde Clara haar HBS-diploma. Haar moeder bleef volhouden dat ze een zwakke gezondheid had en zo werd Clara tegen haar zin voor zes weken naar een sanatorium gestuurd; ze zou een zwak zenuwgestel hebben. Hierna bereidde ze zich met privélessen voor op het staatsexamen gymnasium, waarvoor ze in 1905 slaagde. Nog datzelfde jaar ging ze rechten studeren in Utrecht. Naast de verplichte vakken volgde ze colleges geschiedenis en filosofie van G.J.P.J. Bolland. In 1907 werd zij praeses van de Utrechtsche Vrouwelijke Studenten Vereeniging (UVSV) en was ze betrokken bij de oprichting van de Utrechtse afdeling van de Nederlandsche Bond voor Vrouwenkiesrecht (NBV). Op 21 juni 1909 haalde zij haar doctoraal examen en op 18 december 1912 promoveerde ze cum laude bij D. Simons op de dissertatie Beschouwingen over de historische grondslagen der tegenwoordige omvorming van het strafbegrip.Na haar promotie solliciteerde Wichmann op diverse functies (o.a. als bibliothecaresse bij de Nederlandse Handelshogeschool in Rotterdam en als onderdirecteur bij het Nederlands Economisch Historisch Archief). Omdat ze nergens werd aangenomen begon ze een eigen advocatenpraktijk, maar dat liep uit op een teleurstelling toen duidelijk werd dat ze de problemen van mensen met schulden niet kon oplossen. Na een tijdelijke baan als adjunct-directrice van de Amsterdamse School voor Maatschappelijk Werk vond ze in maart 1914 een vaste betrekking bij het Centraal Bureau voor de Statistiek en verhuisde naar Den Haag. Ze werd verantwoordelijk voor de criminologische statistiek bij de gerechtelijk-statistische afdeling en in 1916 werd zij bevorderd tot chef van de afdeling. Maatschappelijk engagementClara Wichmann bleef maatschappelijk actief. Aanvankelijk leek haar belangstelling vooral uit te gaan naar het feminisme. Ze zat in het Utrechtse afdelingsbestuur van de NBV totdat het hele bestuur in 1911 opstapte uit onvrede over het landelijk beleid van de Bond: de Utrechtse afdeling wilde ook andere activiteiten ter verbetering van de positie van vrouwen ondernemen dan alleen de kiesrechtstrijd, maar dat mocht niet van het hoofdbestuur. Hiernaast werkte Wichmann mee aan verschillende feministische tijdschriften, was ze betrokken bij de voorbereiding van de grote overzichtstentoonstelling ‘De vrouw 1813-1913’ (zij verzorgde de afdeling ‘statistiek’) en voerde ze tot 1916 het secretariaat van de Vereeniging tot Verbetering van den Maatschappelijken en den Rechtstoestand der Vrouw in Nederland. Uit deze jaren na 1911 dateren ook haar meeste feministische geschriften. Wichmann schreef historische en theoretische verhandelingen over vrouwenarbeid, de vrouwenbeweging, de vrouw in de politiek en het pacifisme, en de vrouw in de wetenschap.Vanaf 1916 verlegde Clara Wichmann haar belangstelling naar een bredere maatschappelijke beweging: die van het christen-socialisme en – later – het anarchosyndicalisme. In het voorjaar van 1916 was ze betrokken bij de oprichting van de Internationale School voor Wijsbegeerte in Amersfoort. Via de vrouwenvredesbeweging kwam zij in aanraking met de revolutionaire antimilitaristische beweging en leerde zo Bart de Ligt kennen, voorman van de Bond van Christen-Socialisten (BCS). Zijzelf was weliswaar geen belijdend christen – ze was onkerkelijk opgevoed – maar de nadruk van de BCS op het antimilitarisme en op de noodzaak van innerlijke verandering van de mens sprak haar aan en in 1917 sloot ze zich aan. Toen de BCS echter in 1919 zijn koers verlegde naar een duidelijker christelijk beleid, zegde Wichmann haar lidmaatschap op. Ze bleef bovendien principieel iedere vorm van wapengeweld afwijzen, een standpunt dat na de Eerste Wereldoorlog niet langer door de BCS werd gehuldigd. Het jaar daarop riepen enkele antimilitaristen alle tegenstanders van wapengeweld op om tot gezamenlijke actie te komen. Deze oproep had de oprichting van de Bond van Religieus Anarcho-Communisten (BRAC) tot resultaat, met De Vrije Communist als eigen orgaan. Clara Wichmann was hier van meet af aan zeer nauw bij betrokken. Ze schreef regelmatig beschouwingen over de geweldloze strijd, de ontaarding van het socialisme en de theorie van het syndicalisme, en voor ledenvergaderingen hield zij lezingen hierover. Verder was zij actief in de Bond van Revolutionair Socialistische Intellectuelen (BRSI), die zij in 1919 met Bart de Ligt en anderen had opgericht. In het Uitvoerend Comité van de BRSI had Clara Wichmann zitting als secretaris.In 1919 was Wichmann een van de oprichters van het Comité van Actie tegen de bestaande opvattingen omtrent Misdaad en Straf (CMS): het ontwerp-manifest waarmee het Comité zich presenteerde was van haar hand. Ook schreef zij stellingen die leidraad werden voor het oprichtingscongres van 21 maart 1920. Daar hield zij haar beroemd geworden lezing over ‘Misdaad, straf en maatschappij’. Zij poneerde de stelling dat misdaad voortkomt uit maatschappelijk onrecht. Veel criminaliteit zou verdwijnen bij rechtvaardiger maatschappelijke verhoudingen. Tevens pleitte zij voor de ontwikkeling van een nieuw rechtsbesef, waarin voor straf geen plaats meer zou zijn. De heersende opvattingen over misdaad en straf noemde zij ‘een schandvlek van achterlijkheid, grofheid, oppervlakkigheid en hardheid’. Tot op zekere hoogte was voor Clara Wichmann het CMS een naoorlogse voortzetting van haar antimilitaristische activiteiten tijdens de oorlog, waarbij zij regelmatig contact had gehad met gedetineerde dienstweigeraars. Zo leerde ze ook haar man kennen, Jonas Benjamin (Jo) Meijer, die een gevangenisstraf van tien maanden uitzat wegens dienstweigering. Na zijn vrijlating woonden ze samen. Ze trouwden pas toen Wichmann zwanger was. Vroege dood en reputatieOp 15 februari 1922 stierf Clara Wichmann, 36 jaar oud, enkele uren na de geboorte van haar dochter Hetty. Jo Meijer (die zich later als tandarts zou vestigen) heeft zich jarenlang gewijd aan het uitgeven van het werk van zijn vrouw. Ook schreef hij een ‘levensschets’ van Wichmann, waarin hij haar een ‘kosmisch humaniste’ noemt: haar engagement was te breed voor het beperkte blikveld dat zovele maatschappelijke bewegingen eigen is. Volgens hem bleef zij altijd oog houden voor het algemene maatschappelijke kader en was haar belangrijkste politieke principe dat het doel nooit de middelen heiligt.Clara Wichmanns beschouwingen en publicaties werden nog lang na haar dood vooral in anarcho-idealistische kring gelezen en haar roem herleefde in de jaren zestig en daarna, toen zowel van een hernieuwd feminisme als van een algemenere kritiek op straftoepassing in het recht sprake was. In 1987 werd een instituut naar haar genoemd dat zich inzette voor de rechtspositie van vrouwen. Het werd weer opgeheven in 2004, toen de subsidie ophield. Sommige activiteiten worden voorgezet door het Proefprocessenfonds Clara Wichmann. De jurisprudentiedatabank is overgenomen door de Vereniging voor Vrouw en Recht ‘Clare Wichmann’. NaslagwerkenAtria; BWN; BWSA.ArchivaliaInternationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam: Archief Clara G. Meijer-Wichmann.Zie ook Smolenaars, Passie voor vrijheid.PublicatiesBehalve het in de tekst genoemde proefschrift:- [met J. van den Bergh van Eysinga-Elias], De vrouw in Nederland voor honderd jaar en thans (Amsterdam 1913).
- [met C.M. Werker-Beaujon en W.H.M. Werker] red., De vrouw, de vrouwenbeweging en het vrouwenvraagstuk: encyclopaedisch handboek, 2 delen (Amsterdam 1914-1918).
- Inleiding tot de philosophie der samenleving (Haarlem 1917).
- De vrouw en de vredesbeweging in verband met de ontwikkeling der wereldbeschouwing (z.pl. 1917).
- Het Russische huwelijks- en familierecht (Amsterdam z.j. [1920]).
- De theorie van het syndicalisme (Amsterdam z.j. [1920]).
- Misdaad, straf en maatschappij (Blaricum 1920).
- Mensch en maatschappij (Arnhem 1923).
- Bevrijding (Arnhem 1923).
- Misdaad, straf en maatschappij (Utrecht 1931).
- Vrouw en maatschappij (Utrecht 1936).
- Jonas Benjamin Meijer, ‘Levensschets’, in: Clara Meijer-Wichmann, Inleiding tot de philosophie der samenleving (Haarlem 1925; 2de druk).
- Henriette Roland Holst-van der Schalk, ‘Clara Meijer-Wichmann herdacht’, in: Clara Meijer-Wichmann, Vrouw en maatschappij (Utrecht 1936) 11-54.
- K. Pit, Clara G. Wichmann (1885-1922). De ontwikkelingen van haar maatschappij-filosofische en politiek-theoretische denkbeelden vanaf 1916 (Hilversum 1984) [doctoraal scriptie afd. geschiedenis, Universiteit Utrecht].
- H. Ariëns e.a., Religieus anarchisme in Nederland tussen 1918 en 1940 (z.pl. [Zwolle] 1984) 55-63.
- De As, Anarcho-Socialisties Tijdschrift 13 (1985) april/juni, 70 [themanummer].
- Clara Wichmann herdenkingsprogramma sept.-okt. 1985. Inl. en tekst K. Pit, voorwoord Hetty Clara Passchier-Meijer (Utrecht 1985).
- Heikelien Verrijn Stuart, ‘De zonde van de gedachteloosheid: Clara Meijer-Wichmann, vurig maar genuanceerd’, Lover 11 (1985) nr. 1, 12-18.
- Ellie Smolenaars, Passie voor vrijheid. Clara Wichmann (1885-1922) (Amsterdam 2005).
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 856
laatst gewijzigd: 01/09/2017
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.