Helena Liefferts aan Constantijn Huygens
onbekend
2816c
Bron: Universiteitsbibliotheek Leiden, Hug 37, Halling-Liefferts, brieven, 10

Transcriptie

Mijnheer,

Mijnheer, ick winste van harten te weete hoe het Mijnheer is, ofte U.Edele noch zijt in goede dysposijci als ick van herten hop, jae daer den almoghende Godt U.Edele lang in ghelyeft te contijnueren. Ick scijnde U.E. hyer de scheren, gelyevet mij toch te perdonnere dat ick dye nyet eer heb best[e]lt, ick hebbe nyet eer geleghenthijt connen vynden. Ick studer daghelijcx in den Cryestelijke rieder, mettertijt sal ick noch een goedt saldat worden onder de banyeren van mijnnen Salijchmaker. Soo ‘t Mijnheer ghelyeft, dynckt eens op eennen jonge leer eynt, want dese grasij is U.Edele van den Heer medegedijlt om ons plompe verstande te doen leeren. Het sal mij ten alderhoxten anghenam zijn een boyxken van U.Edele soete hande ghemacht. Sal nyet mancere onderentusse Godt te bydde U.Edele te geven alle contantement naer syel en libcham blijve soo lang ick leef, Mijnheer, U.L. dinners Helena Liefferts, wedue van den Scholtus Halling.

[Kantlijn:] Mameren, ick en mijn broeder doen haer gebyedenis, wij reckomandere ons seer in U.L. goede gracij. Wij sijn vrindelijck van malcandere geschijde, ten bijde cante wel tevreden.

[Adressering:] An Mijnheer, mijnheer van Suylicom, rydder en raet secretaryus van Sijn Hoghijt à La Haie.

Ga terug naar de briefdetails